De Spaanse Reconquista

16 minuten leestijd
Overgave van Granada 1492
Overgave van Granada 1492

‘Ik begrijp niet hoe men iets dat acht eeuwen heeft geduurd een herovering kan noemen’, een uitspraak van de Spaanse filosoof Ortega y Gasset, die zich daarmee in het hart van het debat over de Spaanse Reconquista begaf. Nederland ervoer, na vijf jaar bezet te zijn geweest door de Duitsers, de bevrijding als een herovering, maar de inwoners van het koninkrijk Granada die daar al gedurende meer dan dertig generaties hadden gewoond, zullen de inname van het laatste Moorse bolwerk in 1492 zeker niet als een herovering hebben beschouwd.

Niettemin, de term Reconquista, waarschijnlijk pas ontstaan na de Middeleeuwen, dus ruim nadat deze ‘herovering’ had plaatsgevonden, is in zwang geraakt onder historici in de negentiende eeuw en wordt ook nu algemeen gehanteerd als aanduiding voor de eeuwenlange strijd tussen christenen en Moren op het Iberisch schiereiland.

Het vroege christendom in Spanje en de komst van de Moren

Wanneer het christendom zijn intrede deed in Spanje is onduidelijk, maar zeker is dat er aan het begin van de vierde eeuw, ten tijde van de Romeinse overheersing, christenen aanwezig waren in Hispania. Christenen die, net als hun geloofsgenoten elders, zwaar te lijden hadden van vervolgingen ingezet door keizer Diocletius. Constantijn, die Diocletius opvolgde in 305, toonde zich aanmerkelijk toleranter, maar het duurde nog tot het jaar 380 voordat de christelijke leer als staatsgodsdienst van het rijk werd ingevoerd. Niet lang daarna begon de opmars van Vandalen en Sueven richting Hispania waarmee een eind kwam aan de Romeinse overheersing. Op hun beurt werden deze volkeren verdreven in de loop van de vijfde en zesde eeuw en wel door de Visigoten. De Visigoten slaagden erin om van het Iberisch schiereiland één ongedeeld rijk te maken met het rooms-katholicisme als staatsgodsdienst. Deze situatie werd verstoord toen aan het begin van de achtste eeuw de Moren hun oog lieten vallen op het Iberisch schiereiland en aan een snelle veroveringstocht begonnen van wat zij al-Andalus noemden. Een jihad die hen tot ver in het Frankenland bracht, waar zij in het jaar 732 een nederlaag moesten incasseren, hen toegebracht door de legers van Karel Martel in de slag bij Poitiers. Anders dan de mythe van Poitiers verhaalt, betekende dit geenszins het einde van de Moorse opmars. Rond 740 trokken zij, sterker dan ooit, opnieuw het Frankische rijk binnen, maar zagen zich genoodzaakt hun ambities op te geven vanwege het uitbreken van een opstand van Berbers in Marokko. De Moren trokken zich terug achter de Pyreneeën. Voorgoed, zoals zou blijken. Niet Karel Martel, maar opstandige Berbers hebben verhinderd dat het christelijke Europa werd geïslamiseerd.

De mythe van Poitiers

Slag bij Covadonga - 718
Slag bij Covadonga – 718
De mythe van Poitiers kent zijn pendant in die van Covadonga, het hoog in de bergen van Asturië gelegen plaatsje waar in het jaar 721 Pelayo, een Visigotische edelman, als eerste christelijke leider een veldslag tegen de Moren wist te winnen. De omvang en betekenis van deze overwinning werd door christelijke chroniqueurs tot enorme proporties opgeblazen, maar in de ogen van de islamieten was het een te verwaarlozen incident.

Wel hield deze overwinning in, dat de Moren uit deze noordelijke contreien werden verdreven, wat zij niet echt betreurden, want dit gebied is zeer onherbergzaam en nauwelijks onder controle te brengen.

