Informatieverspreiding tijdens de Nederlandse Opstand
Het beeld van Willem van Oranje was niet altijd even positief. Tijdens de Nederlandse Opstand werd er een niet al te fraai beeld opgehangen van de ‘Vader des Vaderlands’ door middel van verschillende loyalistische pamfletten. Dat beeld werd mede bepaald door een nieuwe vorm van informatieverspreiding in vroegmodern Europa. Dankzij de snelheid waarmee pamfletten gedrukt werden en hun relatief goedkope prijs, kon nieuws op een snelle manier een breed publiek bereiken. De nieuwswaarde die de pamfletten bevatten, ging vaak gepaard met de techniek van persuasie. Daardoor kon het ook de publieke opinie kneden.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat het nieuwe medium werd ingezet als propagandamiddel tijdens de Nederlandse Opstand. Aanvankelijk hadden de opstandelingen de bovenhand in dit medium, omdat noch de Spaanse koning Filips II noch de landvoogd een grootschalige propagandastorm hadden verwacht, laat staan er zich op hadden voorbereid. Loyalistische antwoorden waren pover. Pas onder het gouverneurschap van de landvoogden Don Juan en Alexander Farnese kwam daar verandering in.1 Die antwoorden focusten op één belangrijk thema, namelijk dat Willem van Oranje de oorzaak was van de verdeeldheid in het vaderland. Voor dit artikel daar verder op in gaat, zal het eerst uitleggen hoe de begrippen patria of vaderland het best begrepen kunnen worden in een zestiende-eeuwse context.
Patria en vaderland in de zestiende-eeuwse Nederlanden
Wie in het Woordenboek der Nederlandsche taal zoekt naar de lemmata patria of vaderland, krijgt een reeks aan betekenissen en varianten voorgeschoteld, waaronder…
“…het land waar men geboren en getogen is; het land van den Hemelschen vader, de hemel; geboorteplaats; gewest, land of staat waar iemands voorvaderen leefden”.2
Het is duidelijk dat beide begrippen vele ladingen dekken. Dat wil echter niet zeggen dat het onmogelijk is te achterhalen welke invulling de zestiende-eeuwer eraan gaf.
De beste manier om dat te doen, is misschien om de zestiende-eeuwse ‘Nederlander’ zelf aan het woord te laten. De meest algemene betekenis van het begrip patria werd in 1567 door de auteur van het Dictionarium Tetraglotton beschreven:
“Eens ieghelics landt, Vaderlandt, de stede, het dorp, ghehucht of ander plaetse daermen gheboren is.”
Met patria duidden de zestiende-eeuwse inwoners van de Nederlanden in de meeste gevallen dus een begrensd gebied af. Daarnaast hanteerden ze het begrip ook voor een groter gebied, vaak bestaande uit een geheel van gewesten.3
Desondanks werd de intensiteit en reikwijdte van het vaderlandsgevoel in de late vijftiende en vroege zestiende eeuw in hoge mate bepaald door persoonlijke belangen en bezigheden. Die konden beperkt blijven tot de eigen stad of streek, maar konden ook het gewestelijk niveau overstijgen – bijvoorbeeld bij een dynastie of adel. Daarnaast was het vaderlandsgevoel ook afhankelijk van afstand en perspectief, waarbij de invulling eraan doorgaans groter werd naarmate iemand zich er verder van verwijderde. Toch blijkt dat het niet gemakkelijk is om een eenduidige definitie te geven aan de begrippen patria en vaderland voor de zestiende-eeuwse Nederlanden. De historici Simon Groenveld en Alastair Duke hebben dit vraagstuk nader onderzocht.
