De algemene kennis van de bevrijdingsgeschiedenis van Nederland blijkt meestal nogal beperkt. In september 1944 rukten geallieerde troepen door Limburg en Noord-Brabant op naar Arnhem, om daar ‘de brug’ te veroveren. Dat mislukte, maar Zuid-Nederland was bevrijd. De rest van het land moest wachten totdat in april 1945 de Canadezen kwamen. Die veroverden Oost- en Noord-Nederland. Op 5 mei 1945 ging prins Bernhard naar Wageningen en gaven de Duitsers zich over. En toen was heel Nederland vrij.
De werkelijke toedracht verliep aanzienlijk gecompliceerder. Dat leert het boek De bevrijding in beeld van Joost Rosendaal, waarin de bevrijding ‘van Neerpelt tot Wesel’ wordt besproken. Het boek is geïllustreerd met veel, vaak onbekende foto’s van de gebeurtenissen aan het front, dat tergend langzaam opschoof en op hardnekkige Duitse tegenstand stuitte, wat nog duizenden geallieerde mensenlevens eiste.
Het Belgische Neerpelt was het dorp waar de opmars van Market Garden op 17 september 1944 begon; de legeraalmoezenier landde trouwens met zijn parachute in de slotgracht van het kasteel. Pas ruim een half jaar later, op 24 maart 1945, staken de geallieerde troepen voor het eerst de Rijn over, bij Wesel. Pas toen werd de Canadese opmars mogelijk waardoor een belangrijk deel van nog bezet Nederland werd bevrijd.
Doel was de Rijn
Doel van Operatie Market Garden en de daaruit voortvloeiende Slag om Arnhem was niet, zoals vrij algemeen wordt verondersteld, om Nederland te bevrijden, maar om de geallieerden in staat te stellen in Duitsland snel de Rijn over te steken steken en nog vóór de kerst de nazi’s verslaan.
Maar een geslaagde Slag bij Arnhem had de Duitsers in West-Nederland afgesloten van hun hoofdmacht. In een eerder verhaal werd duidelijk gemaakt dat zij, wanneer ze dan niet (zoals Gerbrandy dacht) ‘als hazen’ via de Afsluitdijk ons land hadden verlaten, gemakkelijk in staat waren geweest in het Westen van het land een catastrofe te veroorzaken. Al was het alleen maar door de stroom af te sluiten, zodat de bemaling van het polderland compleet in de war zou lopen.
De Slag om Arnhem mislukte; de brug was ’te ver’. De Britse legerleider Bernard Montgomery, wilde in oktober vanuit Nijmegen een nieuwe poging doen om de Duitse Westwall, de verdedigingslinie, op een zwak punt te doorbreken, maar stuitte op sterke Duitse tegenstand. Toen gaf de geallieerde legerleider Dwight D. Eisenhower (de latere Amerikaanse president) de voorkeur aan het veiligstellen van de toegang tot de Schelde en Antwerpen met zijn diepzeehavens. Vervolgens ontketenden de Duitsers het Ardennenoffensief, dat zowaar nog een keerpunt in de strijd had kunnen betekenen. Eerst daarna, op 8 februari, begonnen nieuwe geallieerde offensieven richting de Rijn in Duitsland. Nadat pas op 24 maart de Rijnoversteek bij Wesel was geslaagd lukte het een dag later de belangrijke brug bij Remagen te veroveren.
Vernietigende eindstrijd
Het boek beschrijft ‘in woord en beeld’ de strijd die meer dan een miljoen Duitse en geallieerde soldaten naar het noordoostelijkste deel van het westfront voerden, te midden van honderdduizenden burgers. Het geweld liet diepe sporen na. Onderdelen van de gevechten zijn in alle toonaarden beschreven. Er zijn veel gedetailleerde studies over de bezetting en bevrijding van dorpen, steden en regio’s in Oost-Brabant, Noord-Limburg en Zuidoost-Gelderland verschenen. Dit boek gaat de grens over en beschrijft ook de gebeurtenissen in het Duitse Nederrijnland, dat eerst veroverd moest worden voordat van een bevrijding van Nederland sprake kon zijn.
