Het zal u wellicht opgevallen zijn dat “libertariër”, “isolationist”, “buitenbeentje”, “ideoloog van de Tea Party”, de “extreem-rechtse”, “radicaal-conservatieve” Ron Paul, tevens Congreslid en huisarts uit Texas, het verrassend goed doet in de campagne voor de Republikeinse presidentskandidatuur. Althans, in de opiniepeilingen. In augustus bleek uit een peiling van het bekende bureau Rasmussen zelfs dat, als er nu verkiezingen zouden worden gehouden, Obama 39 procent van de stemmen zou krijgen en Ron Paul 38 procent.
In 2008, toen hij ook meedeed aan de presidentsverkiezingen, was Paul al tamelijk populair onder de Republikeinse achterban. Hoewel hij geen enkele steun kreeg vanuit de Partij en grotendeels werd genegeerd door de massamedia, haalde hij de meeste individuele donaties binnen van de Republikeinse kandidaten. Nu, vier jaar later, is hij bezig dat kunstje te herhalen.
En het begint op te vallen. De naam “Ron Paul” is een begrip geworden in Amerika. In Time Magazine werd hij onlangs “The Prophet” genoemd, omdat hij er al jaren voor heeft gewaarschuwd dat de Amerikaanse staatsschuld en begrotingstekort tot een diepe financiële crisis zouden leiden.
Wat is er zo interessant aan Ron Paul? Barst Amerika niet van de radicaal-conservatieve, populistische politici die lagere belastingen willen en alles afkeuren wat uit Washington komt? Ja. Maar Paul is anders. Hij is inderdaad, om een paar rechtse stokpaardjes te noemen, tegen inkomstenbelasting, kunstsubsidies, ontwikkelingshulp, antidiscriminatiewetgeving, de Verenigde Naties en de NAVO. Hij is bovendien vóór het recht op wapenbezit en tegen legalisering van abortus. Maar – en hierin verschilt hij van de gewone conservatief-rechtse politici – hij was ook fel tegen het financiële steunpakket van $700 miljard dat de regering-Bush gaf aan de banken in New York na het faillissement van Lehman Brothers in het najaar van 2008. Hij ageert al jaren tegen de verderfelijke invloed van “Wall Street” op Washington. (“I think Wall Street has the strings on Washington and they pull and do what they want and that’s where the corruption is.”)
Hij is een principieel tegenstander van Amerikaanse militaire interventies in het buitenland en een fel criticus van het Amerikaanse militair-industrieel complex. (“No more blank checks for the military-industrial complex!”). Hij was een van de zeer weinige Republikeinse congresleden die tegen de oorlog in Irak stemde (de Iraq War Resolution) en tegen de Patriot Act, die de Amerikaanse overheid verregaande opsporingsbevoegdheden geeft in de strijd tegen het terrorisme.
Paul is ook tegen de dienstplicht, tegen de doodstraf, tegen de “War on Drugs” die door de Amerikaanse federale overheid wordt gevoerd, en vóór decriminalisering van drugsgebruik. (“People who, unwisely, buy drugs would hardly opt for the back alley criminal dealer as a source, if a coffeehouse-style dispensary was an option.”)
Dit zijn een stuk minder populaire standpunten onder conservatieve kiezers. Populisme kun je Paul dan ook niet verwijten. Zijn standpunten tegenover het grootkapitaal en het militarisme zou je radicaal-links kunnen noemen, zijn standpunten over belasting, wapenbezit en ontwikkelingshulp radicaal-rechts.
Toch is er niets tegenstrijdigs aan Pauls politieke filosofie. De rode draad in zijn denken is zijn geloof in individuele vrijheid en tegen de macht van de Staat op elk gebied – economisch, sociaal en in het buitenlands beleid. Deze politieke filosofie staat in Amerika bekend als libertarisme (‘libertarianism’), wat zoveel betekent als een streven naar maximale individuele vrijheid en een minimale overheid (of helemaal geen overheid).
Het probleem dat Libertariërs hebben met de Staat is dat zij deze beschouwen als een instrument dat met geweld ingrijpt in het leven van mensen en in hun vrijwillige onderlinge relaties. Volgens Libertariërs zou de samenleving er een stuk beter uitzien als mensen op elk gebied hun eigen keuzes kunnen maken; een Staat is hooguit nodig om het leven en eigendom van mensen te beschermen tegen geweld. Libertariërs als Ron Paul zijn dan ook niet alleen tegenstander van de “Welfare State” (de verzorgingsstaat), maar ook van wat zij noemen de “Warfare State” (oorlogvoering en imperialisme). Beide beschouwen zij als uitwassen van “Big Government” – de illegitieme macht van de Staat over het leven van het individu.
