Vanaf 1 juli de dag waarop Keti Koti, het verbreken van de ketenen herdacht wordt, is de indrukwekkende tentoonstelling Christendom en Slavernij; het Nederlandse verhaal in het Utrechtse museum te zien. Op 1 juli 1863 werd de slavernij in ons land officieel afgeschaft. Dit wetsbesluit betekende echter niet dat er gelijk een einde kwam aan de vrijheidsberoving en uitbuiting. In Suriname moesten de ‘vrijgelatenen’ voor een hongerloontje nog tien jaar op de plantages blijven werken.
De gevolgen van de slavernij werken tot de huidige dag door in kansenongelijkheid, gevoelens van verdriet, schaamte én schuld. Niet alleen bij de nazaten van de tot slaaf gemaakten, maar ook bij hen die afstammen van degenen die zich bezighielden met de slavenhandel of slaven in dienst hadden. De laatste jaren besteden musea wereldwijd en in ons land aandacht aan dit onverwerkte verleden.
In de aanloop naar het herdenkingsjaar 2023, organiseerde het Rembrandthuis in 2020 al de expositie HIER. Zwart in Rembrandts tijd; de eerste van een samenwerkingsverband tussen twaalf Nederlandse musea die in deze kwestie, zoals het motto luidt: Kleur Bekennen. Met de expositie Heden van het Slavernijverleden leverde het Wereldmuseum Amsterdam (toen nog Tropenmuseum) ook een bijdrage. Deze expositie was ingericht rond thema’s als kansenongelijkheid, uitsluiting en racisme met als doelstelling: bewustwording. In veler ogen was deze expositie een eyeopener, want afgezien van de leestip De Hut van Oom Tom, hoorden mijn generatiegenoten op school nooit iets over het slavernij verleden van ons land.
Het Rijksmuseum volgde in 2021 met de tentoonstelling Slavernij: een zwarte bladzijde in de geschiedenis, die je niet zomaar kunt omslaan. Deze slavernijgeschiedenis ligt minder ver achter ons dan menigeen wellicht denkt. In veel stambomen komt men tot slaaf gemaakten èn slavenhouders tegen. Soms zelfs beide, zoals het hoofd Geschiedenis van het Rijksmuseum, Valika Smeulders en cabaretier Jörgen Raymann in het televisieprogramma Verborgen Verleden tot hun (onaangename) verrassing ontdekten. De beelden van nazaten die op zoek naar hun roots de vervallen en overwoekerde plantages van hun voorvaders bezoeken, leverde soms boze en vaak ook ontroerende momenten op.
In de discussies over het slavernij verleden vallen termen als de schuldvraag, excuses, herstelbetalingen… Schuld is volgens Smeulders niet nodig, maar kennisneming van die geschiedenis wel. Daartoe nodigen de aan dit thema gewijde tentoonstellingen uit. Bij de herdenking van Keti Koti in in het Amsterdamse Oosterpark zei minister van Engelshoven in 2020 eveneens dat mensen van nu niet verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor de daden van onze voorouders. Maar niet iedereen denkt daar zo over…
Trans-Atlantische en Aziatische Slavenhandel
Wanneer gesproken wordt over ‘de slavernij’ denkt men meestal aan de trans-Atlantische slavenhandel van de WIC, maar ook de VOC speelde daarin een grote rol. Recente (vindingrijke) studies tonen bovendien aan dat vrijwel iedere beroepsgroep in het vaderland als leverancier of afnemer direct- of indirect economisch verbonden was met slavernij.
Hoe verwerpelijk de daden van de Europeanen ook waren, slavernij is geen Europese uitvinding. In Afrika en Azië kent het knechten van eigen medemensen een lange traditie. Europeanen droegen echter wel bij aan de schaalvergroting. Van de in totaal circa 12,5 miljoen slaaf gemaakten vervoerden Nederlanders naar schatting 600.000 zielen naar de West. Hun aandeel in Azië is met 660.000 tot 1.000.000 zelfs nog hoger. Slaaf gemaakten werden in alle segmenten van de koloniale samenleving te werk gesteld. Van de nootmuskaat-plantages op Banda, de suikerplantages rond Batavia, Nederlands-Brazilië en Suriname tot zilvermijnen op Sumatra, handelsposten in Japan, Zuid-India, Sri Lanka en (wijn)boerderijen in Zuid-Afrika.
