Dark
Light

De Duits-Duitse mensenhandel 1963-1989

Moreel faillissement of humanitaire geste?
19 minuten leestijd
De eerste vier gevangenen werden in oktober 1963 overgedragen op S-Bahnhof Friedrichstrasse
De eerste vier gevangenen werden in oktober 1963 overgedragen op S-Bahnhof Friedrichstrasse (Bundesarchiv, Bild 183-1990-0403-310 / Franke, Klaus / CC-BY-SA 3.0)

Tussen 1963 en 1989 kocht de Bondsrepubliek Duitsland (BRD) in totaal 33.755 politieke gevangenen als handelswaar uit de Duitse Democratische Republiek (DDR) vrij. Dit trof vooral mensen die in DDR-gevangenissen zaten wegens afwijkende meningen of omdat ze wilden ontsnappen of hielpen bij ontsnappingen. Beide partijen probeerden geheimhouding te bewaren. Voor de DDR was het binnenhalen van vreemde valuta een goede gelegenheid om de economische problemen enigszins te verlichten. De Bondsrepubliek zag het vrijkopen als een humanitaire taak.

De DDR ontving leveringen van goederen en vreemde valuta en omschreef het als een “speciale deal”, terwijl de Bondsrepubliek sprak van “speciale inspanningen op humanitair gebied”. Miljarden West-Duitse Marken gingen richting Oosten over de toonbank. In dit artikel een reconstructie van deze mensenhandel.

De economie van de DDR

Het zag er nog zo mooi uit op 7 oktober 1989. Bedwelmende beelden. De bejaarde bazen van de Socialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) waren maar wat trots op de parades, de zingende jeugd met fakkels tussen vaandels en vooral op de politieke ambtsdragers uit de socialistische broederlanden. De DDR vierde haar veertigjarig bestaan. De SED probeerde nog de illusie te wekken van een gezond en trots land dat vol zelfvertrouwen de toekomst inkeek.

Volledig buiten de werkelijkheid levend verklaarde Erich Honecker tijdens die viering nog steeds vast overtuigd te zijn van de overwinning van het socialisme in de DDR: “Den Sozialismus in seinem Lauf, halten weder Ochs noch Esel auf” riep hij enthousiast. Duizenden landgenoten verlieten onder zijn ogen inmiddels het land. Hoe wereldvreemd de SED-leiding was blijkt ook uit een verslag van een bespreking op het Stasi-hoofdkwartier op 31 augustus 1989. De Tageszeitung van 14 maart 1990 citeerde Mielke, de machtige chef van het Ministerie voor Staatsveiligheid (Stasi):

“Der Sozialismus ist so gut; da verlangen sie immer mehr und mehr.”

In werkelijkheid was het fundament onder de DDR reeds zo rot als een mispel.

Met verworvenheden als volledige werkgelegenheid, gratis medische zorg en lage huren, maakte de SED goede sier. Maar uiteindelijk werden ze steeds minder financieel levensvatbaar. Begin jaren tachtig stond de DDR al voor de ineenstorting. Erich Honecker, de secretaris-generaal van de SED hield halsstarrig vol in zijn politiek van ongebreidelde subsidies uit angst dat de bevolking de “verworvenheden” zou verliezen en onrustig zou worden.

Willi Stoph
Willi Stoph (Bundesarchiv, Bild 183-R0430-0305A / CC-BY-SA 3.0)
In juni 1982 verklaarde premier Willi Stoph in het Politburo dat de sociale uitkeringen van de DDR niet langer konden worden gefinancierd en eiste als gevolg daarvan “drastische maatregelen” in het sociaal en economisch beleid. Honecker dacht daar toch wat anders over: “De woorden over drastische maatregelen willen we hier nooit meer horen.” Het Politbureau deed hem dat ​​plezier. Het sprak eind oktober 1989 voor het eerst openlijk over de sombere staatsfinanciën van de DDR, een paar weken nadat Honecker was afgezet.

ln de DDR was er geen vrije markteconomie, de staat besliste over de productie, de productiemiddelen, de prijzen en de lonen. Gevolg was een gebrek aan concurrentie, aan economische efficiëntie en aan kwaliteit en innovaties. De DDR-economie was internationaal nauwelijks concurrerend. De hoeveelheid werk die nodig was om vergelijkbare producten te produceren was in de DDR aanzienlijk hoger dan in het Westen. Zelfs langere werktijden konden dit niet compenseren.