In 756 kwam Abd al-Rahman I aan de macht in al-Andalus en riep het uit tot zelfstandig emiraat. Daarmee maakte hij zich politiek en administratief los van het kalifaat van Bagdad, maar bleef wel haar religieuze gezag erkennen. Onder zijn bewind kwam Córdoba tot bloei. Hoogtepunt was ongetwijfeld het in aanbouw nemen van de bouw van de Moskee van Córdoba. In 929 maakte zijn nazaat Abd al-Rachman III zich los van het Arabische kalifaat en riep zichzelf uit tot kalief. Het kalifaat van Córdoba was geboren dat het politieke en culturele hoogtepunt vormde van de islamitische beschaving in al-Andalus. Een eeuw later raakte het kalifaat in verval en viel uiteen in afzonderlijke koninkrijken: de reinos de taifas.

Verloop van de Reconquista

De Reconquista begon eigenlijk pas echt na het uiteenvallen van het Kalifaat van Córdoba in 1035. Daarvoor waren de islamieten oppermachtig en was sprake van het langzaam uitgroeien van enkele christelijke stedelijke kernen aan de noordflanken van de rivier de Duero (León) in het westen en van de rivier de Ebro (Pamplona) in het oosten.

Voor 1040

Iberisch Schiereiland rond 814
Iberisch Schiereiland rond 814
Vanaf 739, toen de Moren te maken kregen met de opstand in het thuisland Marokko, trokken de Berbers die zich in het Duerodal hadden gevestigd, zich terug om hun rebellerende stamgenoten bij te staan. Het verlaten van deze streek viel hen niet moeilijk, het klimaat was er hard en de mogelijkheden tot opbouw van duurzame leefgemeenschappen waren schaars. Wat overbleef aan nederzettingen werd in eerste instantie ook nog eens door de Asturiaanse koningen ontregeld. Later begonnen zij aan een herstructurering en herbevolking van dit gebied dat bekend stond als de ‘Duerowoestijn’. Tegen het eind van de achtste eeuw slaagde koning Alfons II van Asturië erin om Galicië te bezetten. In de daarop volgende eeuw breidde hij zijn rijk in zuidelijke richting uit, wat leidde tot de transformatie van het Asturiaanse rijk in dat van León, een gebeurtenis die in 925 zijn beslag kreeg.

Halverwege de negende eeuw trokken inwoners van het ten oosten van Asturië gelegen Cantabrië het Duerodal in op zoek naar nieuwe leefgebieden. De vestigingen of castillas die deze migranten bouwden, vormden een verdedigingslinie tegen de alsmaar terugkerende Moren die door middel van aceifas oftewel strafexpedities, de christenen probeerden tegen te houden. Desondanks bereikten de Cantabriërs aan het begin van de tiende eeuw de oever van de Duero. Het graafschap Castilië ontstond, de kern van het latere koninkrijk van Isabella I.

Aan de zuidflank van de Pyreneeën vormde zich tegen het einde van de achtste eeuw een aantal graafschappen, waaronder Pamplona, Aragón en Barcelona. Deze keten van graafschappen, bekend als de Spaanse Mark, fungeerde als een bufferzone tussen het Frankische rijk en het emiraat van Córdoba. Zij stonden in eerste instantie onder Frankisch gezag, maar nadat Karel de Grote in 778 in de beroemde slag van Roncevalles verslagen was, nam de invloed van de Franken af. Na de dood van Karel ontwikkelde Pamplona zich tijdens de regeerperiode van Sancho de Grote, die duurde van 1004 tot 1035, tot een machtig koninkrijk. Sancho slaagde erin om zijn rijk zowel naar het westen als naar het oosten uit te breiden. In oostelijke richting tot aan het graafschap Barcelona en in het westen verwierf hij niet alleen zeggenschap over Castilië, maar legde ook het koninkrijk León vazalschap op.

Noord-Spanje rond 1035
Noord-Spanje rond 1035
Tegenover dit machtige Pamplona lag een door interne twisten verscheurd kalifaat dat in 1029 uiteenviel in de reinos de taifas, waarmee de machtsverhouding op het Iberisch schiereiland leek te zijn verschoven ten gunste van de christenen. Maar na de dood van Sancho de Grote in 1035 wijzigde de situatie in het noorden zich. Zijn rijk werd verdeeld en tussen zijn erfgenamen ontwikkelde zich een bittere strijd.