Beide historici stelden dat de verschillende groepen binnen de Nederlanden elkaar vonden tijdens de Opstand, doordat het een gevoel van eenheid had gebracht onder de opstandelingen. Daardoor werden de afzonderlijke redenen voor verzet naar de achtergrond verbannen. Groenveld meende echter dat dit maar voor een beperkt groepje Nederlanders gold: alleen bij de mensen die het gewest als vaderland beschouwden, zorgde de Opstand voor een oppervlakkig vaderlandsbeeld en eenheidsbesef, dat vlak voor het intreden van het Bestand van 1609 verdwenen was. Als er al een beeld van een gemeenschappelijk vaderland aanwezig was, dan was dat enkel bij een kleine groep.4
Duke was een iets andere kijk toegedaan. Hij meende dat er wel een gemeenschappelijk vaderlandsbeeld was ontstaan tijdens de zestiende eeuw. Belangrijk daarin waren de Transactie van Augsburg van 1548 en de Pragmatieke Sanctie van 1549. Door deze regelingen werden de Zeventien Provinciën de facto een staatkundig geheel, los van het Heilig Roomse Rijk, en zouden voortaan als een geheel overgeërfd worden.
Dat beeld van staatkundige eenheid werd in de tweede helft van de zestiende eeuw door allerlei drukwerk ondersteund. Het feit dat dus het meeste drukwerk, zoals pamfletten en prenten, relatief goedkoop was, maakte het toegankelijk voor een grote groep mensen en kneedde de publieke opinie. Dat beïnvloedde op zijn beurt de identificatie met een gemeenschappelijk vaderland, dat ontstond vanaf de late jaren 1570. Toch benadrukte Duke ook dat het beeld van het vaderland door externe factoren steeds meer verbrokkelde. Een belangrijke gebeurtenis daarin was de val van Antwerpen uit 1585, waarna het beeld steeds meer een regionale invulling kreeg.5 Zoals gezegd was Willem van Oranje vooral het mikpunt in de verschillende loyalistische drukken op het einde van de jaren 1570. Maar wat moet daar nu net onder verstaan worden?
Willem van Oranje als mikpunt (1579-1580)
1 – De opkomst van loyalistische drukken
Willem van Oranje was de oorzaak van de troebelen en de verdeeldheid in de zestiende-eeuwse Nederlanden, althans zo moest blijken uit de vele gedrukte pamfletten. In de beginjaren van de Nederlandse Opstand slaagden landvoogd en koning er niet in een vuist te maken tegen de grootschalige propagandastorm.6 Pas onder het gouverneurschap van Don Juan en Alexander Farnese begon de pamfletproductie vanuit de Franstalige gewesten echt op gang te komen. De eerste jaren van het gouverneurschap van Farnese brachten een toestroom van drukwerk, vaak pamfletten, uit de Franstalige gewesten met zich mee.7
De drukken concentreerden zich rondom één belangrijk thema, namelijk het verwijzen naar Willem van Oranje als de oorzaak van de troebelen en de verdeeldheid waarin de Nederlanden zich nu al sinds jaren bevonden. Oranje had de inwoners van de Nederlanden misleid en gebruikt om zijn eigen doelen te verwezenlijken, vaak op een tirannieke manier.