De economische kracht van de DDR nam gestaag af. In 1989 was een groot deel van de industriële productieapparatuur eigenlijk schroot. Zeventig procent van de mechanische systemen in de bouwsector was klaar voor de sloop. Het werken met versleten machines had gevolgen voor de kwaliteit van het gefabriceerde. De producten waren vaak niet concurrerend en vanwege de slechte kwaliteit waren ze bijna onverkoopbaar. De poging bijvoorbeeld om in de jaren tachtig eigen microchips te produceren, kostte enorme hoeveelheden geld zonder dat er een concurrerend product ontstond. Günter Schabowski, lid van het Politburo, zei achteraf:

Terwijl microchips al met zakken vol op de internationale markt werden verkocht, produceerden wij die dingen nog steeds tegen astronomische prijzen.

De in de DDR ontwikkelde 256 KB-chips werden elk met een paar honderd mark gesubsidieerd en waren al verouderd toen de massaproductie begon. De import was zoveel groter dan de export. De staat en de bevolking consumeerden al jaren meer goederen en diensten dan er in eigen land werden geproduceerd. Het leger, de Stasi, de grenstroepen, het onderhoud van de grenzen en vooral de uitgebreide subsidies legden een zeer groot beslag op de staatskas. De DDR financierde dit voornamelijk via aanvullende leningen bij de klassenvijand, West-Duitsland. In 1989 kon de DDR slechts 35 procent van de westerse import, de aflossingen van leningen en de rente dekken met deviezeninkomsten uit de export.

Veel fraais was het niet wat de DDR als erfenis naliet. Natuurlijk, ze waren goed in sport, weliswaar door doping. Ze waren goed in de optische industrie in Jena. Maar dat weinig fraais bestond uit een moreel en economische falen. De industriële infrastructuur was schroot en het milieu vergiftigd. Het plaatsje Bitterfeld werd symbool voor de afgrijselijke milieuvervuiling. Miljarden euro”s moesten in het gebied worden gepompt voor sanering.

Bitterfeld
Bitterfeld, 1991 (Bundesarchiv, B 145 Bild-F088901-0001 / Thurn, Joachim F. / CC-BY-SA 3.0)

In de grondwet van de DDR was het recht op werk opgenomen: “Elke burger van de Duitse Democratische Republiek heeft het recht op werk.” In de herziene grondwet uit 1974 werd een artikel toegevoegd:

Het recht op werk en de plicht tot werken vormen een eenheid.

Dit recht en de plicht brachten soms gekunstelde en weinig zinvolle banen met zich mee, waarin de arbeidsproductiviteit laag en het alcoholgebruik hoog was.

De staatsschuld van de DDR werd steeds hoger en geld voor investeringen in nieuwe technologie was er niet. De Sovjet-Unie ondersteunde jarenlang de DDR, maar ook daar ging het economisch neerwaarts en werd het politiek instabiel. De mededeling van de Sovjet-Unie in 1981 dat ze de levering van aardolie van jaarlijks 19 naar 17 miljoen ton zou reduceren, deden de alarmbellen in Oost-Berlijn rinkelen. De Sovjet-Unie had het geld zelf nodig om de benodigde levensmiddelen te financieren. Dit verscherpte de economische crisis.

De hulp uit de Sovjet-Unie droogde snel op en de DDR moest zichzelf redden, maar was reddeloos verloren. Het land stevende af op een bankroet. Redder in nood was de vijand uit het Westen, de Beierse minister-president, Franz Josef Strauss. Hij regelde in 1983 en 1984 miljardenleningen voor de DDR. Eind jaren tachtig stond de DDR wederom voor een bankroet, maar de bevolking hielp de DDR dit te voorkomen met een politieke ineenstorting. In november 1989, na massale maandag-demonstraties in de weken daarvoor, was de revolutie een feit, de muur ging open en op 3 oktober 1990 kwam de hereniging van de twee Duitslanden tot stand.

Op jacht naar deviezen

De DDR kwam voortdurend deviezen tekort. Er moest jarenlang geld worden geleend in het buitenland, maar dat moest met rente op rente ook worden terugbetaald. Het land had het geld niet. De DDR moest dus op alle mogelijke manieren op jacht naar bronnen voor deviezen. Dit gebeurde onder leiding van de Stasi. Berucht in deze was DDR-onderhandelaar en staatssecretaris Alexander Schalck-Golodkowski, de leider van de in 1966 opgerichte organisatie Kommerzielle Koordinierung (KoKo) met meer dan 150 handelsorganisatie en firma’s.