1040 tot 1150

Het Pamplona van Sancho de Grote werd gesplitst in drie delen: Pamplona, de kern van het rijk, dat vanaf dat moment Navarra werd genoemd, Aragón en het graafschap Castilië. Nog lang zou er strijd gevoerd worden om de heerschappij in het noorden, waar uiteindelijk de koninkrijken Castilië – dat op termijn León zou opslokken – en Aragón als overwinnaars te voorschijn kwamen. Dat waren de rijken die een hoofdrol speelden in de Reconquista. Het derde rijk, Navarra, zou niet zelfstandig, maar via allianties met anderen in bescheiden vorm meedoen aan de strijd tegen de Moren.

El Cid
El Cid
Veel ruimte was er in die tijd voor avonturiers, waarvan Rodrigo Díaz de Vivar oftewel El Cid ongetwijfeld de meest succesvolle was. In de tweede helft van de elfde eeuw bood hij zijn niet geringe diensten aan aan zowel christelijke als islamitische heersers. Hij verrijkte zich daardoor aanzienlijk en slaagde er in om in 1094, vijf jaar voor zijn dood, de stad Valencia in handen te krijgen. El Cid was een bekwaam veldheer, maar vooral opportunist.

De gevechten die de christelijke koningen voerden tegen de Moren werden in de eerste helft van de elfde eeuw nog niet gezien als godsdienstoorlogen, het ging hen vooral erom de eigen machtspositie te versterken. Daarom voerden ze ook strijd met elkaar, waarbij ze niet schuwden af en toe de hulp in te roepen van Moorse vorsten. De eerste keer dat sprake was van een echte godsdienstoorlog was in 1064, toen een door paus Alexander II gesteunde internationale legermacht de stad Barbastro veroverde op de Moren en daar een slachtpartij aanrichtte. Het was een ware kruistocht, waarbij de paus vergeving van zonden beloofde aan de kruisvaarders. Deze kruistocht op Spaanse bodem ging dus vooraf aan de eerste kruistocht naar de Oriënt in 1096, geïnitieerd door paus Urbanus II.

Iberisch schiereiland rond 1085
Iberisch schiereiland rond 1085
In 1085 staken de Almoraviden de straat van Gibraltar over en drongen al-Andalus binnen. Deze orthodoxe Berberstam had in 1075 de macht in handen genomen in Marokko en snelde de taifa Toledo te hulp dat door de christenen veroverd was. Opmerkelijk, want de relatief vrijzinnige islamieten van de taifas hadden in religieus opzicht weinig sympathie voor de fundamentalistische Almoraviden. De Almoraviden ontketenden een enorme jihad en in hoog tempo werden tal van taifas aan hen onderworpen. Ook de christenen waren niet opgewassen tegen dit geweld, maar verloren relatief weinig terrein. In de jaren daarna staken de Almoraviden diverse keren over naar het schiereiland met het oogmerk om al-Andalus in zijn geheel opnieuw onder Moors bewind te brengen. Toledo bleef in christelijk bezit, maar in 1102 viel Valencia in handen van de Almoraviden, de stad die een aantal jaren door El Cid was bestuurd. De Reconquista leek tot staan gebracht toen in 1108 de Almoraviden de Castilianen opnieuw versloegen. Het duurde tot 1118 voordat weer sprake was een overwinning van betekenis. Koning Alfons I van Aragón, de Strijdvaardige, sloeg een beleg voor de stad Zaragoza en dwong deze tot overgave. Hij verkreeg daarmee de titel van koning van Zaragoza en maakte de stad tot regeringszetel van zijn gehele koninkrijk.

Voor Castilië keerden de kansen toen Alfons VII de troon besteeg en zich ontwikkelde tot de machtigste vorst in de christelijke regio. In 1135 liet hij zich in de kathedraal van León kronen tot keizer van Spanje. Hij ondernam diverse veldtochten en wist diep door te dringen in al-Andalus. De kracht van de Almoraviden nam af en al-Andalus verbrokkelde opnieuw in een aantal zelfstandige koninkrijken.