Deze filosofie moet niet worden verward met het neoconservatisme. Het is er zelfs in vrijwel alle opzichten de tegenpool van. Zoek op Youtube naar Ron Paul Explains Neoconservatism en je vindt een spijkerharde (en historisch en filosofisch sterk onderbouwde) aanval van Paul op het neoconservatieve gedachtengoed. Paul noemt de neonconservatieve leiders en instituties allemaal met naam en toenaam – van Donald Rumsfeld tot Dick Cheney en van Ayaan Hirsi Ali’s American Enterprise Institute tot Rupert Murdoch’s Fox News en Wall Street Journal – en bestempelt ze als “vijanden van Amerika”, dat wil zeggen, van het Amerikaanse vrijheidsideaal. (“They agree with Trotsky on permanent revolution, violent as well as intellectual”; “Neoconservatism is NOT American”.)
Anarchistische communisten
Met Ron Paul is het libertarisme (“libertarianism”) dus teruggekeerd in de “mainstream” Amerikaanse politiek. Ik schrijf bewust “teruggekeerd” omdat deze politieke stroming een lange geschiedenis kent in de Verenigde Staten.
De moderne libertarische beweging ontstond in Amerika in de jaren zeventig van de vorige eeuw. In 1971 werd de Libertarian Party (LP) opgericht. (Ron Paul was in 1988 overigens al een keer presidentskandidaat voor de LP). De term “Libertarian” werd indertijd min of meer noodgedwongen aangenomen door de oprichters omdat het begrip ‘liberalism’ in Amerika een heel andere inhoud had gekregen (een ‘liberal’ is in de VS zoiets als een sociaal-democraat). De term zelf stamt echter al uit de achttiende eeuw en werd in de negentiende eeuw ook wel gebruikt door Franse anarchistische communisten. Van Dale omschrijft ‘libertair’ dan ook als:
…gericht op volkomen maatschappelijke vrijheid, anarchistisch…
Dit is correct, want naast het klassieke liberalisme (à la Adam Smith) en de al veel oudere natuurrechten-traditie is het anarchistische denken een van de belangrijkste pijlers onder het libertarische gedachtegoed. Libertariërs zijn echter wat zij zelf noemen individualistische (dus geen communistische) anarchisten. Anders dan linkse anarchisten verdedigen zij het recht op particulier eigendom als een van de belangrijkste grondrechten van het individu. (Libertariërs vinden overigens wel dat iedereen het volste recht heeft om communistisch te leven, zolang niemand maar wordt gedwongen om daar aan mee te doen!)
Libertarisme heeft dus weinig van doen met conservatisme. Het is een volwaardige, eigenstandige politieke filosofie met een eerbiedwaardige traditie, waaraan generaties van denkers hebben bijgedragen, en die een omvangrijke literatuur heeft voortgebracht. Zoals gezegd heeft in de Verenigde Staten altijd een sterke libertarische stroming bestaan. Sterker, libertariërs beschouwen de Amerikaanse revolutie primair als een libertarische revolutie. Zoals de vooraanstaande twintigste-eeuwse libertarische econoom en denker Murray Rothbard schrijft:
“The American revolutionaries were steeped in the creed of libertarianism, an ideology which led them to resist with their lives, their fortunes, and their sacred honor the invasions of their rights and liberties committed by the imperial British government. (…) Being libertarians, the revolutionaries saw no conflict between moral and political rights on the one hand and economic freedom on the other. On the contrary, they perceived civil and moral liberty, political independence, and the freedom to trade and produce as all part of one unblemished system, what Adam Smith was to call, in the same year that the Declaration of Independence was written, the ‘obvious and simple system of natural liberty’.” The Libertarian Heritage: The American Revolution and Classical Liberalism
Het politieke programma van de Amerikaanse revolutionairen wordt door Rothbard als volgt omschreven:
“The object of the classical liberals was to bring about individual liberty in all of its interrelated aspects. In the economy, taxes were to be drastically reduced, controls and regulations eliminated, and human energy, enterprise, and markets set free to create and produce in exchanges that would benefit everyone and the mass of consumers. Entrepreneurs were to be free at last to compete, to develop, to create. The shackles of control were to be lifted from land, labor, and capital alike. Personal freedom and civil liberty were to be guaranteed against the depredations and tyranny of the king or his minions. Religion, the source of bloody wars for centuries when sects were battling for control of the State, was to be set free from State imposition or interference, so that all religions — or nonreligions — could coexist in peace. Peace, too, was the foreign policy credo of the new classical liberals; the age-old regime of imperial and State aggrandizement for power and pelf was to be replaced by a foreign policy of peace and free trade with all nations. And since war was seen as engendered by standing armies and navies, by military power always seeking expansion, these military establishments were to be replaced by voluntary local militia, by citizen-civilians who would only wish to fight in defense of their own particular homes and neighborhoods.”
