Hoe oprecht zijn steunbetuigingen aan Israël of de Palestijnen?
Tijdens de Koude Oorlog keerde de Sovjet-Unie zich tegen Israël. Volgens de redenering van het Koude Oorlog-communisme was de staat Israël gecreëerd door het ‘imperialistische Groot-Brittannië’ en bondgenoot van de kapitalistische Verenigde Staten. De motieven hiervoor waren eerder geopolitiek dan ideologisch: zo kon de Sovjet-Unie betrekkingen aanknopen met olierijke landen in het Midden-Oosten die Israël vijandig gezind waren.
Lidstaten van NAVO en Warschaupact dienden de buitenlandse politiek van respectievelijk de VS en de Sovjet-Unie te volgen. Oost-Duitsland keerde zich dus ook tegen Israël. De DDR had hier echter zelf ook baat bij. Sinds 1955 hanteerde West-Duitsland de Hallsteindoctrine: West-Duitsland onderhield geen diplomatieke betrekkingen met landen die de DDR erkenden. Aangezien West-Duitsland veel industrie had en Oost-Duitsland weinig kon bieden, kozen de meeste landen voor de BRD. In het kielzog van de Sovjet-Unie kon de DDR dit echter doorbreken. Op 10 mei 1969 sloot de DDR een verdrag met Irak. Andere landen in het Midden-Oosten volgden.
De DDR onderhield daarnaast contacten met de Palestijnen. Dit zorgde voor een diplomatiek onhandigheid: in de jaren zeventig behartigden de Palestijnen hun zaak door terreur. De DDR loste dit op door alleen de PLO van Yasser Arafat te steunen en overige Palestijnse groeperingen als terroristen te bestempelen (wat en passant Arafats machtspositie verstevigde).
Aanslagen PLO
De PLO bleef echter aanslagen plegen. Hiervoor werd consequent dezelfde tactiek gebruikt: aanslagen op Israël werden gepleegd vanuit buurlanden. Wanneer het Israëlische leger vervolgens militair ingreep, klaagden die landen – en de Oostbloklanden – daarop Israël aan in de vergadering van de Verenigde Naties. Vervolgens nam de VN nam dan een resolutie aan tegen Israël.
De DDR keerde zich nooit in het openbaar tegen Israël. Intern werd dit beleid echter schriftelijk vastgelegd. Herf vond in de archieven van de Oost-Duitse diplomatieke dienst geen stukken waarin de PLO-acties afgekeurd werden.
Herf benadrukt dat het Sovjet- en Oostblok-antizionisme niet hetzelfde was als antisemitisme. Wel werd hierdoor de vanzelfsprekende koppeling van antizionisme en fascisme doorbroken. In de loop van de jaren zeventig ontstond daarentegen juist een koppeling van antikapitalisme en antizionisme. Toen de sjah van Perzië in 1967 een bezoek bracht aan de BRD, demonstreerden in West-Berlijn linkse studenten tegen zijn mensenrechtenschendingen. Hierbij schoot de politie de actievoerder Benno Ohnesorg dood. De West-Duitse 68-ers legden dit uit als een fascistische reflex van het kapitalisme. Een ongelukkig toeval wilde dat dit incident plaatsvond in de week van de Zesdaagse Oorlog in Israël. De protestgeneratie telde vervolgens alles bij elkaar op: kapitalisme en fascisme hoorden bij elkaar en aangezien Israël bondgenoot was van het kapitalistische Amerika, stond antizionisme gelijk aan antifascisme.
In 2007 werd onthuld dat de demonstrant was doodgeschoten door een Stasi-agent. Tijdens de vragenronde in Spui 25 vroeg Herf zich af wat er zou zijn gebeurd als dit feit toen bekend was geweest. Had de protestgeneratie dan het communisme, in plaats van het kapitalisme, als bedreiging voor de democratische rechtsstaat gezien? Volgens hem zou de West-Duitse politieke geschiedenis dan heel anders verlopen zijn.
Eigen belangen
De Koude Oorlog is voorbij, maar de gevolgen van de hierboven beschreven diplomatieke omwenteling zijn nog merkbaar. De huidige steun van Poetin aan Assad komt voort uit vroegere steun van de Sovjet-Unie aan Syrië. Naarmate de band tussen het Warschaupact en de Israël-vijandige staten sterker werd, werd de Amerikaanse steun aan Israël onvoorwaardelijker. Israël beschouwt de VN niet als onpartijdig, maar als tegen haar gekant.
Het boek van Herf beperkt zich tot de Koude Oorlog, maar zou naar mijn mening ook een langere termijn-ontwikkeling kunnen verklaren. Antizionisme, zelfs antisemitisme, hoorde tot aan de Tweede Wereldoorlog bij conservatieven en nationalisten. Eind negentiende eeuw waren het de Franse liberalen en socialisten die het opnamen voor Dreyfus. Israël had in het begin sterk seculier-socialistische trekken (kibboetsbeweging). Tegenwoordig is het in westerse landen doorgaans omgekeerd: rechts wil Israël steunen, links is op hand van de Palestijnen.
In het verleden dienden deze steunbetuigingen doorgaans eigen belangen. De VS en de Sovjet-Unie kozen partij omwille van de Koude Oorlog; Franse seculiere republikeinen gebruikten de Dreyfus-affaire om monarchistische conservatieve legerofficieren weg te werken. Hoe oprecht zijn hedendaagse steunbetuigingen aan Israël of de Palestijnen?
Boek: Undeclared Wars with Israel – Jeffrey Herf
Interview met Jeffrey Herf
2 – https://www.duitslandinstituut.nl/amsterdam-german-studies-lectures
3 – www.spui25.nl
4 – https://history.umd.edu/users/jherf