‘De bevrijding in beeld’ wil laten zien hoezeer de afzonderlijke gevechten in deze regio’s gedurende dit halfjaar met elkaar samenhingen en slechts één doel hadden: het oversteken van de Rijn om het vitale industriegebied rond de Ruhr te veroveren en Duitsland op de knieën te dwingen. Opmerkelijke foto’s begeleiden de korte beschrijvingen van de belangrijkste gevechten en van de impact die de oorlog had op burgers en soldaten. Een aantal ‘markante persoonlijkheden’ krijgt speciale aandacht. Zoals (onder meer) John Frost, wiens eenheid als enige de noordelijke toegang van de verkeersbrug van Arnhem wist te veroveren, maar uiteindelijk niet te behouden. Jan van Hoof, een verzetsstrijder die de brug van Nijmegen zou hebben gered, wat blijkens het verhaal toch niet waar is. En Kate ter Horst, de ‘Engel van Arnhem’, die de vooral Britse gewonden van Market Garden in Oosterbeek opving en verpleegde.
Joost Rosendaal wil met die combinatie van beschrijving van de strijd, aandacht voor individuele persoonlijkheden en vaak indrukwekkende foto’s bereiken dat de strijd het gezicht van individuele mensen krijgt. Mensen die oorlog voerden en mensen die daarvan het slachtoffer werden.
Oorlog ‘een gezicht geven’
Zo is er ook aandacht voor de evacuaties, waardoor veel mensen, gedwongen door het krijgsgeweld, hun steden en dorpen moesten verlaten, op weg naar een onbekende toekomst. En voor hun gedwongen verblijf in schuilkelders, terwijl de doffe dreunen van ontploffende bommen en granaten ook daar duidelijk hoorbaar waren, zonder dat duidelijk was welke gevolgen de allesvernietigende oorlog bovengronds had.
Uit het boek blijkt overduidelijk dat de oorlog na de mislukking van Market Garden gewoon doorging en dat alleen al het oversteken van de Maas een bloedige militaire operatie was. De oostelijke oever van de Maas viel pas in februari 1945 in geallieerde handen.
In de Tweede Wereldoorlog kwamen door het oorlogsgeweld veel meer burgers om dan tijdens eerdere oorlogen. Nog altijd stierven er meer soldaten, maar de verhoudingen waren sterk veranderd. De militaire operaties en de intensieve frontstrijd langs Maas, Waal en Rijn in de herfst en winter van 1944-1945 kostten meer dan 25.000 soldaten het leven, als we de militaire graven in dit gebied tellen. Het aantal burgerslachtoffers was geringer, maar er waren verhoudingsgewijs ook drie tot vier keer zoveel militairen dan burgers in dit gebied. Honderdduizenden werden verdreven uit hun woningen en vonden bij terugkeer hun steden en dorpen verwoest. Beelden vertellen hier meer dan woorden.
Zo wordt de verbijstering over het ‘vergissingsbombarement’ van Nijmegen van 22 februari 1944 gedeeld in de Duitse regionale beschrijvingen van de echt zo bedoelde bombardementen van steden als Emmerich, Kleef (Kleve) en Wesel, waardoor die steden voor meer dan negentig procent in puin werden gelegd.
Militaire operaties
Het boek volgt de militaire operaties in Oost-Nederland en de aangrenzende Duitse gebieden na de ontketening van Operatie Market Garden in beknopte verhalen. Rosendaal maakt overtuigend duidelijk waarom de weg tussen Eindhoven en Nijmegen de bijnaam ‘Hell’s Highway’ kreeg: de Duitse weerstand was aanzienlijk zwaarder dan was verondersteld. Om te beginnen werd Heeswijk eerst bevrijd, maar daarna weer bezet. Verschillende strategische bruggen werden opgeblazen en tussen Best en Son was een felle strijd met Duitsers noodzakelijk voordat nieuwe versterkingen konden landen. In de avond van 18 september leek de weg Neerpelt-Nijmegen in geallieerde handen, maar in een tegenaanval bij Veghel, St. Oedenrode en Son boekten de Duitsers succes. Het elimineren van de versperring bij Koevering tussen St. Oedenrode en Veghel in bloedige gevechten duurde 45 uur en was de feitelijke doodsteek voor Market Garden: de opmars naar Arnhem liep een fatale vertraging op. Een heldere kaart maakt de knelpunten overduidelijk.