Alexander Schalck-Golodkowski
Alexander Schalck-Golodkowski (Bundesarchiv, Bild 183-1988-0317-312 / Brüggmann, Eva / CC-BY-SA 3.0)
KoKo, met zijn bedrijven en verbindingen met de politiek, het zakenleven, de geheime dienst, handelaren en transportlijnen, leek op een samenzweerderig conglomeraat van commerciële activiteiten. KoKo was verantwoordelijk voor iets dat officieel nooit bestond onder het socialisme: het verkrijgen van vreemde valuta uit kapitalistische landen, buiten de normale buitenlandse handel om.

De inkomsten uit die handel kwamen niet op de reguliere balansen voor. Schalck-Golodkowski en echtgenote – beiden kolonel van de Stasi – haalden op de meest uiteenlopende manieren deviezen binnen. Schalck-Golodkowski controleerde een netwerk van illegale SED-bedrijven in West-Europa, gaf leiding aan geheime partijbedrijven, voorzag SED-functionarissen van luxegoederen uit het Westen, vervalste balansen en parkeerde vreemde valuta op rekeningen in Zwitserland en Liechtenstein.

Omrekeningsformulier van een Intershop
Omrekeningsformulier van een Intershop (CC0 – Stefan Kühn – wiki)
De Bondsrepubliek betaalde voor het gebruik van de wegen in de DDR, Intershops werden in de DDR opgericht, waarin met buitenlandse valuta kon worden betaald voor westerse producten. Het land begaf zich op het gebied van de internationale wapenhandel. De DDR onteigende eigenaren van kunst- en antiek en verkocht dit in het Westen. Bloeddonoren doneerden bloed als daad van solidariteit met bevrijdingsbewegingen in de wereld, maar het bloed werd in het Westen verkocht. Huisvuil uit de Bondsrepubliek werd tegen fors geld in de DDR op streng bewaakte plekken opgeslagen. Een geheime faciliteit in het zuidoosten van Berlijn diende een zelfde doel. Vanaf 1984 werden hier systematisch postpakketten uit het Westen geplunderd. Het feit dat post verkeerd kon worden bezorgd, was te wijten aan overeenkomsten tussen verschillende postcodes in de DDR en de Bondsrepubliek. Een poststuk dat begon met een “2” in de postcode en bedoeld was voor de regio Groot-Hamburg, kon per ongeluk verkeerd naar de regio Rostock zijn gestuurd. De Stasi genereerde op deze wijze miljoenen.

Werkelijk revolutionair was het plan van Politbureau lid Gerhard Schürer. Volgens de Berliner Zeitung van 31 oktober 2009 stelde Schürer in een vergadering van het Politbureau op 31 oktober 1989 voor…

“…om Bonn nieuwe leningen te vragen en aan te bieden om in ruil daarvoor op middellange termijn de muur te ontmantelen”.

Het was echter noodzakelijk om haast te maken, want als de eis van de val van de Berlijnse Muur eerst van de straat of zelfs van de bedrijven kwam, zou dit initiatief de SED weer uit handen worden genomen, aldus de Berliner Zeitung. Met de opening van de muur op 9 november 1989 werden deze gedurfde plannen gedwarsboomd.

Met de ineenstorting van het SED-regime in 1989 kwam er ook een einde aan een andere lucratieve financiële bron, te weten de systematische handel in eigen burgers.

De mensenhandel

Officieel bestond er in de DDR geen “politieke” strafrechtelijke vervolging. Er bestond een Wetboek van Strafrecht waarin de strafbare feiten paragraaf voor paragraaf werden genoemd. Sommige hiervan waren echter ideologisch beïnvloed en waren gericht tegen subversieve acties of tegen burgers die de politiek van de DDR bekritiseerden en vervolgens gevangen werden gezet. Er waren echter nog meer strafbare feiten die tegen de staat gericht konden zijn en van gevangenen “politieke gevangenen” konden maken. Te denken valt hierbij aan “Inmenging in staatszaken”, “hooliganisme” en “anti-sociaal gedrag”. Dit betekende dat elk non-conformistisch gedrag bestraft kon worden als een schending van socialistische waarden. Veel daden werden als gevolg daarvan strafbaar gesteld.

Sinds de oprichting van de DDR in 1949 hadden de autoriteiten om politieke redenen talloze burgers gearresteerd. Al vanaf 1947 probeerden West-Duitse vertegenwoordigers van de Evangelische Kirche in Deutschland (EKD), in sommige gevallen in ruil voor geld, de vrijlating van gevangenen, eerst in de Russische bezettingszone en later in de DDR, te bewerkstelligen.