Het is dit politieke programma dat ook vandaag de dag nog door Ron Paul wordt beleden. Niet voor niets omschrijft Paul zichzelf met trots als een ‘Constitutionalist’: hij beschouwt de machten die de huidige Amerikaanse overheid zich heeft toegeëigend als ongrondwettelijk en wil ze terugbrengen tot wat oorspronkelijk in de Grondwet de bedoeling was.
Innige samenwerking
Hoe relevant is het libertarisme nog in het hedendaagse Amerika? En hoe serieus is de kandidatuur van Ron Paul voor het Amerikaanse presidentschap? Dit zijn twee verschillende vragen. Niemand gelooft dat Paul de volgende president van Amerika wordt; hijzelf waarschijnlijk ook niet. Hij heeft zelf weleens gezegd dat hij vooral meedoet aan de campagne om het libertarische gedachtegoed meer bekendheid te geven. Dat lukt hem aardig. Het libertarisme is ongetwijfeld, mede dankzij Paul, populairder in Amerika dan het in lange tijd is geweest. Dat heeft alles te maken met de economische crisis en de rampzalige oorlogen in Irak en Afghanistan. Dit maakt mensen ontvankelijk voor de libertarische boodschap dat “Big Government” niets dan onheil brengt.
Voor veel Europeanen is het wellicht paradoxaal om de Staat de schuld te geven van de crisis. Zij zien in de crisis juist een falen van het “kapitalisme” en de vrije markt. Maar de libertarische analyse is precies omgekeerd. Libertariërs wijzen erop dat zowel in Amerika als in Europa de economie, en met name het monetaire stelsel, verregaand gecontroleerd wordt door de Staat. Zeker, zij erkennen dat naast de overheid ook de banken en andere financiële partijen schuldig zijn aan de enorme schuldenbergen waaronder de economie dreigt te bezwijken. Banken hebben jaren op roekeloze wijze, uit winstbejag, vrijwel onbeperkt kredieten verstrekt. Maar, voegen libertariërs hier aan toe, zij konden dit doen doordat zij deel uitmaken van het door de Staat gecreëerde financiële stelsel.
Zoals Ron Paul beschrijft in zijn boek uit 2009, End the Fed, is er al heel lang sprake van een innige samenwerking tussen de overheid (de Treasury, oftewel het ministerie van Financiën), het stelsel van centrale banken (de Federal Reserve of “Fed”) en de grote particuliere banken op Wall Street. In dit systeem is het de banken toegestaan ruwweg tien keer zoveel krediet te verlenen (geld in de markt te zetten) dan zij aan geld binnen krijgen. Sterker, ze worden hiertoe aangemoedigd, omdat dit, volgens gangbare (Keynesiaanse) theorieën, de economische groei zou bevorderen. De Fed reguleert dit systeem op ingenieuze wijze door (onder meer) met uit het niets gecreëerd “geld”, staatsobligaties te kopen bij de grote banken. Dit heeft een dubbel effect: het stelt de banken in staat om een veelvoud van dit geld in de economie te pompen (ruwweg tien keer zoveel), en het helpt de Staat aan nieuwe fondsen. (In theorie kan de Fed natuurlijk ook het omgekeerde doen, door staatsobligaties en andere bezittingen te verkopen; alleen is het aanjagen van de economie altijd populairder bij politici, publiek en markten dan het laten krimpen ervan.)
In de libertarische visie (die gebaseerd is op de theorieën van de zogeheten Oostenrijkse Economische School van vrije-markteconomen Friedrich Hayek en Ludwig von Mises) zijn het de monetaire machinaties van de gevestigde financiële machten die de economie voortdurend in recessies storten (preciezer gezegd, ze brengen eerst hausses teweeg die echter onvermijdelijk worden gevolgd door recessies omdat ze niet zijn gebaseerd op reële groei, maar op kunstmatige manipulatie van het geldwezen). Het systeem brengt ook permanente inflatie (geldontwaarding) met zich mee.