Dat de Waalbrug bij Nijmegen in geallieerde handen viel was niet alleen te danken aan de 336 Amerikaanse soldaten die onder zware verliezen in 26 canvasboten de overkant wisten te bereiken. Dat de brug niet eerder door de Duitsers werd vernietigd was kwam door een order van de Duitse bevelhebber Walter Model, die veronderstelde dat hij onmisbaar was wanneer een Duitse tegenaanval zou worden ondernomen; zie ook de bijdrage over de Nijmeegse verzetsstrijder Jan van Hoof.
Uiteraard gaat het boek uitvoerig in op de recent opnieuw uitvoerig gememoreerde mislukte Slag om Arnhem. Veel minder bekend is de stellingenoorlog die daarna ontstond in de Betuwe, waaruit vrijwel de gehele bevolking was geëvacueerd en die grotendeels onder water was gezet. De vernielingen waren enorm.
Tankslag bij Overloon
Een groot deel van Zuid-Nederland kwam in geallieerde handen. De frontlijn in Limburg verliep langs de (oude) Peel-Raam-stelling, achter het kanaal Wessem-Nederweert, de Zuid-Willemsvaart en het Peelkanaal. Montgomery wilde op 30 september via het bruggenhoofd Nijmegen alsnog een inval in het Rijnland doen om uiteindelijk de Rijn over te steken, maar daar lagen veel meer Duitsers dan verwacht was.
De kerktoren van Overloon, boven Venray, bleek en ideaal uitkijkpunt voor de Duitse troepen.
De geallieerden hadden het verzet en de strijdlust van de Duitsers in de Peel zwaar onderschat. De eerste tankslag bij Overloon, de grootste uit de Nederlandse geschiedenis, had vooral de Amerikanen getroffen met een verlies van 35 tanks. De tweede tankslag, die van de Britten, maakte vooral slachtoffers onder de infanterie. Aan geallieerde zijde vielen bijna 1900 slachtoffers. De Duitsers betreurden ‘slechts’ een verlies van ongeveer 600 manschappen. (…)
Het doel – de verovering van de westelijke Maasoever – was slechts gedeeltelijk bereikt: alleen Overloon en Venray kwamen in geallieerde handen. De Duitsers bleven beschikken over hun Brückenkopf Venlo aan de overzijde van de Maas.
Fase 1 en 2 van de operatie waren, met een forse vertraging, uitgevoerd. Eisenhower dwong Montgomery nu fase 3 en 4 af te blazen. Hij had de troepen nodig om de geallieerde greep op de Schelde te verstevigen.
Krijgslist met grammofoonplaat
Na plaatselijke schermutselingen kon het front in Limburg pas eind november weer echt in beweging komen. Drie Duitse bruggenhoofden waren doelwit: Geijsteren, Broekhuizen en Blerick. In Blerick hadden de Duitsers een deel van de bevolking al uit de schuilkelders gehaald en gedwongen over de Maas gebracht. Toen begon de verwachte veldslag, waarbij de Britse commandant zich een krijgslist veroorloofde:
De commandant van de 44th Lowland Infantry Brigade liet met grammofoonplaten vanuit het noorden het geluid van rijdende tanks over het veld schallen. De Duitsers meenden dat dit de verwachte aanval was. Zij richtten hun aandacht op het noorden en antwoordden met beschietingen, waarmee zij hun stellingen prijsgaven. Vervolgens werden zij vanuit het westen aangevallen en konden ze vrij snel worden uitgeschakeld.