Een meer alomvattende inspanning op staatsniveau was vanwege de Hallstein-doctrine uit 1955 niet mogelijk. Deze doctrine hield in dat de Bondsrepubliek Duitsland de DDR aanvankelijk niet grondwettelijk erkende en er dus geen onderhandelingen over politieke gevangenen konden worden gestart. Wel werd in West-Berlijn een zogenaamd “Rechtsbeschermingsbureau” opgericht. Dit advocatenkantoor probeerde steun te verlenen aan DDR-burgers in politieke strafprocessen. Het kantoor had contacten met DDR-advocaten en ondersteunde de verdediging van de beklaagden.

Tot de bouw van de Berlijnse Muur op 13 augustus 1961 had een aanhoudende vluchtelingenstroom allang proporties aangenomen die het voortbestaan van de DDR konden bedreigen. Bovenal waren artsen, ingenieurs en onderwijzers, hele afstudeerklassen door de gaten in het IJzeren Gordijn geglipt. In de eerste twaalf jaar van haar bestaan ​​verlieten ongeveer 2,8 miljoen mensen de DDR. Met de bouw van de muur werd dit pad geblokkeerd. Iedereen die aan het staatssocialisme in Sovjet-stijl wilde ontsnappen, moest aan de grenzen gevangenisstraf en de dood riskeren. Velen van hen werden gevangengezet omdat ze probeerden de DDR te ontvluchten.

Deel van de Berlijnse Muur in 1975
Deel van de Berlijnse Muur in 1975 (CC BY-SA 2.0 – Edward Valachovic – wiki)

Met de bouw van de muur werden de directe contacten aanvankelijk verbroken. West-Duitsers mochten de DDR niet meer in. De onderhandelaar van de EKD werd door de DDR-regering het land uitgezet. Desondanks zette hij zijn inspanningen voort om politieke gevangenen uit de DDR te bevrijden. Hij vroeg het West-Duitse Ministerie van Economische Zaken of gevangenen in de DDR konden worden vrijgelaten in ruil voor economische voordelen van West-Duitse zijde. Ook de particuliere hulporganisatie ‘Helpende Handen’ uit Hamburg wilde politieke gevangenen in de DDR helpen en onderzocht of de DDR-regering mogelijk West-Duitse goederen aangeboden kon krijgen voor de vrijlating van politieke gevangenen. De EKD en “Helpende Handen” kregen de vrije hand en de DDR ging akkoord.

De eerste aankopen van gevangenen na de bouw van de muur werden georganiseerd en gefinancierd door de EKD. Met Kerstmis 1962 werden, na langdurige onderhandelingen over de voorwaarden van de handel, vijftien gevangenen vrijgelaten. De prijs bestond uit drie treinwagons met kunstmest. In totaal verhuisden in 1963 ongeveer honderd politieke gevangenen en twintig kinderen naar de Bondsrepubliek. Vertegenwoordigers van de kerk onderhandelden vanaf het begin met de DDR-advocaat en Stasi-informant Wolfgang Vogel, die ook de eerste uitwisseling van agenten op de Glienicker Brücke had georganiseerd. Hij werd betrokken bij de onderhandelingen over de vrijkoop. Vogel werd de officiële vertegenwoordiger voor humanitaire kwesties onder Erich Honecker.

Maar de EKD had geen geld meer. De aankoop van gevangenen zou nu op staatsniveau moeten plaatsvinden. Debat hierover kwam in de Bondsrepubliek op gang.

De eerste contacten

De DDR-leiding besefte dat er kapitaal verdiend kon worden met de handel in politieke gevangenen. De Stasi in Oost-Berlijn volgde het debat in ieder geval met grote belangstelling. Wellicht werd de Stasi geïnspireerd door Cuba. Dat land profiteerde na de mislukte invasie van de Varkensbaai in april 1961 van de klassenvijand. Na deze invasie vanuit de Verenigde Staten door Cubaanse ballingen, stuurden Amerika eind 1962 voedsel, medicijnen en andere dagelijkse benodigdheden ter waarde van ongeveer 53 miljoen dollar naar Cuba voor de vrijlating van 1.200 gevangenen.

De voordelen voor de DDR waren duidelijk. Grote hoeveelheden vreemde valuta konden worden verworven zonder dat er aanzienlijke financiële uitgaven moesten worden gedaan. Tegelijkertijd werden de kosten voor onderhoud van de gevangenen bespaard, werden potentiële onruststokers gemakkelijk geëlimineerd als ze werden gedeporteerd en werd de oppositie zelfs verzwakt.

