Iedereen kent de vraag “wat eten wij vandaag” En het antwoord is meestal: “een soepje, aardappelen, vlees en groente en een toetje”. De werkelijkheid is vaak grappiger. Want ook al staan wij er niet bij stil, met een bintje, een chateaubriand met bismarckgarnituur en een pêche melba verorberen wij in feite een bord met beroemdheden.
In deze rubriek worden de achtergrondverhalen van diverse culinaire woordmakers beschreven.
César de Choiseul, graaf van Plessis-Praslin en de pralines
Een praline is een stuk zoetigheid met een chocoladelaagje omringd, dat verschillende vullingen kan hebben. Het meest gebruikelijk is een vulling op basis van noten, praliné, of op basis van room. Andere mogelijkheden zijn marsepein, noga of gedroogd fruit. Soms zijn pralines gevuld met sterke drank, met name likeur. De praline is een specialiteit van België en in het bijzonder de stad Brussel.
Deze lekkernij hebben wij te danken aan de oplettendheid van de kok Lassagne. In het woord is nog de titel te herkennen van zijn werkgever César de Choiseul, graaf van Plessis-Praslin. Deze Franse maarschalk (1598-1675) had uiteraard het nodige keukenpersoneel en toen Lassagne op een keer een koksjongen zag knabbelen aan een amandel met een restje karamel, kreeg hij het idee om hele amandelen te laten koken in suiker. De zo verkregen snoepjes waren zo lekker, dat de graaf ze zelfs strategisch ging gebruiken. Als minister van Lodewijk XIII en Lodewijk XIV merkte hij namelijk dat de heren gemakkelijker te bepraten waren, wanneer ze ondertussen op pralines konden knabbelen.
Lassagne verliet zijn werkgever uiteindelijk en stichtte in 1630 in Montargis het “Maison de la Praline” dat nog steeds bestaat.