Van zwaard naar biljartkeu
De schrijver Rudyard Kipling zei ooit dat God maharadja’s schiep opdat de mensheid zich kon vergapen aan een spektakel van juwelen en marmeren paleizen. Er waren 565 vorsten in India die een derde van het land regeerden, veelal levend in de grootste weelde met hofintriges en eunuchen. De vorst van Hyderabad had alleen al 11.000 huishoudbedienden, waarvan een deel niets anders deed dan walnoten vermalen.
Maharadja’s waren de koningen van veelal kleine, maar ook enkele grotere staten, zoals Hyderabad (16 miljoen), Mysore (7 miljoen) en Kashmir (4 miljoen) inwoners.
In 1949 werden al deze koninkrijkjes geannexeerd. Het betekende het einde van de autocratie; de meeste maharadja’s regeerden namelijk alleen, zonder parlement of andere bestuursorganen, soms gesteund door raadgevers, veelal ministers geheten. Ze bepaalden autonoom de hoogte van belastingen en deden ‘als rechter’ uitspraak wie gestraft diende te worden.
Ann Morrow schrijft in het boek The maharaja’s of India dat deze heersers als goden voor hun onderdanen waren, en:
Sommige lagen hele dagen in met ijs gekoelde baden, cocktails drinkend, mah-jong spelend, overladen met rozenblaadjes, of ze legden kanalen aan, toverden woestijnen om tot graanschuren en schoolden hun onderdanen.
Maharadja’s werden veelal gezien als beschermheer en bapu (vader) genoemd. De goede, verlichte onder hen reisden veel rond te paard, later in koets of open Rolls Royce om hun onderdanen te horen, vaak met slechts een volgwagen ingeval van pech, verder zonder enige beveiliging. In sommige staatjes werden inkomstenbelastingen geheven, in andere totaal niet. Sommige maharadja’s bezaten een weegstoel; bij bijzondere gelegenheden werd hun gewicht in gouden soevereinen uitgedeeld onder de armen. Hyderabad was een rijk zo groot als Engeland en Schotland samen. De nizam (heerser van de vorstenstaat) behoorde door diamant- en smaragdmijnen tot de rijkste mensen ter wereld. Eind jaren veertig nog leende de toenmalige heerser de Indiase overheid gouden munten en broden. Ze werden met een speciale trein vervoerd naar Bombay en vulden maar liefst twee wagons.
Zilveren treintje
Eind negentiende eeuw onderging de leefstijl van de maharadja’s een ingrijpende verandering; het zwaard werd vervangen door tennisracket en cricketbal, lans en speer door de biljartkeu. De verwesterlijking zette in met Europese architecten, vliegtuigen, nannies, continentale eetgewoonten, Rols Royces, ameublementen in Art Deco-stijl en de grootste extravaganza.
Zo bezat de maharadja van Gwalor een zilveren treintje dat de drankjes rond de eettafel reed en, als het even tot stilstand kwam, floot. Anderen hielden zelfs een privé-dierentuinen, volbloed paarden en uitgebreide wagenparken (in Kolhapur bewonderde ik nog diorama’s met opgezette wilde dieren en landschapstaferelen).
De Franse reiziger Louis Rouesselet mocht in 1860 de juwelencollectie aanschouwen van de maharadja van Baroda, waaronder een halsketting waarin de beroemde Star of the South, de Star of Dresden en andere diamanten van opmerkelijke omvang schitterden, vermoedelijk de kostbaarste ketting ter wereld.
In 1920 nog had de maharadja van Udaipur een voorproever die met bedienden meeliep vanuit de keuken en het in canvas verpakte, verzegelde eten proefde vlak voordat de koninklijke familie het opat. Volgens een Amerikaanse bezoeker zag de voorproever er gezond en gelukkig uit. Het kon niet op: In Gwalior waren twee luchters besteld, ieder tien meter hoog, die drie ton wogen. Om te controleren of het dak dat gewicht wel kon dragen, werden drie olifanten het dak opgehesen, die er drie dagen moesten verblijven. De hoogheden leerden de foxtrot bij de muziek van hun eigen achtmansband, die Happy Days Are Here Again speelde en kinderen gingen naar Engelse kostscholen, waarbij één prinsje zelfs zijn eigen panter meebracht.