Aan de andere kant bracht het plan ook risico’s met zich mee. De DDR, die internationale erkenning nastreefde en zich inzette voor vooruitgang en humanisme, kon het zich niet veroorloven verdacht te worden van mensenhandel. Bovendien zou het SED-regime, door gevangenen te deporteren, zijn pogingen om mensen in het land te houden, ondermijnen. En zou het uiteindelijk geen verraad aan de eigen idealen zijn om mensen tot goede socialistische burgers op te leiden? Was het geen falen in het overtuigen van deze burgers van de onfeilbare leer van het “wetenschappelijk bewezen” marxisme-leninisme?

Konrad Adenauer, 1952
Konrad Adenauer, 1952 (Bundesarchiv, B 145 Bild-F078072-0004 / Katherine Young / CC BY-SA 3.0 DE)
​Kennelijk woog het vooruitzicht op forse deviezeninkomsten zwaarder dan alle zorgen, want de Stasi besloot in het voorjaar van 1963 voelsprieten naar het Westen uit te steken en na te gaan of er in Bonn een algemene bereidheid bestond om de vrijheid van gevangenen af ​​te kopen. Omdat de DDR en de Bondsrepubliek belang hadden bij de grootst mogelijke discretie, moest het contact via tussenpersonen tot stand komen.

West-Duitse advocaten ontvingen het bericht dat de DDR bereid zou zijn duizend gevangenen vrij te laten in ruil voor buitenlandse valuta. Dergelijke ruilhandel werd echter jarenlang door de West-Duitse overheid verworpen als immoreel. Kanselier Adenauer keurde de ‘deal’ achter gesloten deuren toch goed en de Berlijnse advocaten mochten eindelijk onderhandelen. De DDR bracht de aantallen terug, totdat een akkoord werd bereikt over acht gevangenen voor 340.000 DM. De eerste vier gevangenen werden in oktober 1963 overgedragen op het S-Bahnhof Friedrichstrasse. Nadat het geld, contant in een tas, was overhandigd, vond het tweede deel van de overdracht plaats. Het ijs was gebroken. Dankzij de goede uitvoering en het aan beide kanten gewonnen vertrouwen leek verder “handelen” nu mogelijk.

Omdat het al ervaring had met zaken doen in de DDR, nam in de Bondsrepubliek de diaconie van de EKD de onderhandelingen over.

Grensovergang station Friedrichstrasse
Grensovergang station Friedrichstrasse (Bundesarchiv, Bild 183-L0520-0020 / Sturm, Horst / CC-BY-SA 3.0)

Omvang

Na de vrijlating in 1963 kwam een levendige handel op gang. In 1964 waren er al 888 gevangenen vrijgelaten. Aanvankelijk betaalde de Bondsrepubliek ongeveer 40.000 DM per gevangene, uiteindelijk oplopend tot 100.000 DM. Drie aspecten van de deal waren de oorzaak van dagenlange onderhandelingen: Wie wordt vrijgelaten? Hoeveel kost het en wordt er contant of in natura betaald?

Vanaf het begin had de Bondsrepubliek het standpunt ingenomen dat ze, indien mogelijk, geen contante betalingen wilde doen. Na de eerste vrijkoop in 1963 werd alleen nog maar in goederen betaald. Het basisidee was dat het de bevolking van goederen wilde voorzien. Dat werd ook op grote schaal bereikt met de tweede “aankoop” in 1964. Tot 1989 werd circa 3,4 miljard DM betaald voor bijna 34.000 gevangenen. Los van dit aantal werden ook onkosten in rekening gebracht voor de ongeveer 250.000 DDR-burgers die vrijwillig het land wilden verlaten, zoals familie van gevangenen, dissidenten en hun familieleden.

De Bondsrepubliek betaalde vaak met alledaagse goederen die de DDR-bevolking ten goede kwamen, zoals tropisch fruit, spijsolie, koffie, maar ook graan, aardolie, industriële diamanten, rubber en koper. Alles geleverd via de EKD.

Het selectieproces

Er was geen waarneembaar patroon in het selectieproces voor het losgeld. De West-Duitse en kerkelijke autoriteiten kenden veel gevangenen en hun achtergronden goed en het was moeilijk een keuze te maken. Lijsten met namen van politieke gevangenen over wie vrienden of familieleden iets hadden vernomen, werden samengesteld. Als familieleden van een gevangene zich al in de Bondsrepubliek bevonden, probeerden ze de gevangene op de lijst te zetten. Deze lijsten werden via advocaat Vogel aan de Stasi overhandigd. Daar werden de lijsten gecontroleerd en vervolgens met commentaar teruggestuurd naar het Westen en kon men zien welke gevangenen de DDR bereid was vrij te laten en welke niet. Daarna begon het onderhandelen.

