Ferdinand Domela Nieuwenhuis – Van dominee tot anarchist

Strijder tegen vijf K’s: Kerk, Koning, Kapitaal, Kazerne en Kroeg
11 minuten leestijd
Ferdinand Domela Nieuwenhuis
Ferdinand Domela Nieuwenhuis (Publiek Domein - wiki)

De Friese predikant en politicus Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919), alias Us Ferlosser (‘Onze Verlosser’), is de geschiedenisboeken ingegaan als de belangrijkste Nederlandse pionier van het socialisme en anarchisme. Hij was bovenal sterk maatschappelijk betrokken en kwam op voor de zwakkeren in de samenleving, specifiek de arbeiders. Als vrijdenker en antimilitarist richtte hij in 1881 de eerste socialistische partij van Nederland op, de Sociaal-Democratische Bond (SDB). Wie was Ferdinand Domela Nieuwenhuis precies? Een biografie van een politiek en sociaal-maatschappelijke pionier.

Jeugd en privéleven van Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1870)

Vader Ferdinand Jacobus Domela Nieuwenhuis
Vader Ferdinand Jacobus Domela Nieuwenhuis (Publiek Domein – wiki)
Ferdinand Domela Nieuwenhuis kwam ter wereld op 31 december 1846 in Amsterdam, als zoon van Ferdinand Jacob Domela Nieuwenhuis (1808-1869), een luthers pastor en hoogleraar theologie aan het Luthers Seminarie te Amsterdam, en diens vrouw Henriette Frances Berry (1810-1857). Ferdinand had maar liefst tien broers en zussen, van wie er vier voor hun derde levensjaar stierven. Toen Ferdinand tien jaar jong was, overleed zijn moeder, waarna zijn vader hertrouwde met een welgestelde vrouw.

Ferdinand groeide op in een liberaal-luthers gezin dat, zo schreef hij later in zijn autobiografie, bekend stond om zijn eigengereide karaktertrekken:

“…Geen kruiperig karakter, een kritische zin, een geest van tegenspraak en verzet, een zelfstandig oordeel, een zichzelf-zijn.” (Van christen tot anarchist, 1910, p.17v.)

Terugblikkend op zijn jeugd, schreef Domela Nieuwenhuis verder over het vrije klimaat waarin hij opgroeide:

“Bijna alle dingen die ik wenschte, zooals b.v. paardrijden, waarvan ik een dolle liefhebber was, mocht ik doen; zooals men mij dikwijls verzekerde, was ik het lievelingetje van mijn vader en had ook nog al een wit voetje bij mijn tweede moeder.” (idem, p.17)

Isaäc da Costa (P.W.M. Trap)
Isaäc da Costa (P.W.M. Trap)
Andere hobby’s van Ferdinand waren, naast paardrijden: schaken, kerkjespelen, historische boeken lezen en het reciteren van bekende gedichten en versjes uit de Nederlandse literatuur en geschiedenis:

“Groote verzen, zooals de Slag bij Nieuwpoort van Isaäc da Costa, de Geuzen voor den Briel van J.J.L. ten Cate en Martha de Zinnelooze van Jan van Beers werden door mij ingestudeerd en gereciteerd…” (idem, p.14)

Aanvankelijk heette Ferdinand alleen Nieuwenhuis qua achternaam, maar op 10 juli 1859 werd bij Koninklijk Besluit beslist dat de familie Nieuwenhuis zich voortaan Domela Nieuwenhuis mocht noemen. Gedurende zijn leven stapte Ferdinand Domela Nieuwenhuis viermaal in het huwelijksbootje, voor het eerst in 1870 met Johanna Lulofs. Johanna en ook Domela’s tweede en drie vrouw stierven in het kraambed. Bij zijn vier vrouwen kreeg Domela Nieuwenhuis in totaal negen kinderen, van wie er één heel jong overleed.

Na het voltooien van het gymnasium ging Domela Nieuwenhuis theologie studeren in Amsterdam. Hij vond de colleges saai, schreef hij later, behalve de meeslepende verhalen over de Franse Revolutie van professor Marinus des Amorie van der Hoeven en de lessen van kerkhistoricus Willem Moll. Tijdens deze theologiestudie kwam Domela Nieuwenhuis in aanraking met de moderne theologie, die in die tijd erg in opkomst was. Hij verdiepte zich onder meer in werken van de Groningse school (met onder meer Petrus Hofstede de Groot en Joan F. van Oordt), liberale theologen als Jan Hendrik Scholten, David F. Strauss en Friedrich Schleiermacher en de werken van ex-predikanten als Allard Pierson en Conrad Busken Huet.

