Wat dacht je van rijpe tomaten, waterkruiken of drukbellen? Van extreem grote voorgevels ('ballonnen', 'kniewappers' of 'buffers') tot nauwelijks waarneembare stipjes ('drukbellen' en 'muggenbeten'), je vindt ze allemaal!
Willem-Alexander is duidelijk een kind van de jaren zestig want dat waren de hoogtijdagen van Joris Driepinter, een personage dat verscheen in reclamefilmpjes voor melk.
In 1765 maakte schoolmeester Roelof Kraals een prachtige plattegrond van de hele Elisabethskerk te Grave, die nog steeds bij het BHIC in Grave is opgeslagen.
Het zijn kleine briefjes, bijna niet meer dan kattebelletjes maar de inhoud is indrukwekkend.
Wanneer je in de jaren dertig De Echo, een lokale krant in het Land van Cuijk opensloeg, viel je oog meteen op een spannende tekening in de linker bovenhoek. Wat deed dat rare tovermannetje daar?
“Ben ik nou degene die zo slim is of ben jij zo dom?” Zo, deze uitspraak is al bijna twintig jaar oud en toch weet vrijwel iedereen over wie het gaat: Louis van Gaal.
Nederland was de afgelopen weken in de ban van een agressieve oehoe, die nietsvermoedende slachtoffers maakte in de omgeving van Purmerend. Er vond een heuse klopjacht plaats op de angstaanjagende uil, die de (overigens diervriendelijke) lang wist te ontwijken. In het verleden werd groter geschut ingezet om ‘schadelijk ongedierte’ bij de kladden te vatten.
10 juni 1805, tussen 8 en 9 uur 's avonds. Draaideurcrimineel Jean le Boul weet op mysterieuze wijze te ontsnappen uit de beruchte gevangentoren te Breda. In het torentje worden de volgende ochtend de cipier en zijn vrouw gevonden, in koelen bloede vermoord.
Dit achterkleinkind van dé Hugo de Groot en één van de vele Hugo’s uit dit adellijk geslacht is met enige regelmaat terug te vinden in de Raad van Brabant.
De Raad van Brabant had niet alleen rechtsprekende taken, maar was ook betrokken bij het toezicht op overheidsfunctionarissen. In dit geval op de overspelige en frauduleuze dominee Matheus Knaaps.
De arme Johannes Ermers is via Den Bosch, Amiens en Mainz terechtgekomen in een lange mars door Duitsland en Polen.
Zoals we van Johannes gewend zijn, begint hij zijn brief, die deze keer aan de pastoor van Wanroij gericht is, met een opsomming van prachtige kerken en missen die hij heeft bijgewoond.
Begin negentiende eeuw moesten vele Hollandse jongemannen het ontzien. Zij werden zonder pardon ingelijfd bij het grote Napoleontische leger, dat in 1812 bestond uit ruim 600.000 man.