Het mag geen verrassing heten dat juist rond de tijd waarin Farnese bezig was met het opstellen van de Ban, er vele werken tot stand kwamen waarin Oranje werd genoemd als oorzaak van alle troebelen die de Nederlanden tot dan toe gekend hadden. In 1580 vaardigde Filips II een bandedict uit waarin Oranje vogelvrij werd verklaard.8 In het Banedict werd Oranje over dezelfde kam geschoren als de radicale calvinisten terwijl hij in werkelijkheid toch had geprobeerd om een gematigder koers te varen en ervoor te zorgen dat religie niet als struikelblok zou worden ervaren. Ondanks die inspanning zorgde het drukwerk er toch voor dat de lezers er bewust van werden gemaakt dat als de katholieken niets zouden doen tegen de politiek van Oranje en diens medestanders, hen de vervolging en uiteindelijk de dood zou wachten. Het was ook niet de eerste keer dat er aanvallen op katholieken hadden plaatsgevonden. Toen de watergeuzen in 1572 Den Briel innamen, werden negentien monniken vermoord, iets wat totaal onaanvaardbaar was volgens verschillende drukken. De moord werd door de auteurs als aansporing aangehaald om Oranje niet te vertrouwen.9
2 – De prins van Oranje is de oorzaak
Enkel zonder Oranje konden de katholieken een voorspoedige toekomst tegemoet gaan, meenden vele pamfletschrijvers. Het anonieme pamflet Lettre d’vn gentilhomme, vray patriot omschreef Oranje als…
“…autheur, conseillier & directeur de toutes les desbordées insolences”. (‘Auteur, adviseur en beheerder van alle onbeschoftheid’)10
De auteur stelde de Opstand dus voor als een privéonderneming van Oranje, waar enkel hij voordeel uithaalde. Sinds de Pacificatie had hij geen eed meer gehouden. Adel, recht en godsdienst had hij ontwricht.11 Oranje verving stadsmagistraten door vertrouwelingen en zorgde ervoor dat het calvinistische regime gevaarlijker werd dan de Spaanse inquisitie, aldus de auteur.12
Volgens een ander pamflet kon Oranje fataal zijn voor het voortbestaan van “le Pays Bas” want volgens de auteur had hij als doel steden, dorpen en kerken te verwoesten. Hij loog, bedroog, brak de eenheid en was, kort gezegd, een ware tiran. Filips II was de enige oplossing voor de troebelen in de Nederlanden. Het pamflet verwees daarnaast ook naar de Spaanse Furie in Mechelen en hoe die de schuld was geweest van Oranje en zijn troepen: zij hadden de inwoners onvoldoende beschermd tegen de Spaanse troepen en daarmee uiteindelijk de bevolking van de stad ten prooi laten vallen aan hen. Oranje viel dus niet te vertrouwen en dat maakte de auteur met zijn uitgesproken meningen duidelijk.13
De aanklachten tegen Oranje schilderden hem echter niet alleen af als ketter, leugenaar of eenheidsbreker. Hij was het ook die voortdurend vreemde troepen naar het land haalde en daarmee de afspraken van de Pacificatie van Gent schond. Zo bracht hij Engelse en Schotse troepen in het land die voor zijn zaak zouden vechten. Daarmee gaf hij de Spaanse troepen een reden om in de Nederlanden te blijven, iets wat onaanvaardbaar was verklaard met het Verdrag van Atrecht. Pamfletten als Le retour de la concorde en het Discovrs veritable hanteerden dezelfde redeneringen.14 Al zijn daden pasten op die manier in een verborgen agenda: Oranje was niet te vertrouwen.
De vele verwijten aan het adres van Oranje zorgden ervoor dat een eigen woordenschat ontstond om de daden van de ‘rebellen’, en in het bijzonder van Oranje, aan te duiden. Het gezamenlijke onderwerp van alle pamfletten was dat Oranje de inwoners van het land bedroog en de verdeeldheid binnen het vaderland bracht. Auteurs uit de Franstalige gewesten schreven daarom om de echte plannen van Oranje te onthullen, zodat de Staten-Generaal hun ogen zouden openen. Oranje was een bedrieger, een sluwe vos, een meester in het misleiden en een hypocriet. Op die manier trachtten de pamfletten aan te tonen dat hij geen van zijn beloftes betreffende de vrijheid en het handhaven van de oude privileges wilde nakomen, zodat hij en zijn volgers zelf schuldig waren aan gruwelijke misdaden en tirannie.
In die optiek bleek het toch niet zo slecht te zijn om terug te keren onder het heerschappij Filips II, iets dat de eenheid van de Nederlanden enkel ten goede zou komen. Belangrijk was dat door de voortdurende herhaling, de lezer het argument steeds meer ervoer als de waarheid.15 Tegelijkertijd presenteerden de auteurs van de Franstalige gewesten zich als echte patriotten die streden voor het welzijn van het vaderland, terwijl Oranje en de ‘rebellen’ valse patriotten waren met een verborgen agenda. Drukwerk maakte de lezer ervan bewust dat Oranje zelf een buitenlander was die monarchale belangen nastreefde.