Maar naast toenemende rijkdom was er ook al langer een andere ontwikkeling gaande; via de East India Company hadden de Engelsen steeds meer grip op India gekregen, gebruikmakend van de verdeeldheid die heerste onder de maharadja’s, raja’s, nizams en nawabs, na het uiteenvallen van de Mogul dynastie. Dat betekende het begin van het einde van hun politieke macht. Prof. S. Jeevanandam, emeritus professor of politics (Madras Christian College):
Cheddar en scones
Mahatma Gandhi noemde de macht van de maharadja’s de grootste smet op de Britse overheersing. Volgens hem was die vroegere vorm van macht iets, dat een menselijk wezen, zich enigszins bewust van menselijke waarde, zich nooit zou mogen toe-eigenen ten koste van anderen, die daardoor iedere elementaire vorm van vrijheid moesten ontberen. In 1930 schreef auteur Kanhayalal Gauba ironisch in het boek HH of the pathology of Prince, dat een wagen van één van de maharadja stalen luiken had ‘vermoedelijk om hem te vrijwaren van een moordaanslag’, terwijl bij een andere wagen op de treeplank een klein pijporgel was geïnstalleerd, zodat een bediende de favoriete deuntjes van zijn meester kon spelen.
In 2015 op de high tea uitgenodigd bij maharadja Shri Jyotendrasinhi Vikramsinhji Sahib en HH. Marani Kumud Kumari (dochter van de maharadja van Bhavnagar) in Gondal, blijkt verrassenderwijs dat het personeel nog steeds een diepe buiging maakt als de ‘koninklijke hoogheden’ hun entree maken in de tuin, waar we onder een deftige partytent toastjes met een spread van cheddar, sandwiches en scones nuttigen. (Ook bij openbare gelegenheden blijken maharadja’s nog steeds te worden aangesproken met Your Highness). De bijna tachtigjarige maharadja heeft delen van zijn paleiscomplex tot chique hotel omgebouwd. In zijn garages heeft hij een collectie van ruim dertig oldtimers: een Roll Royce, Jeeps, Cadillacs, een Oldsmobile, en een oranjewitte Delage cabriolet met een geïntegreerd, vanaf het dashboard te bedienen kriksysteem waarmee een of bijvoorbeeld alle vier de wielen tegelijkertijd vervangen kunnen worden.
Bij de garages aangekomen lijkt een zwarte Cadillac 75 Fleetwood Limousine uit 1955 zo weggereden uit een gangsterfilm. Hij heeft naar achter toe oplopende staartvinnen en geïntegreerd in de voorbumper twee geprononceerde ‘bullets’, waarin de omgeving vervormd weerspiegelt. Onder een beschermhoes staat een Gullwing uit 2013, het nieuwste speeltje:
Soms ga ik ermee rijden, maar er is zoveel verkeer tegenwoordig, dat je hem niet optimaal kunt laten presteren. Op het circuit van Poona wel; hoe hard ik daar gereden heb, vertel ik maar niet…
Een Daimler heeft op de voorhoeken van de raampartijen lantaarnachtige lampen en van het oudste exemplaar, een tramachtige motorwagen, kan de kap met ruiten helemaal worden afgenomen. Er staat tevens een formule 5000 raceauto, waarin de jongere broer van de maharadja in Chennai autoraces won en de maharani (vrouw van de vost) poseert bij een foto, waarop zij te zien is in de racewagen, waarin zij ooit aan races deelnam. Daarnaast staat een miniatuur-Lanchester voor de kinderen, voorzien van een echte motor.