Al tijdens zijn theologiestudie begon Domela Nieuwenhuis te twijfelen aan zijn geloof, maar hij besloot desondanks om predikant (in de Lutherse Kerk ook pastor genoemd) te worden.

Predikant met interesse voor socialisme (1870-1879)

Standbeeld van Ferdinand Domela Nieuwenhuis op het Nassauplein in Amsterdam - Johan Polet
Standbeeld van Ferdinand Domela Nieuwenhuis op het Nassauplein in Amsterdam – Johan Polet (CC BY-SA 2.5 nl – Ruud Zwart – wiki)
Drie maanden na het behalen van zijn theologische titel, in 1869, kreeg Ferdinand een beroep. Dit beroep nam hij aan. Hierna trouwde Ferdinand op 24 maart 1870 met Johanna Lulofs, om op 22 mei 1870 als predikant van de Lutherse Kerk in Harlingen intrede te doen. Een jaar later vertrok hij naar Beverwijk, terwijl hij van 1875 tot 1879 in de Lutherse Kerk in Den Haag het predikambt bekleedde.

In zijn eerste standplaats Harlingen stond Domela Nieuwenhuis in september 1870 aan de basis van de lokale Vredebond, die op meerdere plekken in Nederland werd opgericht vanwege de eerder dat jaar begonnen Frans-Duitse Oorlog. Domela Nieuwenhuis schreef zijn eerste werkje voor deze Vredebond, een brochure getiteld Een vraagstuk van internationaal belang (1870).

Hoewel Domela Nieuwenhuis op dat moment nog geen uitgesproken aanhanger van het socialisme was, toonde hij betrokkenheid bij de sociale kwestie van die tijd, ofwel het arbeidersvraagstuk: hij steunde in Harlingen de arbeidersklasse in haar poging op vreedzame wijze loonsverhoging te krijgen.

In 1871 nam Domela Nieuwenhuis een beroep aan naar Beverwijk. Naast zijn predikantschap was hij daar actief voor de plaatselijke Vredebond en als redacteur voor het Streekweekblad Kennemerland. In de jaren die volgden, en waarin ook zijn eerste vrouw overleed (1872), raakte Domela Nieuwenhuis steeds geïnteresseerder in het socialisme en communisme. Op de website van het Biografisch Woordenboek voor het Socialisme en de Arbeidersbeweging (BWSA) lezen we hierover:

“In augustus 1874 vroeg hij aan zijn broer Adriaan, die in Duitsland studeerde, om socialistische lectuur. Een paar jaar later ondernam Domela zelf een reis naar Duitsland om de sociale kwestie te bestuderen. In een brief van mei 1877 aan zijn broer maakte hij melding van zijn interesse voor het werk van Ferdinand Lassalle, Hermann Schulze-Delitzsch en Wilhelm Liebknecht en voor Das Kapital van Karl Marx. (…) In 1876 hield Domela zijn eerste spreekbeurt voor het Algemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond (ANWV), ook ging hij voor het ANWV-orgaan De Werkmansbode schrijven. Tussen juli 1878 en augustus 1879 verschenen daar anoniem zijn ‘Sociale brieven’.”

Van 1875 tot 1879 bekleedde Domela Nieuwenhuis het predikambt in de Lutherse Kerk in Den Haag. Het was in deze periode dat hij zichzelf volledig ‘bekeerde’ tot het socialisme. Hij kwam als voorganger steeds vaker in conflict met collegapredikanten en gemeenteleden. Zo wilde Domela Nieuwenhuis niet meer op Hemelvaartsdag voorgaan, omdat hij betwijfelde of de hemel wel bestond.

In november 1878 noemde hij zichzelf voor het eerst echt socialist. Zo schreef hij althans in De Werkmansbode:

“Wat mij aangaat en mijn verhouding tot de arbeiderszaak, ik ben socialist, al ben ik niet geheel sociaaldemokraat. Het onderscheid tusschen beiden is meer een vraag van tactiek… Voor mij ligt in het socialisme nog altijd een ideale gedachte, die ik elders tevergeefs zoek.”