Le renart decovvert was waarschijnlijk één van de populairste pamfletten.16 Het stelde dat de prins de Nederlanden als geheel wilde usurperen en zelf als monarch aantreden.17 Hij was een “fleau infernal”, “renart diabolic”, “sourse de peste” en de auteur van alle troebelen in de Nederlanden, zelfs van de Spaanse Furie.18 Oranje had zijn tirannie aan Holland opgelegd en dat had het zelf niet door. Het lag in het doel van de auteur om Oranje te ontmaskeren als een tiran en een zaaier van tweedracht. Daarom zouden Holland en de andere Staten zich moeten verzoenen met de koning, waarna ze een generaal pardon konden verwachten. Daardoor zouden de eenheid en rust binnen de Nederlanden zich kunnen herstellen. Wederom stond een algemene eenheid en verzoening in het voordeel van het vaderland voorop.
4 – De hertog van Alva als verzoener
Op 6 oktober 1580 stuurde Farnese zelf een brief naar ‘opstandige’ gewesten, en meer bepaald naar Brussel. De brief werd al snel in pamfletvorm gedrukt en uitgegeven als propagandamiddel. Het was de eerste keer dat de landvoogd zijn expliciete mening gaf over Oranje en de situatie in de Nederlanden. Reeds vrij snel bleek de toon in de brief gezet. Brussel, en breder genomen Brabant, was door de ‘rebellen’ ingenomen en vernietigd. Oranje was daar schuldig aan. Hij wilde het rooms-katholicisme niet aanvaarden en wierp zich op als de natuurlijke heerser van de Nederlanden. Daarenboven was hij een ketterse vreemdeling van oorsprong die…
“contre vos anchiens priuileges, droix, coustumes & vsances louables”19 “tegen uw oude bevoegdheden, wetten, gewoontes en lovenswaardige tradities”.
…was gekeerd en de Nederlanden verdeelde. De oplossing die de landvoogd naar voren schoof was dan ook simpel: verzoen jullie met de koning, zoals de Staten te Atrecht hadden gedaan en verwerp “ce tiran estranger, rebelle & ennemy de Dieu, de vostre Roy, & de tous bons”. Filips II zou alle privileges waarborgen zoals onder de regering van diens vader Karel V het geval was geweest. De Pacificatie van Gent en het Eeuwig Edict zou hij ratificeren en samen zouden ze Oranje verdrijven. Hij maakte slechts misbruik van het onheil en de verwarring in de Nederlanden. De overeenkomst van terminologie met vorige werken is treffend.20
Opnieuw trachtte Farnese samen met zijn spindoctors zichzelf te presenteren als een verzoenend figuur. Dat beeld zou hij bij de reconciliatieverdragen van midden jaren 1580 ook proberen op te hangen. Er zijn echter wel twee belangrijke opmerkingen. Ten eerste was de brief gericht aan de stad Brussel en niet aan de Staten-Generaal. Was dat een manier om potentiële malcontenten los te weken zoals hij eerder had gedaan in bepaalde Franstalige gewesten? Het kan een mogelijke verklaring zijn. Ook lag Brussel dicht bij de gereconcilieerde gebieden en was het een belangrijke plaats. Daarom besloot Farnese na de val van Brussel met de regering daar naartoe te verhuizen. De tweede opmerking is dat de woordenschat die de landvoogd hanteerde in de brief, sterk overeenkwam met het reeds gepubliceerde anti-orangistische drukwerk en met dat van de Ban. Er mag dus geen twijfel bestaan dat Farnese kennis had van de desbetreffende werken. Waarschijnlijk was hij dus wel op een zekere manier betrokken, zij het misschien passief.21
Uit de anti-orangistische werken blijkt dat hoewel geen van beide partijen bereid was toegevingen te doen en dat discussies vaak blokkeerden op de interpretatie van de Pacificatie, er toch een zekere tendens was naar het wederom verenigen van het gehele vaderland. Door Oranje centraal te plaatsen in de argumentatie van de drukken, verschoof de schuld van de niet-loyalistische gewesten naar hem. Oranje, zo werd beweerd, zaaide tweedracht; Oranje trof schuld voor de burgeroorlog waarin ze zich bevonden; Oranje was een buitenlander die monarchale belangen nastreefde. Telkens opnieuw bleek dat de rode draad. De drukken lieten echter geen breuk zien. Het streven naar eenheid binnen de Nederlanden was het doel dat de Franstalige gewesten trachtten te bereiken, maar in zekere zin ook dat van de Nederlandstalig gewesten. Holland en Zeeland waren vaak in de argumentatie van de drukken uit de Franstalige gewesten het slachtoffer geweest van Oranjes bedrog. De permanente verwijdering van de ‘Vader des Vaderlands’ was dan ook de enige remedie voor het welzijn en eendracht van de Nederlanden, het vaderland.