De tentoonstelling in Museum Catharijneconvent, die nog tot 23 september loopt, is een van de laatste in de rij exposities die de afgelopen jaren aan het onderwerp gewijd waren. De oude kloosterzalen van het museum zijn ingericht rond de onderbelichte relatie tussen het christendom en het Nederlandse slavernijverleden. De historische objecten en schilderijen worden in dialoog gepresenteerd met werk waarin eigentijdse kunstenaars reflecteren op het zwarte verleden… en heden.
Tijdens een voorbezichtiging gaven gastcuratoren Madelon Grant en Vincent van Velsen een toelichting op de thema’s in deze expositie, die nieuw licht werpt op deze gecompliceerde, geschiedenis. Het verhaal begint met een lokale gebeurtenis, die destijds voor veel commotie zorgde. In 1596 liep in de VOC-haven Middelburg een gekaapt slavenschip binnen. Ingegeven door christelijke naastenliefde bepaalde de burgemeester dat de zwarte mensen vrijgelaten moesten worden, maar dat liep anders. Al snel wonnen ook in Middelburg economische motieven het van morele bezwaren.
Nadat zij de slavenhandel als iets van de gehate Spanjaarden eerder nog hadden afgekeurd, raakten de Nederlanders, met de bijbel in de hand, ook betrokken bij slavernij. Zelfs de door de handelscompagnieën uitgezonden dienaren Gods en de overzeese kerken vulden hun kas met inkomsten uit eigen plantages. Aan de hand van documenten, portretten van kooplieden en predikanten wordt deze kwalijke geschiedenis uit de doeken gedaan. Acteur Gustav Borreman, zelf domineeszoon, spreekt de bezoekers op hun geweten aan: “bij het zien van de tentoonstelling voelt u zich wellicht gekwetst, ongemakkelijk ook en misschien denkt u, wat ik moet ik hiermee; wat gebeurd is is gebeurd.” Met deze woorden wil hij duidelijk maken dat het slavernijverleden geen voltooid verleden tijd is. Ook elders in de opstelling richt hij zich via video’s vanuit verschillende perspectieven met prangende vragen tot het publiek.
In de eerste zaal hangt een enorme wereldkaart waarop de handelscontacten en bewegingen van de slavenschepen in kaart zijn gebracht. Naast de wereldkaart zijn foto’s geplaatst van kerken die tot de huidige dag nog in de talrijke voormalige koloniën overeind staan.
Hier is naast diverse documenten zoals de paklijst met namen en prijzen van slaafgemaakten, ook informatie over het slavenschip in Middelburg, dat tijdens de Tachtigjarige Oorlog in 1596 op legitieme wijze op de Spanjaarden werd buit gemaakt. De lading bleek helaas niet uit specerijen of porselein te bestaan; het scheepsruim was op beestachtige wijze volgestouwd met menselijke handelswaar.
Wanneer ik mijn hoogbejaarde Zeeuwse moeder het navolgende vertel valt er een lichte last van haar schouders. Toen het beladen verleden van de Zeeuwen tijdens het herdenkingsjaar aan het licht kwam verzuchtte ze – overigens volstrekt onnodig – “ik schaam me dood!”
In dat verre verleden stelde de burgemeester van Middelburg de kapitein voor om deze mensen vrij te laten. Hij bood ook huisvesting aan in de hoop dat ze als arbeidzame goede christenen in de Zeeuwse samenleving zouden inburgeren. De burgemeester bepleitte de zaak met succes bij de Staten van Zeeland, maar de eigenaar van het schip had andere plannen. Hij ging in beroep en ontving van de Staten-Generaal carte blanche. Zij legden het lot van de ‘Moren’ in zijn handen, waarna de gevangenen weer onvrijwillig uitvoeren…
Bij dit laat zestiende-eeuwse aanvankelijk voor zwarte mensen nog positieve bericht uit Zeeland is het helaas gebleven. In de navolgende eeuwen zouden Zeeuwen het voortouw nemen in de trans-Atlantische slavenhandel.
Portretgalerij
In de tweede zaal is een portretgalerij ingericht met zeventiende en achttiende-eeuwse mannen van naam. Hier kan de bezoeker kennisnemen van de voor- en tegenstanders van slavernij, want die waren er ook. Beide partijen vonden rechtvaardiging van hun mening in de bijbel.