Naast het paleishotel staat onder een afdak op rails een mooi ingerichte, oude koninklijke wagon, nu luxesuite voor hotelgasten en in een nabijgelegen rivierpaleis staan paard-en-wagens, zoals een Landau uit 1890, het persoonlijke rijtuig van voorvader, Bhagwatsinhji, die de eerste lokale spoorweg in India liet aanleggen. Kleinere wagens, werden voortgetrokken door Shetland pony’s en zelfs een zebra. In hetzelfde paleis heeft de maharadja zijn collectie dinkey toys (1800) uitgestald tussen bekers en plaquettes, gewonnen bij races.
Een zeer bijzondere wagen, een freakerige kitsch car, die een tijdlang eigendom was van de maharadja van Nabha, bevindt zich in Nederland. Deze ‘Zwaan’ staat sinds 1991 in het Louwman Museum bij Wassenaar en is gefabriceerd door de Swan van Brooke & Company in Suffolk. Een excentrieke Schotse resident in het Indiase Calcutta, Matthewson, liet hem in 1910 bouwen. Een witte auto beschilderd met lotusbloemen in goud en zilver. Hij dankt zijn naam aan de gewelfde motorkap met zwanenkop en opgloeiende ogen.
Matthewson liet een achttonige Gabriel-hoorn installeren die op de uitlaat werkt, evenals borstels die de wielen ontdoen van koeien- en olifanten uitwerpselen. Uit de zwanenbek kan stoom worden geblazen ‘om de weg vrij te maken’ en vanaf de achterkant witte derrie op het wegdek worden gespoten om zo de elite te choqueren met ‘het beest’. Bij Louwman staan ook de Baby Swan, die de maharadja liet voorzien van een elektromotor (voor in zijn paleistuin) en een indrukwekkende, aluminium gepolijste Rolls Royce 40/50 HP Phantom Barker Torpedo Tourer (opvolger van de Silver Ghost). Hij was van een Nawab en kreeg de bijnaam ‘Het zilveren Fantoom van Hyderabad’.
Ooty
In zijn buitenverblijf in het bergachtige (en dus zomers prettig koele) Ooty restaureerde de maharadja van Mysore, Shri Shri Shri Shri Shrikantha Dutta Narassimha Radja, kort voor zijn dood, twaalf jaar geleden, het hoofdgebouw dat met rood poeder bestoven lijkt: Fernhill Palace. Er zijn achttien hotelkamers met aan de muren ingelijste foto’s uit een ver verleden: paleizen, een jachttafereel met Engelsen, hun karakteristieke, met katoen beklede tropenhelmen en een meute jachthonden. Op een andere foto de vader van de maharadja, die een tulband draagt, afgezet met juwelen en veren in een prachtige serre, met op de grond een zwart pantervel (inclusief kop) als vloerkleed.
Tijdens een bezoek aan het buitenverblijf in Ooty (2015) gaf de manager, een jonge Indiër, L. Kannan, in onberispelijk, smetteloos bruin pak, een rondleiding. Samen met hem liep ik de voormalige ontvangst- en vergaderhal binnen, de Durbar Hall. Het halfronde plafond is bruin met groene reliëfpatronen. In koperen rozetten bevinden zich kleine lampjes en er hangen grote kroonluchters. De handvaten van de deuren zijn van glas, in koper gevat. Via een halfronde erker met openslaande deuren en afhangende, gedrapeerde gordijnen kijk je uit op de voortuin met gazon en aan weerszijden oprijlanen. Er zijn drie grote schouwen en langs de muren staan gecapitonneerde elektrische kachelelementen.
Op een balkon op de eerste verdieping zaten vroeger de mindere ‘goden’ als de maharadja zijn theeplukkende horigen ontving. In het gebouw voeren sofa’s, Chaisselongs, crapeauds en S-vormige krulbankjes, waarop je tête-a-tête kunt zitten, je terug naar de grandeur van vervlogen tijden. In een suite zijn de hoofdeinden van twee houten ledikanten ingelegd met anjermotieven en er hangt een strakke art deco-lamp. Als hij zelf langskwam, verbleef de maharadja in de Maharadja Suite en de aangrenzende Residency Suite. Op een van de openslaande deuren is een koperen plaatje aangebracht met zijn wapen en in een schuif is ‘do not disturb’ gegraveerd en verschuif je het afdekplaatje met knopje dan verschijnt: ‘please clean the room’. De vorige maharadja had geen kinderen om hem op te volgen. Daarom wees de maharani een neef aan als troonpretendent.