Kasteel Geijsteren werd na vier dagen met groot geweld ingenomen. Het bruggenhoofd Broekhuizen bleek onneembaar, ten koste van 200 Britse doden. Venlo en Roermond moesten tot maart 1945 wachten op hun bevrijding; voorlopig ging alle geallieerde aandacht uit naar het door de Duitsers ontketende Ardennenoffensief.
‘Kleve ist nicht mehr’
Om de kans op een Duitse tegenaanval richting Nijmegen tot een minimum te beperken werden de Duitse Rijnsteden nabij de Nederlandse grens het doelwit van geallieerde bombardementen. Vanaf de eerste aanval op Kleve van 26 september 1944 – 68 doden – werden Kleve, Emmerich en Wesel herhaaldelijk onder een bommentapijt gelegd.
Elf dagen later begon een nieuw, verwoestend bombardement door 225 Halifaxes en 90 Lancasters – zware, viermotorige bommenwerpers. ‘Kleve ist nicht mehr’, berichtten ooggetuigen. 500 à 600 mensen kwamen om het leven, op een bevolking van rond 22.000 inwoners. Kerken, het kasteel Schwanenburg, belangrijke gebouwen en de binnenstad werden verwoest; haast symbolisch lag ook het beeld van de Grote Keurvorst naast zijn sokkel. En even later wierpen 337 Lancasters, gesteund door 10 Mosquito’s, hun bommen op Emmerich waar het centrum in een half uur vernield werd: 600 van de 16.000 inwoners dood en 97 procent van de stad was platgelegd.
Als gevolg van het oponthoud door de acties bij de Schelde en het Ardennenoffensief volgde een nieuwe aanval op het Rijnland pas in de nacht van 7 op 8 februari 1945, maar dat zal niet hebben betekend dat het intussen rustig was. Op 6 december 1944 trok een groep van 850 Apeldoornse dwangarbeiders door het intussen al vernietigde Emmerich, op weg naar Kamp Rees, dat ‘erger was dan de meeste andere erge kampen’. Volgens hun verhalen regende het ook toen bommen op de stad, en lagen er smeulende fosforbommen langs de weg.
Het nieuwe offensief in februari begon met alweer een massaal bombardement – 295 Lancasters en 10 Mosquito’s van de RAF – van Kleve, waarbij ook de gevangenis werd geraakt waar ’talrijke Oekraïense krijgsgevangenen’ stierven en ‘uit een nabijgelegen post van de Hitlerjugend geen enkele jongeman meer tevoorschijn kwam’. Tussen de 800 en 1200 burgers waren omgekomen. Ook Gogh kwam onder vuur te liggen. Eén van de eerste bommen veroorzaakte echter zo’n grote rookontwikkeling dat volgende bommenwerpers alternatieve doelen gingen zoeken tussen Kleve en Wesel. En tussen 16 en 19 februari verwoestte een bommentapijt vrijwel de hele binnenstad van Wesel; een belangrijk Duits bruggenhoofd: 600 burgerdoden, onder wie veel dwangarbeiders en hulpverleners. En nog meer militairen, ‘maar dat aantal is moeilijk vast te stellen’. Het lukte Duitse versterkingen aanzienlijk te bemoeilijken, maar tegelijk vormden de verwoestingen een barrière voor de geallieerde opmars. Na veertien dagen was het front dertig kilometer opgeschoven.
Spectaculaire Rijnoversteek
Op 23 februari begonnen de Amerikanen in het zuiden hun Operatie Grenade. Over een lengte van dertig kilometer werden elf verkeersbruggen over de Maas veroverd en binnen een etmaal stonden 26 infanteriebataljons aan de overkant. Het duurde echter tot 1 maart voordat ze ook Roermond konden bevrijden. Haast zonder weerstand lukte het vervolgens om, via Duitsland, Venlo te veroveren. Op 5 maart stond het leger aan de Rijn, tussen Neuss in het zuiden en Orsoy in het noorden. ‘De Duitsers hadden echter de Rijnbruggen voor hun neus opgeblazen’.