Een cruciaal deel waren de zogenaamde Z-gevallen, (d.w.z. een naam op de lijst werd door de Stasi “Zurück” gestuurd). De West-Duitse onderhandelaars vonden dat niet zomaar namen van de lijst konden worden verwijderd. Er moesten compromissen worden gevonden. Dit vergde vaak tijd met nachtelijke vergaderingen. Over individuele gevallen werd tot op het laatste moment onderhandeld.

Erich Honecker in 1986
Erich Honecker in 1986 (Bundesarchiv, Bild 183-1986-0421-044 / Mittelstädt, Rainer / CC-BY-SA 3.0)
Nadat was overeengekomen wie er moest worden vrijgekocht, kwam de kwestie van de prijzen op de agenda. Aanvankelijk lag de gemiddelde prijs rond de 40.000 DM per gevangene, maar de DDR eiste soms tot 200.000 DM. De Bondsrepubliek wilde alleen hogere tarieven betalen als ze iemand een lange gevangenisstraf zou besparen. De DDR maakte de prijs ook afhankelijk van de opleiding. Ook dit kostte weer veel tijd. De DDR rechtvaardigde de handel met economische argumenten. Hoge opleidingskosten waren besteed aan vluchtelingen uit de DDR en zij konden hun vaardigheden nu in de Bondsrepubliek gebruiken. Daar zou men dan weer blij moeten zijn met de toename van geschoolde arbeidskrachten.

Honecker stelde voor om grotendeels af te stappen van de eerdere premiepraktijk en in plaats daarvan een jaarlijks vast tarief in te voeren. De Bondsrepubliek stemde hiermee in – de Hallstein-doctrine was in 1970 opgeheven – omdat dit het proces veel eenvoudiger maakte. In 1977 vond er eindelijk een volledige generalisatie plaats. Vanaf dat moment – ​​tot 1989 – leverde de Bondsrepubliek goederen ter waarde van precies 95.847 DM voor elke vrijgekochte gevangene.

Er waren gevangenen voor wie de Bondsrepubliek een bijzonder politiek belang had, zoals helpers bij ontsnappingen of gevangengenomen informanten. De indruk moest worden vermeden dat bijzondere belangstelling voor deze mensen bestond, omdat de Stasi tijdens de verhoren nog niet op de hoogte was van hun achtergronden. De DDR heeft nooit alle gevangenen in een keer vrijgelaten, maar jaarlijks gemiddeld ongeveer een derde.

De levering van goederen

Concrete overeenkomsten tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de DDR zijn nooit gesloten en de handel zelf werd door beide partijen tot 1989 geheim gehouden, althans men probeerde dat.

Omdat de ‘deal’ niet officieel was, werden de leveringen van goederen vastgelegd in soms absurde overeenkomsten zonder contractpartner en getekend door mensen voor wie niet duidelijk was voor wie ze handelden, maar wel met Schalck-Godolowski altijd op de achtergrond.

Erich Mielke
Erich Mielke (Bundesarchiv, Bild 183-R0522-177 / CC-BY-SA 3.0)
De Bondsrepubliek voerde de onderhandelingen onder de deknaam “Speciale inspanningen”. De diaconie van de EKD bleef echter de betalingen in goederen aan de DDR organiseren. Het was niet ongebruikelijk dat opdracht werd gekregen om goederen te leveren die rechtstreeks door de DDR op de internationale markt voor vreemde valuta werden verkocht. De ontvanger van de goederen was het Stasi-bedrijf Intrac Handelsgesellschaft GmbH. Stasi-baas Erich Mielke had hiervoor een speciale rekening bij de staatsbank. Vanaf 1974 stroomde het geld naar de rekening van de secretaris-generaal van de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands, Erich Honecker. Een deel werd gebruikt als reserves om de solvabiliteit van de DDR te waarborgen, maar diende ook ter financiering van Stasi-spionnen en vooral voor westerse luxegoederen voor de SED-kaderleden.