Een filmploeg is op twee verschillende plekken rond en in het buitenverblijf aan het werk; er is een suite provisorisch ingericht om opnamen te maken en bij een keuken met erker wordt gefilmd. Buiten staat een filmlamp op driepoot gericht op het keukenraam en er zijn witte doeken in frames opgespannen, die assistenten in de juiste positie vasthouden, moeten zorgen voor tempering van het licht. Een filmactrice in sari, haar gezicht sterk uitgelicht, doet zogenaamd de afwas en kijkt vanachter het aanrecht via het geopende raam uit over de glooiende theeplantages. De opname begint en enkele seconden later klinkt vanuit de keuken het woord ‘cut’. Buiten worden intussen potten met varens op een witte nepballustrade neergezet en een man sprenkelt met zijn hand een groene vloeistof uit over het gazon, waardoor het geelverlepte gras frisgroene gekleurd wordt.
Aan de voorkant van het buitenhuis wacht de rest van de filmploeg. Op de oprit staat een archaïsche ‘hoogwerker’ om panoramische opnamen te kunnen maken, als een verhoogde wip op wieltjes met aan de ene kant twee plastic kuipstoeltjes en de andere zijde metalen platen als tegengewichten. Een acteur speelt op het gazon golf. Een mindere god, een assistent, fungeert als ballenjongen. Een actrice in colbertjasje en Amerikaanse cap op het halflange haar zit verveeld onderuit in een stoel.
Dasara
De manager vertelt:
De familietradities worden nog steeds voortgezet in Mysore. Beroemd is het tiendaagse festival Dasara, waarbij de maharadja op een gedecoreerde olifant in een zetel (tachtig kilo goud) met afdak rondrijdt, waarbij hij via een rood en groen lampje met batterij de mahout (verzorger) kan laten weten of de olifant moet lopen of stoppen.
Mysore heeft vierentwintig heersers gekend, waaronder de verlichte Tipu sultan. Het paleis, gebouwd in 1924, één van de grootste van India, wordt iedere zondag verlicht met honderden lampjes die de contouren kristalachtig feeëriek verlichten. Prachtig is de ontvangsthal met fijn bewerkte colonnades en gekartelde bogen, die mintgroen weerspiegelen in de glanzende vloer. De deuren van rozen-, teakhout en zilver zijn ingelegd met ivoor, terwijl het plafond van glas-in-lood gemaakt is.
Topattractie is de gouden troon met trapje en parasol, die slechts negen dagen per jaar te zien is voor het publiek. Kosten noch moeite werden gespaard: Marmeren beelden werden gemaakt door Italiaanse en Scandinavische beeldhouwers, porseleinen lampen en vazen uit Japan geïmporteerd en een vervormende spiegel zorgt voor humor in de paleisgangen. Onder de jachttrofeeën zijn een rinoceros met dubbele hoorn, geschoten tijdens een safari in Afrika. Ook Brumel, ooit de knuffel-mastiff van zijne hoogheid, staat er opgezet onbewogen bij.
Net als de maharadja van Gondal bezit zijn collega in Udaipur, Arvind Singh Mewar, een collectie oldtimers, gestald in een halfronde, witte garage. Maar hij beschikt over nog een extravagante verzameling. Eén van zijn voorgangers, Sajjan Singh, liet zijn meubelmakers in 1878 een ameublement in hout maken, dat vervolgens met olifanten en kamelen naar de kust vervoerd en naar Engeland verscheept werd. Daar, in 1881 aangekomen, voerde de firma F. en C. Osler in Birmingham het ameublement, inclusief punkah (handbediende ventilator), uit in kristal. Het omvatte salon- en eettafels, sofa’s, een waskom, bedden en zelfs parfumflessen. Maar het duurde tot 1884 voordat deze scheepslading het paleis in Udaipur bereikte. De maharadja was inmiddels gestorven, zodat hij er nooit van heeft kunnen genieten.