Begin 1879 richtte Domela Nieuwenhuis het socialistische blad Recht voor allen op. In augustus 1879 trad Domela Nieuwenhuis als redactielid tot de staat- en letterkundige periodiek Oost en West, waarvoor hij een lange reeks artikelen publiceerde waarin hij socialistische kwesties aan de orde stelde.

Breuk met de kerk & Domela als heraut van het socialisme (1879 1898

Max Havelaar
Max Havelaar
Per 1 september 1879 stopte Domela Nieuwenhuis als predikant. Volgens hemzelf, zo schreef hij later in zijn memoires, waren twee zaken hierbij richtinggevend. Zo was hij gaan twijfelen aan God door de dood van drie van zijn vrouwen in het kraambed en het sterven van enkele van zijn kinderen. Ook Multatuli’s werk Max Havelaar: of De Koffieveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy uit 1860 was van invloed op het losweken van de kerk. Zijn laatste twee preken publiceerde hij in dat jaar in Mijn afscheid van de kerk.

Andere zaken speelden bij Domela Nieuwenhuis ook een rol. Zo had hij veel gelezen over de vrijheids- en gelijkheidsidealen van de Verlichting en de Franse Revolutie. En omdat in 1879 zijn rijke stiefmoeder overleed, kreeg Domela Nieuwenhuis een enorme erfenis. Hij kocht er een villa van in Hilversum en was voortaan financieel onafhankelijk. Hij had zijn ambt als dominee niet meer nodig om in de kost te kunnen voorzien.

Na zijn afscheid van het christendom stortte Domela Nieuwenhuis zich vol op de vrijmetselarij, als lid van de Vrijdenkersvereeniging De Dageraad. Ook werd hij nog in 1879 in Amsterdam lid van de Sociaal Democratische Vereeniging (SDV). Omstreeks 1880 was de vrijdenker en sociaalgeëngageerde Domela Nieuwenhuis inmiddels in de greep geraakt van Karl Marx. Hij las in 1880 en 1881 diens werk Das Kapital in het Nederlands. In 1882 kwam, door een samenvoeging van lokale verenigingen, de Sociaal-Democratische Partij (SDP) tot stand, die meestal aangeduid wordt als de Sociaal-Democratische Bond (SDB). Domela Nieuwenhuis werd secretaris van deze politieke partij.

Pieter Jelles Troelstra (Tekening van Albert Hahn)
Pieter Jelles Troelstra (Tekening van Albert Hahn)
In 1882 was Domela Nieuwenhuis een van de initiatiefnemers van de oprichting van de Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht (BAKS), een beweging waartoe ook de bekende socialist Pieter Jelles Troelstra behoorde en die actie voerde om het kiesrecht uitgebreid te krijgen.

Vanwege vermeende majesteitsschennis richting Willem III, alias koning Gorilla (‘de koning is iemand die maar weinig maakt van zijn baantje’), zat Domela Nieuwenhuis in 1887 bijna acht maanden gevangen, van half januari tot eind augustus, in een gevangenis in Utrecht. Hij was veroordeeld tot een jaar, maar kreeg op de verjaardag van prinses Wilhelmina (31 augustus) gratie. Domela’s advocaat was de politicus Samuel van Houten, bekend van het Kinderwetje uit 1874, die hem tevergeefs probeerde te verdedigen. Later bleek dat Domela Nieuwenhuis het artikel niet zelf had geschreven.

Nadat Domela Nieuwenhuis vrijkwam, slaagde hij er in 1888 in om als eerste (en enige) socialist Tweede Kamerlid te worden. Dit lukte alleen doordat hij na een herstemming in het Friese kiesdistrict Schoterland steun uit gereformeerde hoek kreeg, van de ‘kleine luyden’ van Abraham Kuyper. Drie jaar later, in 1891, stelde Domela Nieuwenhuis zich wederom herkiesbaar, zij het met tegenzin. Hij kreeg toen te weinig stemmen voor een hernieuwde zetel.

Van socialist naar anarchist (1898-1919)

In 1898 zegde Domela Nieuwenhuis zijn lidmaatschap van de SDB op. Dat had een reden. In het najaar van 1893 had de SDB besloten een motie aan te nemen die inhield dat de SDB vanaf toen niet meer aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer zou deelnemen. Hierop werd de partij verboden en vertrok een groot deel van de achterban en leidersfiguren, onder wie Pieter Jelles Troelstra, uit de partij en richtte in augustus 1894 de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) op.