Artikel is gebaseerd op de scriptie van de auteur, getiteld ‘Van eenheid tot vervreemding? – Het patriabeeld in het drukwerk van de Franstalige gewesten tijdens de Nederlandse Opstand (1579-1609)’
Overzicht van boeken over de Tachtigjarige Oorlog
Noten ▼
2 – Niek C.F. van Sas, ‘Het begrip “vaderland”. Ter inleiding’ in: Niek C.F. van Sas ed., Vaderland. Een geschiedenis van de vijftiende eeuw tot 1940 (Amsterdam 1999) 1-2.
3 – Simon Groenveld, ‘“Natie” en “patria” bij zestiende-eeuwse Nederlanders’, in: Niek C.F. van Sas ed., Vaderland. Een geschiedenis van de vijftiende eeuw tot 1940 (Amsterdam 1999), 59.
4 – Simon Groenveld, ‘Natie en nationaal gevoel in de zestiende-eeuwse Nederlanden’, Nederland Archievenblad, 84 (1980), 382-383; Groenveld, ‘“Natie” en “patria” bij zestiende-eeuwse Nederlanders’, 55, 68-74.
5 – Alastair Duke, ‘Dissendent propaganda and political organization at the outbreak of the revolt of the Netherlands’ in: Philip Benedict e.a. ed., Reformation, revolt and civil war in France and the Netherlands 1555-1585 (Amsterdam 1999), 115-118 en Alastair Duke, ‘In defence of the common fatherland. Patriotism and liberty in the Low Countries, 1555-1576’ in: Robert Stein en Judith Pollmann ed., Networks, regions and nations: shaping identities in the Low Countries, 1300-1650 (Leiden 2009), 238-239.
6 – Onder andere Willem van Oranje gebruikte propagandabrieven om anti-Spaanse gevoelens te stimuleren. In vele brieven, gericht aan de steden die zich nog niet bij hem hadden aangesloten, beschreef Oranje uitgebreid de verraderlijkheid en wreedheid van de Spaanse soldaten. Waren de Spanjaarden niet altijd al de natuurlijke vijanden van de Nederlanden geweest? Ze waren slechts uit op het geld en het bloed van de inwoners van de gewesten, aldus Oranje. Hij waarschuwde bovendien dat de steden ten prooi zouden vallen aan de wreedheid van de Spanjaarden, tenzij ze zich aan de kant van de opstandelingen schaarden. Om te garanderen dat zoveel mogelijk mensen in contact zouden komen met de propagandabrieven, werden ze aan verschillende personen gestuurd, gekopieerd, door sympathisanten aan publieke gebouwen gehangen en mondeling verder verspreid. Voor meer informatie: Femke Deen, ‘De propaganda van Willem van Oranje’, Historisch Nieuwsblad, website Historisch Nieuwsblad, https://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/29474/de-propaganda-van-willem-van-oranje.html.