Deze praktijk was dubbel controversieel. Aan de ene kant kwamen de inkomsten uit de “gevangenisverkoop” niet rechtstreeks ten goede aan de bevolking van de DDR, maar werden ze bijgeschreven op een rekening waarvan de partijleiding naar eigen goeddunken gebruik maakte. Anderzijds merkten critici op dat de Bondsrepubliek de DDR met de inkomsten heeft gesubsidieerd en dat deze praktijk er mogelijk zelfs toe heeft bijgedragen dat de DDR meer mensen langere gevangenisstraffen oplegde om hen vervolgens “aan te bieden”. Feit is dat in de loop der tijd de belangen van beide kanten werden gediend. Betrokkenen kenden en vertrouwden elkaar. De BRD wilde humanitair optreden en de DDR kon op winstgevende wijze van een onofficieel “probleem” afkomen.

Het transport

Degenen die geluk hadden en werden vrijgekocht, belandden meestal eerst in de gevangenis van Karl-Marx-Stadt, het huidige Chemnitz. Ze brachten daar soms meerdere weken door, onzeker over wanneer en hoe het verder zou gaan. Het verblijf in dit centrum voor mensensmokkel, bijgenaamd “de Vogelkooi”, waar het eten goed was, zorgde er niet in de laatste plaats voor dat de gevangenen er beter uitzagen voordat ze het land verlieten. Ten slotte werden de gevangenen per bus over de grens naar het noodkamp in Giessen in de Bondsrepubliek gebracht.

Om in de DDR geen aandacht te trekken, werd de bus van dubbele kentekenplaten voorzien. Zodra de bus de grens was overgestoken werden de kentekenplaten met een knop op het dashboard omgedraaid. Het kenteken in het Westen werd HU-X 3, het kenteken in de DDR werd IA-48-32. De overdracht aan het Westen vond vervolgens plaats op onopvallende parkeerplaatsen of op open plekken in het bos. Later werden de gevangenen rechtstreeks naar Giessen gebracht.

Het einde van de handel

In januari 1990, zaten er geen “politieke” gevangenen meer in de gevangenissen, maar de Bondsrepubliek hield trouw vast aan haar afspraken. Er moesten nog goederen ter waarde van 65 miljoen DM betaald worden voor de laatste gevangenen. Een paar dagen voor de hereniging, op 24 september 1990, bereikten ze de DDR. Kosten: 3,7 ton koper, 57 kiloton olie en 1.034 kleine vrachtwagens.

West-Duitsland heeft ruim 3,4 miljard DM betaald voor het vrijkopen van gevangenen. Voor de Bondsrepubliek was dit op de totale begroting een kleine kostenpost. Voor de DDR waren het substantiële bedragen in haar overlevingsstrijd. De situatie in de DDR was echter zo miserabel dat het losgeld de ondergang van de DDR niet had kunnen voorkomen.

De balans opmakend

Der Häftlingsfreikauf
Der Häftlingsfreikauf
In het Spectrumartikel van auteur Zech getiteld “Wie die DDR Tausende von Kritikern verkaufte”, wordt Alexander Koch, auteur van het boek Der Häftlingsfreikauf. Eine deutsch-deutsche Beziehungsgeschichte, aangehaald. Koch:

“Uiteindelijk heeft de verkoop van de eigen burgers niet alleen de internationale reputatie van de DDR geschaad, maar ook bijgedragen aan de interne desintegratie ervan. Het flagrante verraad van de eigen principes door de SED had enerzijds een demoraliserend effect op de aanhangers van het regime, ondanks alle pogingen tot rechtvaardiging. Anderzijds gaf het hoop aan iedereen die dat wilde, het land te verlaten”.

Koch is van oordeel dat de mensenruil tegen vreemde valuta de morele ineenstorting van de DDR versnelde. De Bondsrepubliek betaalde op haar beurt veel geld, maar kon uiteindelijk haar claim als de enige legale en democratische Duitse staat onderbouwen. Koch:

“Uiteindelijk stond de Bondsrepubliek duidelijk als de morele overwinnaar in de wereldgeschiedenis”.

Nasleep

Na de revolutie eind 1989 kwam het DDR-parlement, de Volkskammer weer tot leven en met grote meerderheid werd de leidende rol van de SED uit de grondwet geschreven. Voor de politieke atmosfeer in het land was het nog belangrijker dat een onderzoekscommissie naar ambtsmisbruik en corruptie werd ingesteld. Het ging om de persoonlijke verrijking van de top van de SED en hun families ten koste van de staatskas. Dit werd een groot schandaal.