Het meest bizar is het levensverhaal van Jacobus Elisa Johannes Capitein. Als zwarte jongen kwam hij in 1728 als ‘cadeautje’ van een scheepskapitein naar Nederland. Tot veler verbazing bleek hij over een goed stel hersens te beschikken. In 1742 promoveerde hij aan de Leidse universiteit op de stelling dat Slavernij niet strijdig is met het christelijk geloof, waarmee hij de eerste zwarte gereformeerde predikant werd. De Leidse bevolking stond perplex. Zijn beschermelingen prezen hem de hemel in, maar zijn landgenoten en de VOC-dienaren waren minder enthousiast. Geïnstalleerd als predikant op het slavenfort El Mina viel hij, gewantrouwd door zowel de witten als de zwarten, tussen wal en schip.
Ter legitimering van de slavernij haalden diverse Nederlandse predikanten de zogenoemde vloek van de bijbelse Noach aan. Omdat hij commentaar had gegeven op de dronkenschap van zijn vader, vervloekte Noach zijn zoon Cham: “gaat heen, voortaan zullen jij en je nakomelingen een knecht der knechten zijn.” (Genesis 9:20-27) of woorden van gelijke strekking. Zo werd het zwarte schaap van de familie de oervader van de slaaf gemaakten. Patricia Kaersenhout maakte een voor deze tentoonstelling toepasselijk schilderij, waarop zij reflecteert op de zwarte geschiedenis van Cham en zijn nakomelingen.
In de expositie is aandacht voor de mate waarin kerken zich met missie en zending onder de zwarte bevolking bezighielden. Predikanten gingen mee op de slavenschepen, maar hun werkterrein lag niet benedendeks.
Aanvankelijk betrachten vrijwel alle kerkgenootschappen terughoudendheid in het evangeliseren van de werkers op de plantage. Waarom? Eenmaal gedoopt zouden ze als christenen vrijgelaten moeten worden en naast de plantagehouders moeten kunnen plaatsnemen in de kerkbanken.
Aanvankelijk hield alleen de Evangelische Broedergemeente zich naast gezondheidszorg en onderwijs bezig met verbreiding van het christelijk geloof onder de zwarte bevolking van Suriname. Deze rol is hier marginaal belicht, maar in de Grote Suriname tentoonstelling in de Nieuwe Kerk in Amsterdam (2019-2020) werd de zending van de Broedergemeente breed uitgemeten.
In de Catharijne, het Magazine van het Catharijneconvent, is een interessante bijdrage te lezen over Vrouwen in verzet tegen Slavernij door gastconservator Vincent van Velsen. Dat verzet manifesteerde zich in quasi onopvallende huiselijke handelingen, als het laten aanbranden van het eten of het drinken van alcohol alvorens de witte kinderen te zogen. Anderen kozen eieren voor hun geld, zoals Maria van Sint-Thomas, de zwarte vrouw van het campagnebeeld. In de hoop op een beter leven en wellicht zelfs bevrijding van haar lot bekeerde zij zich tot het christelijk geloof. In 1738 werd zij door een zendeling van de Evangelische Broedergemeente gedoopt en niet lang daarna vrijgekocht.
De terughoudendheid ten aanzien van kerstening onder de plantage bevolking werd in de loop van de negentiende eeuw verlaten. De overheid maakte zich grote zorgen over de openbare orde na de op handen zijnde afschaffing van de slavernij. Het christendom kon als beschavend bindmiddel worden ingezet. In de negentiende eeuw zetten ook andere kerkgenootschappen zich metterdaad in voor ziekenzorg, onderwijs en kerstening van de ‘heidenen’.
Uit de eigen collectie van het museum wordt een portret van Peerke Donders getoond. De pater redemptorist hield zich in de negentiende eeuw bezig met de lichamelijke en geestelijke verzorging van lepralijders in Suriname. Er ligt ook een boekje met het evangelie in het tegenwoordig als Sranan Tongo, maar destijds denigrerend als taki-taki of n* Engels onder de werkers op de plantages gebezigde mengtaal.
Sinds jaar en dag zet een commissie zich in voor heiligverklaring van deze uit Tilburg afkomstige pater. Op internet kun je een wonderdadige genezing door bemiddeling van Peerke melden, maar voor zover mij bekend zit er nog geen schot in deze zaak.
Met een indringend ‘portret’ wordt in deze zaal ook aandacht besteed aan Tula de leider van de slavenopstand op Curaçao. Deze begon in 1795 op het landgoed Knip. Na eeuwenlang verguisd te zijn wordt zijn nagedachtenis daar met een sculptuur van een geheven vuist en een museum in ere gehouden. Vincent van Velsen licht toe dat deze revolte geïnspireerd was op de idealen van de Franse Revolutie: broederschap, gelijkheid en…hij is het even kwijt, vrijheid vult de zaal als uit een keel aan.
