Dark
Light

KNIL-cadet ontvangt postuum Mobilisatie-Oorlogskruis

André Mantiri werd slachtoffer van de ramp met de Junyo Maru
Auteur:
3 minuten leestijd
Minister Hennis en generaal Herman Mantiri
Minister Hennis en generaal Herman Mantiri

De Indonesische luitenant-generaal b.d. Herman B.L. Mantiri ontving donderdag in Den Haag uit handen van minister van defensie Jeanine Hennis-Plasschaert het Mobilisatie-Oorlogskruis van zijn broer André Mantiri. KNIL cadet-vaandrig Mantiri stierf in de Tweede Wereldoorlog, toen hij aan boord van het Japanse vrachtschip Junyō Maru, samen met meer dan 5000 lotgenoten verdronk, nadat een Britse onderzeeër de Junyō op 18 september 1944 torpedeerde.

Cadet-vaandrig André Mantiri
Cadet-vaandrig André Mantiri
Na de bezetting van Nederland in mei 1940 besloot de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, jonkheer Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, op Java een eigen Koninklijke Militaire Academie (KMA) op te richten. Op deze KMA in Bandoeng werden niet alleen blanke Nederlanders tot officier opgeleid, maar ook Indonesiërs. In 1941 waren er 228 cadetten in opleiding, waaronder 18 Indische jongens. Onder hen was de toen 20-jarige André Henri Mantiri.

Japanse invasie

Na de Japanse aanval van 7 december 1941 op Pearl Harbor, verklaarde Nederland het Aziatische keizerrijk direct de oorlog. Een maand later, op 11 januari 1942, landden de eerste Japanse troepen op Borneo. Op 15 februari werden Mantiri en alle andere tweedejaars cadetten bevordert tot vaandrig en ingezet in de strijd. Twee weken later, in de nacht van 28 februari op 1 maart, kwam de Japanse hoofdmacht aan land in West-Java. Dat leidde op 2 maart bij Kalidjati tot de eerste tankaanval in de Nederlandse geschiedenis. Het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger beschikte in tegenstelling tot de de Koninklijke Landmacht wel over, weliswaar lichte, tanks. De aanval werd echter afgeslagen en het KNIL moest zich terugtrekken voor het sterkere Japans Keizerlijk Leger.

Vaandrig Mantiri werd ingezet bij het verdedigen van de Tjiaterpas, de laatste stelling voor de hoogvlakte van Bandoeng. In de ochtend van 5 maart begon de Japanse aanval met luchtbombardementen. Het KNIL slaagde er niet in een goede verdediging te organiseren en op 6 maart namen de Japanners de pas in. De hoofdstad Batavia hadden ze toen al bezet. Stukje bij beetje moesten de cadetten onder commando van kapitein J.L. Paardekooper zich terugtrekken tot ze weer op de KMA in Bandoeng waren. Op 8 maart 1942 gaven de Nederlandse en geallieerde troepen zich over en werden André Mantiri en zijn medecadetten krijgsgevangen genomen.

De Junyo Maru
De Junyo Maru

Junyō Maru

Na een verblijf van meer dan twee jaar in Jappenkampen, waar Mantiri wegens verzet werd gemarteld, werd hij op 15 september 1944 samen met 2300 meest Nederlandse krijgsgevangenen en 4200 Indonesische dwangarbeiders of romoesja’s ingescheept op het Japanse vrachtschip Junyō Maru. In het smerige laadruim van het 30 jaar oude stoomschip waren tussendekken gemaakt van bamboe, waarop de slaven werden gepropt. Vanuit de haven van Batavia voer het schip richting Padang op de westkust van Sumatra. Daar zouden de mannen te werk worden gesteld bij de aanleg van een spoorlijn tussen Pakan Baroe en Muare. Maar op 18 september werd de Junyō ter hoogte van Benkoelen door de Britse onderzeeboot HMS Tradewind (P329) opgemerkt.

De Britse commandant S.L.C. ‘Lynch’ Maydon had geen idee van de menselijke lading aan boord van het vijandelijke schip. De Japanners hadden de Conventie van Genève, die stelde dat gevangenentransportschepen van een groot rood kruis moesten worden voorzien, aan hun laars gelapt. De Tradewind joeg de Junyō met twee torpedo’s, beide voltreffers, naar de kelder. Wat volgde was een van de grootste scheepsrampen uit de geschiedenis, waarbij naar schatting 5420 krijgsgevangen en dwangarbeiders verdronken in het water van de Indische Oceaan. André Mantiri probeerde samen met een lotgenoot naar de kust te zwemmen, maar kwam nooit aan. De overlevenden stierven vaak alsnog bij de aanleg van de spoorlijn.

Mobilisatie-Oorlogskruis

Mobilisatie-Oorlogskruis
Mobilisatie-Oorlogskruis
Het Mobilisatie-Oorlogskruis (MOK) is in 1948 ingesteld door koningin Wilhelmina. De ceremonie ter ere van André Mantiri is mede mogelijk geworden door de inspanningen van Indië-veteraan lt-kolonel b.d. Jacques Brijl, die zich ondanks zijn hoge leeftijd nog regelmatig inzet voor het toekennen van decoraties aan vergeten Indië-veteranen. Brijl is zelf onder andere drager van de Bronzen Leeuw (de hoogste militaire onderscheiding voor moed na de Militaire Willems-Orde) en de Indonesische Bintang Mahaputra Utama. Naast generaal Mantiri, die zelf in 1940 werd geboren en het Nederlands nog machtig is, waren ook een oudere broer en zus bij de ceremonie aanwezig.

Na de capitulatie van Japan op 2 september 1945 waren veel Indonesiërs niet gediend van een terugkeer van het Nederlandse koloniale bewind. Een aantal van de aan de KMA opgeleidde vaandrigs, zoals Alexander Evert Kawilarang, Tahir Bonar Simatupang en Abdul Haris Nasution, speelde een belangrijke rol in de organisatie van het anti-Nederlandse verzet. Uiteindelijk werden zij, net als Mantiri’s jongste broer, generaals binnen de Indonesische strijdkrachten of Tentara Nasional Indonesia (TNI). De vraag welke keuze André Mantiri gemaakt zou hebben doet er niet toe, hij stierf als officier van het KNIL.

Boek: De oorlog met Japan 1941-1945

Edwin Ruis MA is historicus. Hij geeft regelmatig wandellezingen in Rotterdam en Den Haag rond thema’s als spionage en oorlog, zoals de Rotterdam WO1 Spionagewandeling. Zie zijn eigen website www.voetspoorthemawandelingen.nl. Twitter/X: @E_Ruis

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×