7 – Hubert Meeus, ‘Printing in the shadow of a metropolis’, in: Benito R. Costas ed., Print culture and peripheries in early modern Europe (Leiden/Boston 2013), 161; Charles Piérard, Imprimés à Mons. Fac-similés de la Kakogeitnia de Libert Houthem et du Renart decouvert attribué à Jean Richardot sortis des presses de Rutger Velpius, en 1580 (Bergen 1966), 47-48; Robert Wellens, ‘VELPEN’, Biographie Nationale, XII (Brussel 1977), 800.
8 – Ban et edict en forme de proscription fait par la Maieste du Roy nostre Sire à lencontre de Guillame de Nassau, Prince d’Oranges, comme chef & perturbateur l’estat de la Chrestienté ; & speciallement de ces pays bas : Par lequel chacun est authorisé de l’offenser & oster du monde, comme peste publicque, avec pris à qui le fera & y assistera, a Dovay, chez Iean Bogard, 1580, Sommaire et substance du ban et proscription contre Guillamme de Nassau Prince d’Oranges, Mons, chez Rutger Velpius, 1580; L. Crepin, ‘Impressions faites par Jean Bogard pour le gouvernement espagnol en 1580’, Souvenirs de la Flandre walonne 1 (1881), 116-118.
9 – Monica Stensland, Habsburg communication in the Dutch Revolt (Amsterdam studies in the Dutch Golden Age, 9) (Amsterdam 2012), 91-92; Monica Stensland, ‘Not as bad as all that: the strategies and effectiveness of loyalist propaganda in the early years of Alexander Farnese’s governorship’, Dutch Crossing 31 (2007), 93-97.
10 – ‘Auteur, adviseur en beheerder van alle onbeschoftheid’
11 – Lettre d’vn gentilhomme, vray patriot, a messieurs les Estatz Generaulx assemblez en la Ville d’Anvers, s.l., 1579, A3-A4.
12 – Ibidem, A2, B1.
13 – Lettre d’vn gentilhomme, B2-B3.
14 – Le retour de la concorde avx Pays Bas. Par le retour de Madame, a Mons en Hainault, chez Rutger Velpius, 1580, A3, B2; Discovrs veritable tovchant plvsievrs affaires d’estat, pour la ivstification des bons et fideles svbiectz de sa maieste catholiqve, a Dovay, de l’imprimerie de Iean Bogard, 1580, B4-B5.
15 – Stensland, Habsburg communication, 95; Stensland, ‘Not as bad as all that’, 99-100.
16 – Le renart decovvert, a Mons en Hainault, chez Rutger Velpius, 1580.
17 – Hugo De Schepper, “Belgium dat is Nederlandt”. Identiteiten en identiteitsbesef in de Lage Landen, 1200-1800. Epiloog: Koninkrijk der Nederlanden, 1815-1830 (Breda 2014), 23; Hugo De Schepper, ‘Belgium nostrum’ 1500-1650. Over intergratie en desintegratie van het Nederland (Antwerpen 1987), 6-8; Duke, ‘The elusive Netherlands’, 20-22, 36-38.
18 – Le renart decovvert, A3, B1, C2-C3.
19 – “tegen uw oude bevoegdheden, wetten, gewoontes en lovenswaardige tradities”.
20 – Lettres de monseigneur le prince de Parme, Plaisance, &c. lieutenãt, gouuerneur, & capitaine. general pour le roy, en ses pays d’embas, addressantes aux bourguemaistres, escheuins, conseil, ghuldes, & bourgeois manans & habitans de la ville de Bruxelles. Par lesquelles son Excellence leur presente la grace de sa Maieste moyennent leur reconciliation, A Mons en Haynault, chez Rutgher Velpius, 1580.
21 – Pieter A.M. Geurts, De Nederlandse Opstand in de pamfletten 1566-1584 (Nijmegen 1956), 100-102; Craig Harline, Pamphlets, printing and political culture in the Early Dutch Republic (Dordrecht 1987), 46; Stensland, Habsburg communication, 93-96.