1150 tot 1212

Iberisch schiereiland rond 1150
Iberisch schiereiland rond 1150
Aanvankelijk stabiliseerde zich de situatie in het noorden. In 1151 sloten de koningen van Castilië, Aragón – waar Catalonië deel van uitmaakte – en Navarra een overeenkomst waarin de onderlinge grenzen werden vastgesteld en afspraken gemaakt hoe de veroverde en nog te veroveren Moorse gebieden zouden worden verdeeld. In het westen maakten de Leonese troepen onder Ferdinand II voortgang in Extremadura, maar kwamen in botsing met Portugal, dat sinds 1139 als zelfstandig koninkrijk veroveringen realiseerde op de Moren. Daarmee liep het León voor de voeten en het kostte Ferdinand grote moeite het conflict te bezweren.

In 1170 vond een tweede invasie plaats vanuit Noord-Afrika en wel door de Almohaden, net als de Almoraviden een fundamentalistische Berberstam. De druk van deze Berbers op de christelijke rijken nam geleidelijk aan toe, wat in 1190 de Leonese koning Alfons IX ertoe deed besluiten met de Moorse heersers een niet-aanvalsverdrag af te sluiten. Dat kwam hem op een scherpe reprimande van paus Celestinus III te staan, die van vrede tussen Moren en chistenen niets wilde weten. De paus excommuniceerde Alfons en beschouwde degenen die tegen León de wapens zouden opnemen als echte kruisvaarders. De koning van Portugal, die dacht dat de dagen van het Leonese rijk geteld waren, rook zijn kansen en viel Galicië binnen. Ook Alfons VIII van Castilië zag dankzij de pauselijke bul zijn kans schoon om León te attaqueren. Een tegenaanval bleef niet uit. Alfons IX van León viel Castilië aan met hulp van de Moren. De chaos werd compleet, toen ook de Castiliaanse koning een verdrag sloot met de Almohaden. Een misstap die vergelijkbaar was met die van de Leonese koning, maar dit keer legde Celestinus geen sancties op. In plaats daarvan zond de paus een delegatie die geacht werd vrede tussen León en Castilië te bewerkstelligen. Dat lukte zowaar. Het duurde echter nog tot 1212 voor de gezamenlijke christelijke legers de Almohaden in de slag bij Navas de Tolosa een vernietigende nederlaag toe wisten te brengen. Deze slag wordt gezien als een definitief keerpunt in de Reconquista en zij wordt nog steeds in Spanje met veel ceremonie herdacht.

1212 tot 1264

Iberisch schiereiland rond 1260
Iberisch schiereiland rond 1260
Na de nederlaag bij Navas de Tolosa werden de Almohaden geleidelijk aan teruggedreven en viel al-Andalus opnieuw uiteen in taifas die een gemakkelijke prooi waren voor de christenen. Vanaf 1230 nam koning Ferdinand III van Castilië het heft in handen. Ferdinand III, die als dank voor zijn vele veroveringen de bijnaam de Heilige kreeg, kwam aan de macht nadat een heftig conflict om de troon van León in zijn voordeel was beslecht. Castilië en León vormden vanaf dat moment een geheel: de kroon van Castilië. Ferdinands bestuurlijke kwaliteiten stonden garant voor het zorgvuldig innen van belastingen, wat hem in staat stelde de Reconquista in volle omvang te hervatten. De Castiliaan ondernam tal van veldtochten en veroverde de ene stad na de andere. Vlak voor zijn dood in 1252 heeft Ferdinand III nog voorbereidingen getroffen voor een veldtocht in Noord-Afrika om zich te weren tegen mogelijke bedreigingen uit die regio.