Demonstranten eisen de uitlevering van Alexander Schalck-Golodkowski, december 1989
Demonstranten eisen de uitlevering van Alexander Schalck-Golodkowski, december 1989 (Bundesarchiv, Bild 183-1989-1203-016 / CC-BY-SA 3.0)

De ontsnapping van Alexander Schalck-Golodkowski en echtgenote naar West-Berlijn, vlak voor hun verhoor door de commissie, veroorzaakte enorme commotie bij de Stasi. Schalck-Golodkowski was immers niet alleen staatssecretaris en Stasi-kolonel, maar ook de hoofdonderhandelaar van SED-leiders Honecker en Krenz met de West-Duitse regering. Hij wist veel, zoveel dat hij voor zijn leven vreesde. Toch kon hij samen met zijn vrouw, die ook fulltime voor de Stasi werkte, op 3 december 1989 ongehinderd de grens oversteken.

Tegen Schalck-Golodkowski werd door het Openbaar Ministerie in de DDR, een onderzoek naar corruptie gestart. Alle middelen werden ingezet om zijn verblijfplaats te achterhalen. Hij werd kort in de Bondsrepubliek gevangen gezet en daarna vrijgelaten. In 1995 werd hij wegens illegale wapenhandel tot één jaar voorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld. De laatste jaren woonde hij met echtgenote in Beieren. Hij overleed op 21 juni 2015 op 82-jarige leeftijd in München.

Bronnen

– Häftlingsfreikauf: letztes Kapitel. In: Presse- und Informationsamt der Bundesregierung.
– Mählert, U. Kleine Geschichte der DDR, München, Verlag C.H. Beck, 2007.
– Wedel von R. Die Entstehung der “Haftaktion”. In: Bundeszentrale für politische Bildung, Deutschland Archiv, 25 juli 2012.
– Kühn, D. Häftlingsfreikauf. In: Bundeszentrale für politische Bildung, Deutschland Archiv, 26 september 2011.
– Die wirtschaftliche Lage der DDR vor der Wende 1989. In: Presse- und Informationsamt der Bundesregierung.
– Zech, M. Wie die DDR Tausende von Kritikern verkaufte. In: Spektrum der Wissenschaft Verlagsgesellschaft mbH, (spectrum.de), 3 april 2023.
– Freiheit für Devisen. Ein (un)menschliches Kapitel. In: Deutsch-Deutscher Alltag (geschichte-doku.de).
– Reich, S. Wie viel ist ein Mensch wert? Über den Geldfluss für Häftlinge aus der DDR. In: mdr.de, 24 november 2021.
– Schreiben von Schwanitz an die Leiter der Diensteinheiten des AfNS wegen der Flucht von Alexander und Sigrid Schalck-Golodkowski. In: Das Bundesarchiv, Stasi Mediathek, BStU, MfS, BdL/Dok., Nr. 9031, Bl. 1, 3 december 1989.
– Auflistung von entnommenen Gegenständen aus fehlgeleiteten Paketen 1984/1985. In: Das Bundesarchiv, Stasi Mediathek, BStU, MfS, Abt. M, Nr. 1833, Bl. 43-45, 21 september 1985.
– Buthmann, R. Die Arbeitsgruppe Bereich Kommerzielle Koordinierung (MfS-Handbuch). Hg. Bundesbeauftragte für die Unterlagen des Staatssicherheitsdienstes der ehemaligen Deutschen Demokratischen Republik, BStU. Berlin 2004.
– Zeitung enthüllt “Koko”-Machenschaften. In: Presse- und Informationsamt der Bundesregierung.
– Hertle, H. H. Berichte von freigekauften DDR-Häftlingen. In: Die Berliner Mauer – Monument des Kalten Krieges, Bonn 2007, S. 118-120, In: chronik-der-mauer.de.
– Iken, K. Menschen gegen Maisladungen. In: spiegel.de, 24 oktober 2011.
– “Wie bankrott war die DDR wirklich?” “Die letzte Chance der SED bestand darin, für neue Kredite die Mauer zu öffnen. Dieses letzte Geschäft nahm ihr die Geschichte aus der Hand”. In: Berliner Zeitung, 30 oktober 2009.
– Der Sozialismus ist so gut. Protokolle aus der Stasi-Zentrale kurz vor der Wende, In: die Tageszeitung, 14 maart 1990.
– Erich, Ochs und Esel. In: Mitteldeutsche Rundfunk (mdr.de), 14 augustus 2019
– Arbeit im Arbeiter- und Bauernstaat. In: zeitklicks.de

Albert J. Vinke is luitenant-kolonel b.d. van de Koninklijke Luchtmacht. Hij heeft meerde functies in binnen- en buitenland bekleed, onder andere als militair waarnemer van de UNO in Libanon, Syrië en Israël en op de USAF Airbase Ramstein. Hij studeerde geschiedenis aan de Noordelijke Leergangen en aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Gerelateerde rubrieken:

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×