Vakantie-aan-zee, het woord alleen al roept bij menigeen herinneringen op. Onbekommerde souvenirs van geuren, van zand, wind en schelpen, van plenzen in zilte sop, van springen tegen/over de aanrollende golven, van ontmoetingen, van ontspanning… Van de weidse horizon. Die subjectieve hersenspinsels wo/erden nog aangezwengeld door affiches die de Belgische kust aanprezen. Tweehonderd affiches uit een privéverzameling, gebundeld in een boek en een tentoonstelling, tonen die tijdsbeelden van ruim honderd jaar promotie voor kusttoerisme.
Kusttoerisme is een Engels bedenksel. Al in de Romeinse tijd was thermalisme, het therapeutisch baden, in zwang maar vooral in de achttiende eeuw gingen adel en hoge burgerij ‘kuren’ nabij heilzame bronnen. In België was dat Spa, waar onder meer de Oostenrijkse keizer Josef II, Casanova, de Franse schrijver Victor Hugo… ’gezond’ water dronken en sociale contacten legden. Het stadje Spa schonk zo het Engels het algemene woord voor ‘kuuroord’.
Zoutjesaan kozen de inwoners van het perfide Albion voor meer badoorden aan de rand van de hen omringende zee. Het kusttoerisme was geboren en de mode waaide van Engeland over naar het continent. Vooral naar Oostende, aanvankelijk een militair bolwerk, werd omgetoverd tot La Reine des plages (Koningin van de badsteden). Die royale link was mede te danken aan de eerste Belgische vorst, Leopold von Saksen-Coburg, voor wie aanvankelijk een carrière als prins-gemaal van de Engelse koningin in het vooruitzicht lag. Jammer voor hem overleed de Engelse kroonprinses in het kraambed en vestigde Leopold zich in het jonge Belgenland. Maar de Engelse mode van de high society voor uitjes naar zee werd zo ook mode in België.
Te bad of niet te bad
In het koninklijke kielzog volgde de hele Europese Gotha naar Oostende, op maar vijf uur van Parijs, zoals de affiche meldde. Tijdens de zomer klitte de beau monde in Oostende samen; in de winter trof men elkaar aan de Zuid-Franse Côte d’Azur.
Een échte plons in zee ging in de eerste helft van de negentiende eeuw echter schoorvoetend. Soms letterlijk, met een badkar die door personeel in zee werd getrokken. Zelfs in 1927 toont Léon Spilliaert, schilder met Oostendse wortels, nog een badkar op het ontwerp van een boekcover. De zeelucht werd opgesnoven tijdens wandelingen langs het strand en vooral op de vooruitgestoken pier met een imposant eindpaviljoen in zee. Blankenberge lijkt daarbij een beetje op die andere koninklijke badstad aan de overkant: Brighton.
Na de Tweede Wereldoorlog verdampte de interesse voor de esthetische kwaliteiten van de bebouwde omgeving. De nieuwe flatgebouwen streefden functionaliteit en rendement na, wat resulteerde in een banaal en eentonig beeld, een kopie van de stedelijke structuren en de uitwassen van het modernisme in het binnenland.
Karl Scheerlinck in de inleiding van het boek NAAR ZEE! Belgische kustaffiches
Tijdsbeeld
Affiches – en vooral deze unieke collectie – vertellen veel over het evoluerende tijdsbeeld, over sociale en economische veranderingen, over veranderende denkbeelden. Neem bijvoorbeeld de ‘zomerse’ kledij. Tot in de belle époque zijn dames op en top gekleed als in de stad, met een obligate parasol om hun blanke huid te vrijwaren. Als er al een badkostuum aan te pas komt, bedekt dat het hele lichaam en aanvankelijk is het een wollen broek… onder een rok.
Die rok boven een bloezende broek wordt – nood breekt wet – weggelaten voor bepaalde sportactiviteiten. Dé attractie van het zomerse seizoen zijn de fietskoersen door dames op de velodroom van Oostende. Veel bekijks.
De verstrooiingen van de vakantiegangers liggen immers in het verlengde van hun leven: paardenrennen, golfen, tennis, maar ook theater en zelfs een ‘winterse activiteit’ als carnaval. Zelfs James Ensor, dé Oostendse schilder bij uitstek, is een feestvinder als het op het Bal du Rat Mort (bal van de dode rat) aankomt. Maar ook Raoul Servais, de internationaal gewaardeerde tekenaar en animatiefilmer geboren in Oostende, tekent een affiche voor de carnavalsstoet.
De Belgische kust – behalve in gemeenten als De Panne, De Haan (in het Frans: Le Coq) en Adinkerke aan de Frans-Belgische grens – is nu vol gebetonneerd. Het prachtige duinenlandschap – waar Ensor zo gek op was en dat hij wilde behouden – is (grosso modo) volgestouwd met hoge, zielloze appartementsgebouwen. Oorspronkelijk stond her en der in de polders een schamele boerderij. De sociale kloof tussen hard zwoegende vissers en keuterboeren en doorvoede nietsdoeners sijpelt soms in affiches binnen. Henri Cassiers wist op een pittoreske manier het harde labeur van de plaatselijke bevolking weer te geven. Toeristen werden ook wel eens meesmuilend aangespoelden genoemd.
Karl Scheerlinck in de inleiding van het boek NAAR ZEE! Belgische kustaffiches
Grijze garnaal
Met de tijd verglijden tegenstellingen en wordt de oorspronkelijke authenticiteit van het harde vissersleven zelfs uitgespeeld als toeristische troef; zoals bij de garnaalvissers, die – nog altijd – een bezienswaardigheid zijn. Die garnaalvissers van Oostduinkerke werden zelfs door UNESCO in 2013 als immaterieel cultureel erfgoed van de Mensheid bestempeld. Hun vangsten zijn nog altijd een culinaire verwennerij.
Met de betaalde vakanties in de jaren 1930 werden zeevakanties gedemocratiseerd. Meestal bleef het beperkt tot een dagje zand-tussen-de-tenen. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd kusttoerisme voor iedereen toegankelijk. De promotie van de zee kent intussen nog andere kanalen dan affiches, getuigen van een tijdsbeeld.