Okinawa is een Japans eiland maar het is misschien wat misleidend het zoĀ te noemen. Daarmee bedoel ik dat het eigenlijke Japan bestaat uit twee heel grote eilanden en twee reeksen kleine eilandjes, waarvan de noordoostelijke richting SiberiĆ« loopt en de zuidwestelijke richting Taiwan. In die tweede reeks, de Ryukyu-eilanden, ligt Okinawa halverwege (landkaart).
Onlangs zijn daar Romeinse munten gevonden, daterend uit de vierde eeuw. Uiteraard gehypet als āRomeinen in Japanā, hoewel het dus eigenlijk meer āRomeinen richting Japanā zou moeten zijn. Of nog beter: āRomeinse handelsartikelen richting Japanā. Zouden de munten zijn aangeboden in de antiquiteitenhandel, ze zouden zijn genegeerd, want deze vondst kĆ”n eigenlijk niet zijn gedaan. Ze zijn echter opgegraven in wat āgecontroleerde omstandighedenā heet: in een professionele, wetenschappelijke opgraving. Hoe komen die munten daar?
Complicaties
Er liggen twee problemen. De eerste is het munttype: in feite zijn dit stuivers en dubbeltjes. Als het Romeinse goudstukken zouden zijn geweest, kun je je voorstellen dat een IndiĆ«r, Thai of Chinees er iets in heeft gezien, het voorwerpje heeft meegenomen en verder verhandeld. (Ik stel me voor dat het zeldzame stuk Chinese jade dat ik ooit zag in het archeologisch museum van het Bulgaarse Stara Zagora, op soortgelijke wijze naar het westen is gekomen.) KopergeldĀ daarentegen zie ik niet zo snel een oceaanreis maken.
Een tweede probleem is de vondstplaats: een kasteel dat alleen inĀ de Late Middeleeuwen in gebruik is geweest, Katsuren genaamd. Nu zijn er tevens zeventiende-eeuwse Ottomaanse munten gevonden, en daarmee hebben we dus een rare puzzel bij de hand: Romeinse munten van vĆ³Ć³r de bouw van de vindplaats, een middeleeuwsĀ kasteelĀ en Turkse munten van nĆ” het verlaten van de vindplaats. We snappen het momenteel niet maar je kunt fantaseren over een achttiende-eeuwse VOC-koopman op weg naar Decima, die geboeid was door oude munten en onderweg wat materiaal had gekocht. Fantasie, zeker, maar even speculatief als het idee van een IndiĆ«r, Thai of Chinees die ermee op reisĀ is gegaan.
Voor we afronden met de constatering dat we het domweg niet weten: het echte nieuws is dat het nieuws is. Nog geen vijf jaar geleden zouden deze munten terzijde zijn geschoven. Romeinse vondsten in Japan konden niet bestaan. Nou vooruit, er was een Romeins glazen schaaltje, maar dat was voldoende waardevol om als exotisch voorwerp langs de Zijderoute te zijn verhandeld. Maar een Romeinse stuiver, nee. Dat heeft voor een oudheidkundige de status van een uitbijterĀ waaraan hij zijn tijd niet verdoet.
Revolutie
Tegenwoordig wordt de vondst wĆ©l serieus genomen ā en dĆ”t is nieuws. Het is een gevolg van de revolutie die de oudheidkundige disciplines momenteel meemaken: het ontstaan van een vierde āvensterā op de oude wereld. Lange tijd baseerden we onze kennis op geschreven teksten, waar later twee bronnen van informatie bij kwamen: de archeologie en de etnografische parallel. Ā (Die laatste is in de kern een soort controle of een op teksten en archeologische vondsten gebaseerde reconstructie plausibel is.)
Sinds een paar jaar hebben we het DNA-bewijs als vierde bron van informatie en een allereerste conclusie is dat de mensheid veel, veel beweeglijker is geweest dan lang aangenomen. Terwijl lange tijd gedacht werd dat culturen vooral veranderen door adaptatie aan plaatselijke omstandigheden en overname van naburige samenlevingen, staat nu migratie onverwacht weer centraal. Het blijkt ook dat mensen veel meer met elkaar verwant zijn dan lang aangenomen is geweest. Deze Nederlandse blogger, die meende dat zijn familie uit Noord-Brabant of Limburg kwam, ontdekte ƩƩn verre voorouder te hebben met de genen van de Yakut, een Turkssprekend volk uit Siberiƫ. U had al een sterk vermoeden dat rassen een nogal onpraktische categorie zijn om de mensheid in te verdelen, nu weet u het zeker.
Ik noem het een revolutie, want nog geen kwart eeuw geleden was dit ondenkbaar. Ik herinner me hoe een van mijn archeologiedocenten, de onvergetelijke Simon Wynia, een college begon met het destijds spectaculaire nieuws dat onderzoekers hadden gekeken of ze met DNA konden vaststellen of botmateriaal mannelijk of vrouwelijk was geweest en dat voor het eerst mƩƩr identificaties juist waren geweest dan ze zouden hebben mogen verwachten als het puur gokwerk was geweest. De laatste jaren neemt dit onderzoek een enorme vlucht.
De gevolgen
Zoals gezegd: migratie blijkt veel gewoner te zijn geweest dan we altijd hebben gedacht. U hebt vrijwel zeker genen die met de eerste akkerbouwers uit Turkije zijn gekomen en genen die met de verspreiding van de Indo-Europese talen zijn gekomen uit OekraĆÆne. De mensen uit de Oudheid blijken biologischĀ heterogener te zijn geweest dan we lang dachten. In het Italiaanse Vagnari is iemand gevonden met mitochondriaal DNA dat een Oost-Aziatische herkomst suggereert. Misschien iemand uit Xinjiang die de Pamir overstak, gevangen werd genomen door de Parthen en vervolgens is verkocht aan de Romeinen?
Het punt is dat onderzoekers de mogelijkheid van migratie en handel over heel, heel grote afstanden niet langer uitsluiten. Het is een toegestane hypothese geworden. (In jargon: het is van de negatieve naar de positieve heuristiek overgegaan.) Vandaar dat Romeinse munten op Okinawa ineens serieus worden genomen, net als botmateriaal in Londen dat Chinees oogt.
Niet dat het helemƔƔl uit de lucht komt vallen. We wisten al dat een Chinese kroniek melding maakt van wat de Chinezen uitlegden als een gezantschap uit het Romeinse Rijk. Romeinse munten waren al bekend uit India. Ook hadden we al een beschrijving van een vreemd dier dat zijn leven eindigde in het Colosseum en vrijwel zeker een Tasmaanse buidelwolf is geweest, een dier dat destijds nog voorkwam op Java. Er is groeiende belangstelling voor de Romeinse handel over de Indische Oceaan, waarop enorme winsten werden gemaakt die fiscaal werden afgetapt en daardoor volgens ƩƩn schatting garant stonden voor een kwart tot een derde van de Romeinse staatsinkomsten.
Ik heb wat moeite dit laatste te geloven maar daar gaat het nu even niet om. We maken een revolutie mee: er is een vierde venster op de Oudheid geopend waardoor nieuw licht op bestaand bewijs valt, dat ineens scherper gezien kan worden. Het oudheidkundig onderzoek is in tijden niet zo spannend geweest. Jammer dat de Nobelprijs die ooit voor de Letteren was bedoeld, is verschraald tot een prijs voor literatuur, want anders had ik deze week wel een historische kandidaat geweten.
Meer Romeinse Rijk
Boek: SPQR – Een geschiedenis van het Romeinse rijk