Op 7 april 1939 vielen de fascistische troepen van Benito Mussolini het koninkrijk Albanië binnen. Het was het begin van een meer dan vier jaar durende bezetting. Het verhaal:
De voorgeschiedenis
Al vanaf het ontstaan in 1870 als eenheidsstaat, streefde Italië ernaar een eigen koloniaal imperium te bezitten. Op de vooravond van de Eerste Wereldoorlog was het daar al vrij goed in geslaagd. Italië zwaaide toen namelijk al geruime tijd op het Afrikaanse continent de scepter over Eritrea en een groot deel van Somalië, maar had bovendien in 1912 ook gewapenderhand de eilanden van de Dodekanesos en een gebied dat grosso modo overeenstemt met het huidige Libië weten te veroveren op het Ottomaanse Rijk.
Kort na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog greep Italië de oorlogssituatie aan om met een aanzienlijke troepenmacht zowat het gehele zuiden van Albanië te bezetten. Daarmee wou het zogenaamd voorkomen dat het land door de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie zou worden ingelijfd. In werkelijkheid was het echter niet meer dan een smoes van de Italiaanse regering om op slinkse wijze het land te annexeren. De ware toedracht van het gebeuren kwam pas aan het licht toen na de oorlog Italië geen aanstalten maakte om Albanië te verlaten. Hoewel reeds begin 1919 de territoriale integriteit van Albanië op de Vredesconferentie van Parijs was gegarandeerd, duurde het uiteindelijk nog tot 1920 alvorens na veel protest van de internationale gemeenschap en op aandringen van de toenmalige Amerikaanse president Woodrow Wilson alle Italiaanse legereenheden zich uit Albanië hadden teruggetrokken.
De daaropvolgende jaren leek het erop dat Italië de plannen om haar buurland in te palmen had opgeborgen. Daar kwam op het einde van de jaren dertig een einde aan toen Mussolini die al enige tijd de facto de feitelijke macht uitoefende in Italië opnieuw de oude droom ging koesteren om als een soort “Imperator magnificus” te heersen over een “Mare Nostrum” dat zich over de gehele Middellandse Zee en tot ver daarbuiten moest uitstrekken. Het strategisch gelegen Albanië was daarbij de eerste dominosteen die moest vallen. Wie het kleine vorstendom bezette controleerde immers niet alleen de toegang tot de Adriatische Zee, maar had van daaruit ook de weg vrij voor een verdere militaire opmars naar de Balkan.
De annexatie
Eind maart 1939 had de Albanese koning Zog I (1895-1961) geweigerd in te gaan op een ultimatum van Mussolini om van Albanië een Italiaans protectoraat te maken. Nauwelijks een week later ging op 6 april een Italiaans vlooteskader onder het commando van admiraal Ettore Sportiello voor anker ter hoogte van Durrës, een havenstadje en belangrijk spoorwegknooppunt aan de Albanese kust op een veertigtal kilometer westwaarts van de hoofdstad Tirana. De dag daarop viel in de vroege ochtend een invasiemacht onder bevel van de Italiaanse generaal Alfredo Guzzoni (1877-1965) Albanië binnen. Ondanks hevig verzet bleek algauw dat het Albanese leger helemaal niet opgewassen was tegen de numeriek veel sterker en beter uitgeruste Italiaanse troepen. Vijf dagen later, op 12 april 1939, waren de gevechten voorbij. Ditmaal was er geen internationaal protest en werd Albanië, nadat koning Zog I was verbannen, stilzwijgend een protectoraat met de Italiaanse koning Victor Emanuel III als nieuw staatshoofd.
Het verdere verhaal
Aan de Italiaanse bezetting van Albanië kwam in september 1943 een einde nadat de geallieerden Italië tot capitulatie hadden gedwongen. Toen kort daarna de nieuwe Italiaanse regering van Pietro Badoglio de oorlog verklaarde aan Duitsland vielen twee divisies van de Wehrmacht Albanië binnen om een eventuele Brits-Amerikaanse opmars naar de omliggende Balkanlanden te verhinderen. Pas nadat in het late najaar van 1944 de Duitse troepen het land hadden verlaten, kon Albanië zich eindelijk bevrijd noemen. De Albanese koning Zog aarzelde dan ook niet om prompt vanuit zijn ballingsoord in Groot-Brittannië zijn troon terug op te eisen. Dat was echter buiten de charismatische Enver Hoxha (1908-1985) gerekend, die zich intussen als politiek leider van Albanië had opgeworpen en het land tot een op communistische leest geschoeide volksrepubliek had uitgeroepen. Zog vond bij de Europese mogendheden geen steun en bleef verbitterd achter. De tweede januari 1946 deed hij officieel afstand van de troon en vestigde zich in het Franse dorpje Suresnes nabij Parijs waar hij op 9 april 1961 kwam te overlijden.
Ook interessant: Herbegrafenis voor koning Zog I van Albanië
…of: Tweede Italiaans-Ethiopische Oorlog (1935-36)
…of: Vechtmissie Albanië
Boek: History of Albania