Gedurende zijn drieënzestigjarige regeerperiode over Aragón heeft Jacobus I zijn naam als Veroveraar met recht gevestigd. Hij veroverde een aantal steden op de Moren langs de Levantijnse kust, maar kwam in botsing met Castilië dat uit was op een directe toegang tot de Middellandse Zee. Grensgeschillen tussen beide rijken werden beslecht met het verdrag van Almizra (1244). In het westen van het schiereiland veroverden de Portugezen in 1249 de Algarve. Alfons X van Castilië, zoon van Ferdinand III, bijgenaamd de Wijze, werd geconfronteerd met het probleem van de ontvolking van de veroverde gebieden, waar het lang aan arbeidskrachten ontbrak. Met name in de vazalstaat Murcia werd dit een nijpend probleem. In 1264 brak een opstand uit onder de zogenaamde mudéjares, moslims die in door christenen bestuurd gebied woonden en die weigerden zich te bekeren. Zij werden op grote schaal uitgewezen. In het jaar van deze opstand veroverde Alfons X de stad Cádiz, waarmee een voorlopig einde kwam aan de Reconquista.

Na 1264

Portugal en Aragón hadden hun aandeel in de Reconquista afgesloten en er restte voor Castilië alleen nog de verovering van Granada. Het zou maar liefst tot 1482 duren, voordat de definitieve aanval op Granada werd ingezet. In 1309 begonnen de Castilianen en Aragonezen, op aandringen van paus Clemens V, een gemeenschappelijke kruistocht naar het uiterste zuiden. Gibraltar werd veroverd, maar daarna stokte het offensief. De sultan van Marokko waagde een ultieme poging om de christelijke macht op het Iberisch schiereiland te breken en dat leidde tot een zeeslag om Gibraltar in 1339 die eindigde in een dramatische nederlaag voor de Castilianen. Het jaar daarop sloeg de toenmalige koning Alfons XI hard terug. In de slag bij de rivier Salado wist hij met hulp van de Portugese koning de Moren te verslaan. Deze zege leidde tot groot enthousiasme in heel Europa en werd vergeleken met de victorie van Karel Martel in de slag van Poitiers in 732.

Overgave van Granada 1492
Overgave van Granada 1492

Na de dood van Alfons XI in 1350 ontbrandde er een langdurige strijd om de troon van Castilië en werd het land geteisterd door burgeroorlogen die pas eindigden met de machtsgreep van koningin Isabella I in 1479. Samen met haar man, Ferdinand II, de koning van Aragón, besloot zij in 1482 de Reconquista definitief af te ronden. Niet alleen uit de Iberische, maar ook uit andere Europese rijken deden huurlingen mee aan deze militaire operatie, die moreel en vooral ook financieel gesteund werd door de Heilige Stoel. Het was geen gemakkelijke veldtocht en het duurde tot 1492 totdat Granada, het laatste Moorse bolwerk, zich overgaf aan de vijand. Sultan Boabdil overhandigde de sleutels van de stad aan de belegeraars en zijn moeder zou haar zoon, toen deze haar jammerend het nieuws vertelde, berispt hebben met de woorden: ‘Huil je, mijn zoon als een vrouw om het verlies van de stad die je niet als een man wist te verdedigen?’ Als beloning voor de voltooiing van de Reconquista werden Isabella I en Ferdinand II in 1496 door paus Alexander VI getooid met de eretitel Reyes Católicos (katholieke vorsten).