De unieke spullen verdwenen nog ingepakt in de paleiskelders. Pas in 1954 werden ze uitgepakt en in 1994 besloot Shriji Arvind Singh het kristal tentoon te stellen in zijn gigantische paleiscomplex; deels luxe hotel en museum, waar je door een doolhof van smalle gangetjes, kamers en trappen langs kleurige (harem)verblijven, wapenkamers en binnenhoven wordt gevoerd en uitkijkt op het witte Lake Palace, dat zo ontworpen is, dat het op het water lijkt te drijven. Net als een Rolls Royce van de maharadja figureerde dit meer in de Bondfilm Octopussy. Dezelfde maharadja schreef het voorwoord bij een boek over maharadja’s, waarin hij constateert dat het instituut nog gewoon voortleeft:
De vorm is misschien veranderd, maar de verbindende rol die maharadja’s spelen blijft nog altijd bestaan.
Dat is ten dele waar, temeer omdat een aantal maharadja’s de politiek in is gegaan. Volgens sommigen is een voordeel dat ze niet corrupt zijn, omdat ze al voldoende status, erkenning en geld bezitten. Ze hebben zich veelal aangesloten bij bestaande partijen, zoals Congress en BJP. Buiten de gekozen parlementsleden zijn er enkele maharadja’s speciaal aangewezen als parlementslid. Dat gebeurt bijvoorbeeld ook met verdienstelijke Indiase wetenschappers en filmsterren.
Turner en Constable
In de paleistuin van Baroda (die deels verhuurd is aan een golfclub) werden vroeger gevechten tussen worstelaars en olifanten opgevoerd. De olifanten kregen alcohol toegediend, maar de gevechten werden gestopt voordat ze uitliepen op slachtpartijen. Ter vermaak werden ook tientallen parkieten en papegaaien gehouden, die op miniatuurfietsjes reden, kanonnetjes afvuurden, foto’s maakten met speelgoedcamera’s en een kaketoe kon met enige hulp en pijl en boog een doel raken. In de paleistuin staat het voormalige prinsenschooltje; nu museum, met daarvoor een paviljoenachtige vitrine met miniatuurlocomotief, die vroeger een treintje trok waarin de prinsenkinderen naar school werden gebracht.
In dat gebouw is nu een grote collectie kunstwerken te vinden die maharaja Sir Sayajirao Gaekwad III tijdens zijn buitenlandse reizen verzamelde. De collectie omvat een aantal indrukwekkende schilderijen van Belgische en Nederlandse schilders, zoals Tetar van Elven, en van de indiase Raja Ravi, maar ook bijvoorbeeld prachtige opaque-vazen met parelmoerglans uit begin vorige eeuw. Het Museum van Baroda stelt eveneens een deel van de koninklijke collectie tentoon.
De huidige maharadja, Samarjitsinh Ranjitsinh Gaekwad:
Dit paleis werd gebouwd door de grootvader van mijn grootvader, Sayajirao Gaekwad III, in 1890. Hij is een legendarische figuur binnen onze familie en deze stad, kocht werken van Raja Ravi en bouwde in de paleistuin een atelier voor hem. Hij liet Engelse architecten dit paleis en het City Museum ontwerpen, waar zich nog schilderijen van Turner en Constable bevinden en richtte een Academy for Fine Arts op. In Baroda leven ook nu veel kunstenaars. De schilderijen die u hier ziet, zijn door mijn vader gemaakt.
We praten in een conferentieachtige werkruimte in het privégedeelte van het paleis. Op een groot scherm screen toont hij meer schilderijen van zijn vader, deels met kubistische invloeden. Ik vraag hem: ‘U heeft geen politieke macht. Hoe ziet u uw rol in de huidige maatschappij?’