In de geschreven slavernijgeschiedenis ontbreekt de zwarte stem. Hoe maak je het verhaal van het leven op de plantages zichtbaar? Slaaf gemaakten waren grotendeels ongeletterd. Van de have-nots is vrijwel niets bewaard. Kennis van dit verleden wordt overgeleverd via oral history en archiefstukken die opgesteld zijn door witte mensen. Dat geldt ook voor de gang van zaken rond Tula’s gevangenneming en executie. Het ooggetuigenverslag van een Rooms katholieke pater inspireerde Rita van Maasdam tot het maken van een Diorama.
Op uitnodiging van de samenstellers van de tentoonstelling reflecteren eigentijdse kunstenaars op het beladen verleden. Tussen de historische objecten aan de wand zijn – op pallets van gerecycled materiaal – diagonaal geplaatste displays aangebracht. Hierop hangen de in grauwtonen geschilderde doeken van Natasja Kensmil: het reeds genoemde slavenschip en een portret van een zwartgemaakte zeventiende-eeuwse figuur, waarmee zij kennelijk reflecteert op de omslag Gouden/Grauwe Eeuw.
Bij het thema christendom en spiritualiteit wordt een prent getoond waarop de in Suriname als heilig beschouwde Kakantrieboom wordt gekapt. Het spanningsveld tussen christendom en lokale winti religie wordt geïllustreerd met een fraaie – goed kijken – duivelskop van Remy Jungerman. En een op een voorouderbeeld geïnspireerd sculptuurtje, getiteld Congo Blues, van Nelson Carilho, dat met een kruis op het hoofd een christelijke toets heeft gekregen.
De oude en nieuwe objecten worden op aansprekende wijze getoond. Serana Angelista en bureau Namelok tekenden voor het ruimtelijke ontwerp van de zalen.
Abolitionisme
Tenslotte wordt aandacht besteed aan het thema Emancipatie. Vanaf 1842 zette de Nederlandse Maatschappij ter Bevordering van de Afschaffing van de Slavernij (NMBAS) zich metterdaad in voor dit doel.
Hier komt een bijzondere vrouw in het verhaal. Petronella Moens, geportretteerd door Margaretha Cornelia Boellaard. Deze visueel gehandicapte domineesdochter wierp zich in woord en geschrift op als voorvechter van de afschaffing van de slavernij. In haar roman Aardenburg of de onbekende volksplanting in Zuid-Amerika, beschrijft zij in 1817 een (weinig realistische) utopische plantagesamenleving. Zij was niet de enige schrijfster die zich het lot van de zwarte medemens aantrok. In het Catharijneconvent wordt zij niet genoemd, maar in de tentoonstelling Verzet tegen Slavernij in het Verzetsmuseum wordt Betje Wolff gememoreerd. In een daar getoonde brief laat zij haar stem krachtig horen. Tijdens een reisje naar Zeeland wil zij niet logeren bij een familie in Vlissingen omdat ze ‘slavenkoopers’ zijn.
De doelstelling van de NMBAS werd, anders dan in Engeland, Zweden en Denemarken, in ons land pas in 1863 bereikt. In de Slavernijtentoonstelling in het Rijks las ik met verbijstering de tekst van een danklied dat de gezagsgetrouwe vrijgelatenen in Suriname, na het voorlezen van het koninklijk besluit, op het Vrijheidsplein (…) ten gehore moesten brengen. Daaraan voorafgaand sprak de gouverneur de hoop uit dat de vrijgelatenen zich deze weldaad waardig zouden betonen…
Des koningsnaam zij hooggeacht
Den koning dank gebracht…
Hij maakte ons, arme Negers vrij
van schande en slavernij
God zegen Koning Willem Drie
Voor zoveel gunstbewijs.
Aan het einde van de tentoonstelling kan de bezoeker op de inhoud reflecteren. Vlak daarvoor ziet men het kleinste en wellicht kostbaarste object in de tentoonstelling. Een gouden munt met afbeelding van twee handen en een verbroken keten, waarmee in 1963 de afschaffing van de slavernij werd gememoreerd met een aan Johannes 8: 36 ontleende opsteker: ’wanneer de zoon u heeft vrijgemaakt zult gij echt vrij zijn’.
Net zo ‘troostrijk’ bedoeld als het bijschrift op een kop en schotel iets terug in de tentoonstelling. Onder een afbeelding van een treurige zwarte figuur is daar te lezen: ’als niemand u ziet, God ziet u’. De opbrengst van dit porselein uit de fabriek van Josiah Wegdwood, kwam overigens ten goede aan het abolitionisme.