In de jaren 1914-1945 ontwikkelden alle grensgebieden in Europa zich tot brandhaarden. na de Tweede Wereldoorlog klonk overal de roep: “Dit nooit weer!” De soevereiniteit van individuele landen moet gerespecteerd worden en blijven, dat werd het Europees-politieke uitgangspunt. Maar blijft het eigenlijk wel vrede in Europa, zo vraagt de Amerikaanse politiek filosoof George Friedman zich af in Brandhaarden. De komende crises in Europa (Uitgeverij Unieboek|Het Spectrum, 2015). Want vanuit historische perspectief gezien broeit er van alles onder de oppervlakte.
George Friedman (Austin, Texas) is oprichter van STRATFOR, de meest toonaangevende particuliere inlichtingendienst ter wereld. Hij schreef meerdere boeken, waaronder de New York Times’ bestellers The Next Decade en The Next 100 Years. Centraal in zijn nieuwe boek Brandhaarden staat de vraag of Europa echt veranderd is na de Tweede Wereldoorlog en een periode van vrede tegemoet gaat, of dat er kans is dat er conflicten ontstaan op het continent. En wat zijn dan de potentiële brandhaarden?
Deze hoofdvraag is natuurlijk een toekomstvraag. Maar Friedman probeert een antwoord te vinden door de keuze voor een min of meer historische invalshoek. Zijn boek is opgebouwd uit drie delen. Het eerste deel gaat over de ontwikkeling van Europa vanaf de Middeleeuwen tot het begin van de twintigste eeuw. Hierbij staat de vraag centraal hoe Europa kon uitgroeien tot het centrum van de wereld. Vervolgens komen de ‘eenendertig jaren’ aan bod waarin beide wereldoorlogen vielen, 1914-1945, evenals de Europese integratie tijdens de Koude Oorlog. Ten slotte behandelt Friedman de brandhaarden en potentieel gevaarlijke gebieden en kwesties in Europa vanaf de jaren 1990 tot heden.
Deel I: Europa in het wereldcentrum
De machtspositie die Europa van de Middeleeuwen tot het begin van de twintigste eeuw opbouwde, staat centraal in het eerste deel. Hier behandelt Friedman in krap 90 pagina’s – vrij kort voor zo’n lange periode en ingewikkelde materie – de grenzen die het christendom en de islam trokken, het Europees kolonialisme en de wetenschappelijke revolutie. Ook komen hier factoren aan bod die leidden tot versplintering, zoals de Reformatie, de wetenschappelijke revolutie cq. Verlichting die het christendom tot wankelen brachten, en revoluties.
Het gaat allemaal wat snel in dit deel. Friedman stapt met zevenmijlslaarzen door de Europese geschiedenis en reduceert deze tot wat hij ‘de drie grote schokken’ noemt:
“De drie grote schokken voor de Europese cultuur, veroorzaakt door Copernicus, Columbus en Luther, vernietigden uiteindelijk het Europese wereldbeeld, waardoor Europa en vervolgens de hele mensheid bevrijd werden en één mondiale cultuur ontstond. De grootste verandering was dat de mens in het middelpunt van het heelal werd geplaatst. (…) Uiteindelijk was de triomf van het individu in tegenspraak met zijn behoefte aan een gemeenschap. De gemeenschap moest opnieuw worden uitgevonden en de mensen moesten worden overgehaald om eraan deel te nemen.” (90,91)
In deze reductionistische opmaat naar de grote conflicten vanaf 1914, lezen we weinig tot niets over de meest cruciale staatkundige ontwikkelingen (zoals de laatmiddeleeuwse centralisatie in Europa, de Franse Revolutie of het ontstaan van het Duitse keizerrijk in 1871), Industriële Revolutie – uitmondend in auto’s, telefonie, vliegtuigen, etc. – of, laten we zeggen, godsdienstoorlogen en de massale emigratie vanuit Europa naar de Verenigde Staten. Wie de vraag stelt waarom juist Europa het centrum van de wereld werd tussen ruwweg 1500 en 1914, mag dit soort thema’s mijns inziens niet onbesproken laten.
Deel II: Eenendertig jaar
In het tweede deel staan beide wereldoorlogen centraal, het tijdvak 1914-1945 dat Friedman abusievelijk ‘de eenendertig jaar’ noemt, want welgeteld waren het er tweeëndertig. Maar dat terzijde. In dit deel vertelt Friedman het verhaal van de destructie die Europa in de jaren 1914-1918 en 1939-1945 veranderde, waarbij natuurlijk de Holocaust een centrale rol speelde. In wat tegenstrijdige bewoording stelt Friedman, zelf van Joodse komaf, hier onder meer het volgende:
“Hoezeer mijn familie ook heeft geleden onder de Holocaust, een andere natie in de positie van Duitsland zou misschien niet hetzelfde tot Auschwitz leidende wereldbeeld hebben ontwikkeld, maar een ander met vergelijkbare uitkomst, misschien met andere slachtoffers, misschien ook niet.” (120)
Een zin als deze verraadt de a-historische aanpak van Friedman. Niet alleen is het volstrekt speculatief om ervan uit te gaan dat een oorlog onvermijdelijk was en dat een ander land wel tot massavernietiging zou overgaan als Duitsland dat niet had gedaan, ook negeert Friedman hier belangrijke facetten uit de Duitse geschiedenis die verklaren dat het juist in dit land misging. Zoals de late totstandkoming van Duitsland (1871), waardoor zij weinig koloniën had, wat in combinatie met een sterk nationalisme tot een minderwaardigheidsgevoel leidde, maar ook de centrale positie van Duitsland in Midden-Europa (Mittellager), wat de overtuiging versterkte dat het land ingesloten was (Einkreisung) door grote mogendheden en dus potentiële vijanden als Rusland en Frankrijk. Kort gezegd: de historische nuance ontbreekt hier, maar ook op andere plekken, bij Friedman.
Deel III: potentiële brandhaarden
De huidige brandhaarden in Europa liggen langs de grenzen van de Europese Unie, en – hoewel de Koude Oorlog voorbij is – in Oost-Europa. Friedman merkt met name de Russische grensgebieden aan als potentiële brandhaarden:
“Op het ogenblik liggen de brandhaarden aan de grens van de Europese Unie, maar die Unie is zelf aan het vergruizelen. Er zijn eigenlijk vier Europese Unies. Er zijn de Duitstalige staten (Duitsland en Oostenrijk), overig Noord-Europa, de mediterrane landen en de landen in het grensgebied. Deze laatste worden geconfronteerd met de hernieuwde inlijving door Rusland. De Zuid-Europeanen worden geconfronteerd met een massale werkloosheid, die in sommige gevallen groter is dan in Amerika tijdens de Grote Depressie. De Noord-Europese staten doen het beter, maar geen van alle zo goed als de Duitsers.” (345)
Verwacht Friedman een uitslaande brand in Europa? Hij sluit het niet uit. Er zijn namelijk brandhaarden voldoende. En, aldus Friedman, het is waanzinnig om te denken dat Europa – niet meer het centrum van de wereld – voortaan zijn problemen oplost zonder de wapens ter hand te nemen. Dat heeft de Bosnische Oorlog (1992-1995) wel bewezen.
Boek: Brandhaarden de komende crises in Europa – George Friedman