Historisch perspectief van de Spaanse Reconquista

De erfenis der Visigoten

Het is vrijwel ondenkbaar dat aan het begin van de achtste eeuw Pelayo in zijn strijd tegen de Moorse overheersers zich verbeeld zal hebben bezig te zijn geweest aan de herovering van het Visigotische erfgoed. Maar dat dit concept van de Reconquista al vroeg opdook in de gedachtewereld van de christelijke koningen, lijkt vrijwel zeker. In kronieken, opgetekend door de geestelijke Dulcidius onder supervisie van de Asturiaanse koning Alfons III, de zogenaamde Chronicon Albeldense, daterend uit de laatste decennia van de negende eeuw, wordt gerefereerd aan het idee van herovering van het verloren gegane Spanje der Visigoten. Daarmee werd een leidraad geboden aan latere koningen ter motivatie van de strijd tegen de Moren. De term Reconquista mag toen nog niet in gebruik zijn geweest, het concept was wel degelijk ontwikkeld, zij het ruim honderdvijftig jaar na de slag bij Covadonga. Zo vatte de opvatting post, dat het in de strijd tegen de Moren ging om het terugwinnen van gebieden waarop de christelijke koningen, als opvolgers van de Visigotische heersers, recht konden laten gelden. Op grond daarvan maakten zij onderling afspraken over wie welk deel van al-Andalus mocht veroveren. In deze overtuiging werden zij gesteund door de Heilige Stoel, maar er valt wel het een en ander op af te dingen. In de eerste plaats waren de opvolgers van Pelayo geen Visigoten, maar afstammelingen van de oorspronkelijke inwoners van dit gebied, die weinig met de Visigoten gemeen hadden. Ook is het niet zo, zoals de chroniqueurs van Alfons III beweren, dat de Asturiaanse koningen dynastieke rechten konden laten gelden op het Visigotische Spanje. Met andere woorden, Ortega y Gasset had het bij het rechte eind: wat nu Reconquista wordt genoemd is in feite een langdurige veroveringstocht geweest van christelijke vorsten op een Islamitisch rijk, precies zoals de islamieten gebieden veroverden op wat zij van hun kant de ongelovigen noemden, alleen ging dat minder traag.

Jihad en kruistocht

De Koran laat er geen misverstand over bestaan: ieder mannelijk lid van de samenleving is geroepen tot de jihad, de onderwerping van alle mensen aan de wetten van de islam. Dat betekent overigens niet dat aanhangers van andere religies zich moeten bekeren, ze zijn vrij hun geloof te belijden, mits zij zich houden aan de moslimwetten. Dat is wat gebeurde in het door de Moren vanaf 711 veroverde Spanje. Iedere inwoner had zich te houden aan de door de overheersers gestelde wetten, maar zij werden niet vervolgd om godsdienstige redenen. Natuurlijk, onder druk van de omstandigheden bekeerden in de loop van de tijd steeds meer christenen en joden zich tot de islam en vluchtten velen naar het noorden, waar kleine christelijke rijkjes zich ontwikkelden, maar er is nooit sprake geweest van massale uitwijzing van niet-moslims. Het systeem van convivencia ontstond, het onder bepaalde regels gescheiden van elkaar leven van bevolkingsgroepen oftewel castas die verschillende religies aanhingen. De christelijke leer wijkt af van die van de Koran in die zin dat in de Bijbel het gebruik van geweld ten principale wordt afgewezen. Het vijfde gebod ‘gij zult niet doden’ zegt voldoende. Toch is de overeenkomst tussen de jihad en de heilige oorlog van de christenen opvallend en onderscheiden beide godsdiensten zich niet van elkaar als het gaat om de vraag of geweld geoorloofd is tegen mensen met een andere religie. In elk geval hadden tal van militaire operaties die de christenen ondernamen na 1040, het karakter van een kruistocht. De eerste keer dat een dergelijke operatie plaatsvond, was in 1064 toen Barbastro werd belegerd.

Aan de ridders die deelnamen, werd door paus Alexander II vergeving van zonden en ontheffing van boetedoening beloofd. Gevallenen in de strijd zouden direct naar de hemel gaan. Strijders werden dus geworven met een aflaat, precies zoals dat twintig jaar later zou gebeuren, toen paus Urbanus II de eerste kruistocht naar de Oriënt lanceerde. Niet alle militaire operaties tijdens de Reconquista waren kruistochten, maar bij tal van gelegenheden kregen zij steun van de Heilige Stoel of werden zij zelfs door de paus bevolen. Ook had de Reconquista in Spanje soms prioriteit boven kruistochten naar Jeruzalem: de paus weerhield regelmatig Spaanse kruisridders ervan zich te melden voor een tocht naar het oosten en bewoog hen ertoe de strijd in eigen land aan te gaan met de Moren. Dat de pausen veel waarde hechtten aan de Reconquista bleek ook uit hun niet aflatende pogingen om onderlinge gevechten tussen de christelijke rijken te voorkomen of hen tot vredesonderhandelingen te bewegen en gezamenlijk op te trekken tegen de islam. Christelijke vorsten die het waagden allianties aan te gaan met Moorse heersers konden rekenen op strenge veroordeling door de paus, ja zelfs op excommunicatie. De Heilige Stoel verleende overigens niet slechts morele steun aan de door hen zo gewenste kruistochten op Spaanse bodem.