De verovering van Xanten door de Canadezen, de laatste stap voor een mogelijke Rijnoversteek bij Wesel, was aanzienlijk moeilijker. De gevechten duurden vijf dagen, waarbij honderden soldaten sneuvelden. Op 4 maart lukte het het Hochwald in te nemen en op 10 maart zag het Duitse opperbevel in dat het behoud van het bruggenhoofd bij Wesel niet langer haalbaar was: de troepen werden teruggetrokken en de verkeers- en spoorbrug opgeblazen.
De oversteek van de Rijn bij Wesel werd, aldus het boek, qua omvang een operatie die te vergelijken was met D-Day:
Over een breedte van 20 kilometer staken tussen Rees en Wesel in de nacht van 23 op 24 maart drie Britse divisies met amfibievoertuigen de rivier over, gecamoufleerd door een chemisch mistscherm. Inmiddels waren aan de overkant bij Hamminkeln parachutisten geland ter ondersteuning van deze oversteek en ter verbreking van aanvoerroutes. Anders dan bij Market Garden werd nu wel snel verbinding gemaakt met de grondtroepen. Ten slotte maakte het 9th Army ten zuiden van Wesel de oversteek.
De Rijnovergang bij Wesel kon al na vijf dagen als een compleet succes worden betiteld: de drie geallieerde legers waren ten oosten van de Rijn.
In de volgende weken trok het Canadese leger vanuit Duitsland naar het oosten en noorden van Nederland. De Britten en Amerikanen omsloten het Ruhrgebied, dat in april 1945 in geallieerde handen viel, en trokken verder naar het oosten, richting de Elbe.
De bevrijding van Nederland
Het laatste hoofdstuk is gewijd aan de bevrijding van Nederland en maakt duidelijk waar die Canadezen sinds Winterswijk (31 maart) toch opeens vandaan kwamen: na bikkelharde gevechten in Duitsland op triomftocht in het Nederland boven de grote rivieren. Al moesten ook daar, soms ten koste van zware verliezen, Duitse verzetshaarden worden opgeruimd en werd tijdens de bevrijding van Arnhem nog meer schade aan de stad aangericht dan door de Slag en de verwaarlozing toen de bevolking gedwongen was weggetrokken. En ook nu zat de bevrijding van West-Nederland niet in de planning: daar lagen 120.000 Duitse soldaten om de ‘Festung Holland’ te verdedigen. Daardoor dreigde er, na de ‘Hongerwinter’ nu ook een ‘Hongerlente’.
Als er geen snelle voedselbevoorrading plaatsvond, zouden meer dan een miljoen mensen mogelijk de hongerdood sterven. Voor hen leek de bevrijding nog ver weg, zeker toen de Canadezen halt hielden bij de Grebbelinie. Het geallieerd opperbevel vond een militaire operatie om het westen van Nederland te veroveren niet wenselijk. Het zou alleen maar afleiden van het hoofddoel: de onvoorwaardelijke overgave van Hitler-Duitsland.
De ‘Operatie Manna’ – de voedseldroppings en het ‘Zweeds wittebrood’ – in april/mei 1945 bracht verlichting. Maar pas toen Montgomery Noord-Duitsland had bereikt boden de Duitsers de onvoorwaardelijke overgave aan van hun troepen in Noordwest-Duitsland, Denemarken en Nederland. De Canadese commandant Charles Foulkes wenste bevestiging van de overgave van het Duitse 25. Armee in Holland en organiseerde daarvoor op 5 mei in hotel De Wereld in Wageningen een bespreking, in aanwezigheid van prins Bernhard. De Duitse commandant, Johannes Blaskowitz, tekende pas de volgende dag. Slotzin van dat hoofdstuk: ‘Nederland was eindelijk helemaal bevrijd.’.
Heel Nederland? Nee, op Texel ging de oorlog door, als gevolg van een opstand van Georgische krijgsgevangenen die op 6 april begonnen was, ‘De Russenoorlog’. Op dit ‘laatste slagveld van Europa’ (ruim 1200 doden) ging de strijd door tot 20 mei 1945.
Lees hier een fragment uit het boek