Volgens libertariërs als Ron Paul heeft dit stelsel echter niets met “kapitalisme” of de vrije markt te maken. Integendeel, het is puur interventionisme dat wordt uitgeoefend door de machthebbers ten gunste van zichzelf en van bepaalde bevoorrechte partijen, en ten nadele van de rest van de bevolking. In de libertarische visie heeft dit interventionistische stelsel kunnen ontstaan, omdat in de loop der tijd de oorspronkelijke liberale idealen in Amerika teloor zijn gegaan. Rothbard voert hiervoor in zijn eerder aangehaalde essay twee verklaringen aan. Enerzijds wisten “conservatieve en reactionaire” krachten terrein terug te winnen na de Amerikaanse Revolutie, en de Staat naar hun hand te zetten, waardoor het vrije-marktsysteem uiteindelijk verwerd tot het huidige corporatistische systeem. Daarnaast werd het liberalisme ondermijnd door de opkomst en verspreiding van socialistische ideeën, die ook in Amerika opgeld deden, vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw.
In het licht van deze ontwikkelingen moet volgens Ron Paul ook de oprichting van het stelsel van centrale banken worden gezien. Voor Paul markeerde de oprichting van de Fed in 193 the beginning of the end of laissez-faire. It turned the entire money system over to public management on behalf of political causes. Hij geeft hiervan een boeiende analyse in zijn boek End the Fed uit 2009:
“The Fed came about during a period of the nation’s history called the Progressive Era, when the income tax and many new government institutions were created. It was a time in which business in general became infatuated with the idea of forming cartels as a way of protecting their profits and socializing their losses. The largest banks were no exception. They were very unhappy that there was no national lender of last resort that they could depend on to bail them out in a time of crisis… Banks couldn’t expand money and credit as much as they wanted. They couldn’t inflate without limit and count on a centralized institution to bail them out…”
Om deze reden besloot een klein groepje bankiers in gebroederlijke samenwerking met de Amerikaanse regering om een centrale bank op te richten. Naar buiten toe zeiden ze dat ze dit deden uit algemeen belang – om de economie te laten groeien en de inflatie te beteugelen. In werkelijkheid, schrijft Paul, what the largest banks desire is precisely what we might expect any large corporation to desire: privatized profits and socialized losses…. This is something that every industry would like if they could get it. Maar, voegt hij hier aan toe:
“This is something that the free market denies them, and rightly so. The banking industry has always had trouble with the idea of a free market that provides opportunities for both profits and losses. The first part, the industry likes. The second part is another issue…. That is the reason for the constant drive in American history towards the centralization of money and banking, a trend that not only benefits the largest banks with the most to lose from a sound money system, but also the government, which is able to use an elastic system as an alternative form of revenue support. ‘The coalition of government and big bankers provides the essential backbone of support for the centralization of money and credit’. (uit: ‘End the Fed’)”
Elders noemt Paul het huidige financiële stelsel ‘a form of financial socialism that benefit[s] the rich and the powerful’. Hij vergelijkt het met de Sovjet-Unie: ’to my knowledge, no business ever went under with the Soviet system but society in general grew ever poorer. Think of that Soviet system applied to the banking industry and you have the Fed’.
Uit dit voorbeeld moge duidelijk zijn dat de libertarische politieke filosofie van Ron Paul voortkomt uit diep-gevoelde historische en ideologische overtuigingen. En zijn visie wordt door veel mensen gedeeld in Amerika. Of het libertarische gedachtegoed werkelijk ooit weer de overhand zal krijgen in de Verenigde Staten, is uiteraard niet te voorspellen. Tot voor kort leek het onwaarschijnlijk – maar als de dollar in elkaar zou storten, hyperinflatie toeslaat en de economie (verder) instort, is alles mogelijk.
Tijdens de presidentscampagne van 2008 publiceerde Ron Paul een ander boek, met de dreigende titel: The Revolution. Die titel slaat niet op de Revolutie uit 1776 – maar op de Revolutie die komen gaat. “If freedom is what we want”, zo eindigt Paul dit boek, “it is ours for the taking. Let the revolution begin.”
~ Karel Beckman
Karel Beckman is auteur, samen met Frank Karsten, van het recent verschenen boek, De Democratie Voorbij (uitgeverij Aspekt, 2011).