Jihad en kruistocht mogen dan een verschillend doel hebben: onderwerping van ongelovigen aan het islamitisch gezag, respectievelijk verwijdering van niet-gelovigen van de grond waarop christenen recht meenden te hebben, er was geen verschil als het gaat om de methode om dit godsdienstige doel te bereiken. Gebruik van geweld was toegestaan, zowel voor Moren als christenen. Overigens laat de ontwikkeling van de verovering van Spanje door de christenen in de middeleeuwen en daarna zien, dat als het gaat om tolerantie op religieus gebied, christenen zich minder verdraagzaam opstelden dan de moslims ooit deden. Het geleidelijk aan verdwijnen van de convivencia in de door de christenen veroverde gebieden, de uitwijzing van joden eind vijftiende eeuw en die van de moslimgelovigen aan het begin van de zeventiende eeuw spreken boekdelen.

Moros y cristianos

Moros y cristianos
Moros y cristianos
Ter herdenking van de Reconquista wordt jaarlijks in veel steden in Spanje het feest gevierd van Moros y cristianos, een van de oudste tradities in het land, dat vooral in Andalusië talloze deelnemers en bezoekers trekt. Het is een herdenking met een godsdienstig fundament, maar heeft een ludiek karakter door de manier waarop het verleden wordt weergegeven. De deelnemers verdelen zich in twee groepen, Moren en christenen, die uitbundig gekleed in traditionele gewaden in uren durende optochten en manifestaties ‘elkaar bestrijden’. Tot slot wordt de inname van de stad weergegeven in een spel waarin het kasteel van de stad of een kunstmatig kasteel door de christenen wordt veroverd. Behalve in Murcia, waar men de stichting van de stad herdenkt, en in de plaats Cieza, waar het feest van ‘La Invasión’ wordt gevierd, een inval van de koning van Granada in dit stadje in het jaar 1477. Dit feest wordt besloten met het naspelen van een Moorse overwinning, een unicum.

Lees ook: Al-Andalus: het Spanje der Moren
Boekentip: De gouden eeuwen van Andalusië

Bronnen

– Bonnassie, P. e.a., Las Españas medievales, Bibliotheca de Bosillo, Madrid, 2008
– Chejne, A.G., Historia de España Musulmana, Ediciones Cátedra, Madrid, 1997
– Garcia González, J.J. ea., Historia de Castilla, La Esfera de los Libros, Madrid, 2008
– Juanto Jiménez, C., Sancho III de Pamplona, Universidad de Navarra, Pamplona, 2005
– Lewis, D.L., God’s Crucible, W.W. Norton and Company, New York 2008
– O’Callaghan, J.F., Reconquest and Crusade in Medieval Spain, Univ. of Pennsylvania Press, Philad., 2004
– Rubio Calatayud, A., Historia de la Corona de Aragón, Delsan ediciones, Zaragoza, 2008
– Stallaert, C., Etnisch Nationalisme in Spanje, Universitaire Pers Leuven, 1996
– Usunáriz Garaoya, J.M., Historia breve de Navarra, Silex ediciones, Madrid, 2006
– Valdeón Baruque, J., Historia de Castilla y León, Ámbito ediciones, Valladolid, 2008
– Valdeón Baruque, J., La Reconquista, Espasa Calpe, 2006

Willem Peeters (1944) is redacteur van de website Casa Cultural waarop naast de complete geschiedenis van Spanje en biografieën van prominente Spaanse politici, artikelen te vinden zijn over tal van andere landen en onderwerpen. Zijn speciale aandacht gaat uit naar Amsterdam. Niet alleen schrijft hij over de historie van de hoofdstad, maar ook heeft hij fotoseries gemaakt waarin afbeeldingen van vroeger gekoppeld zijn aan hedendaagse foto's. Regelmatig verzorgt hij lezingen in samenwerking met Station-West, een culturele hotspot in het centrum van Amsterdam.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×