Spotprent van Domela Nieuwenhuis als auteur van 'De vrije socialist' - Tekening door Albert Hahn
Spotprent van Domela Nieuwenhuis als auteur van ‘De vrije socialist’ – Tekening door Albert Hahn (Publiek Domein – wiki)
Het restant van de SDB en ook de Socialistenbond waarvan Domela Nieuwenhuis aanvankelijk nog lid was, kwamen steeds verder van Domela Nieuwenhuis af te staan. Zelf verloor hij het vertrouwen in de parlementaire democratie en schoof hij op in de richting van het anarchisme. Het omslagpunt was 1898, toen hij de SDB verliet en de periodiek De Vrije Socialist oprichtte. Dit anarchistisch-libertaire blad had al snel enkele duizenden abonnees. Domela Nieuwenhuis trad hierna nog één keer publiekelijk op de voorgrond, namelijk tijdens de Spoorwegstakingen in 1903.

Verder werd Domela Nieuwenhuis steeds actiever in de antimilitaristische beweging. Zo richtte hij met anderen in 1904 de Internationale Antimilitaristische Vereniging (IAMV) op. Een shockerende ervaring was voor Domela Nieuwenhuis de steun die de socialisten bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) aan de overheidsbegroting gaven, nodig om de mobilisatie te bekostigen. Ook was hij verbijsterend dat de arbeiders in Nederland niet in opstand kwamen, maar tegelijk verwachtte hij zelf weinig van de autoritaire Russische Revolutie die enkele jaren erna, in 1917, de basis legde voor de bolsjewistische Sovjet-Unie.

In zijn periode als anarchist publiceerde Domela Nieuwenhuis veel in De Vrije Socialist, maar bracht hij ook nog een enkele vertaling en boeken uit. In 1903 publiceerde hij een Nederlandse vertaling van de idealistisch-socialistisch roman Utopia (uit 1516) van de humanistische filosoof Thomas More. In 1910 bracht Domela Nieuwenhuis zijn autobiografie Van christen tot anarchist op de markt. En in 1922 verscheen postuum nog een werk. Hierin ging Domela Nieuwenhuis in op de relatie tussen atheïsme en politiek: Handboek van den vrijdenker.

Overlijden

Op 18 november 1919 stierf de 72-jarige Ferdinand Domela Nieuwenhuis in zijn toenmalige woonplaats Hilversum. Hij was een van de eerste personen in Nederland die kozen voor crematie. Bij de uitvaart van Domela Nieuwenhuis, op zaterdag 22 november 1919 trok een rouwstoet door Amsterdam, waren ongeveer 12.000 mensen op de been. Zijn as werd bijgezet op de begraafplaats Westerveld in Driehuis (gemeente Velsen), waar in 1948 ook de as van de in 1887 in het buitenland gecremeerde Eduard Douwes Dekker bijgezet werd.

In Amsterdam ging in 1925 het Ferdinand Domela Nieuwenhuis Museum open, ter ere van de wijlen anarchist. In 1999 verhuisde dit museum naar Heerenveen. Ook kreeg Domela Nieuwenhuis een eigen standbeeld in Amsterdam, in de Spaarndammerbuurt, dat op 29 augustus 1931 onthuld werd.

Boek: Ferdinand Domela Nieuwenhuis – Jan Willem Stutje

Lied van Meindert Talma over Ferdinand Domela Nieuwenhuis

Citaten van Domela Nieuwenhuis

De geschiedenis was een mijner geliefdste vakken en nog herinner ik mij hoe gelukkig ik was, toen ik op mijn 12de jaar de groote geschiedenis van Schlosser in 18 deelen kreeg. Beladen met al die ingebonden deelen sleepte ik verheugd mijn buit mee naar het verblijf waar ik altijd zat te werken en gebruikte al mijn vrijen tijd om dit uitgebreide werk te excerpeeren. Dit is mij steeds van groot nut geweest, want met zoo’n historischen ondergrond onder zijn voeten heeft men een soliede, goede basis gelegd. Later kreeg ik de Romeinsche geschiedenis van Stuart en de Levensbeschrijvingen van Plutarchus, waarin ik genoot. Steeds bleef de historische studie mijn lust en telkens betrapte ik mij in mijn latere leven, dat ik mij, als ik eens vrijen tijd had, verdiepte in de geschiedenis.” – uit: Van christen tot anarchist (1910), p.17

“Laat ik verslijten, als ik maar van nut ben.”

“Leven en laten leven, denken en laten denken, doen en laten doen – als dát ’s levens stelregel wordt, dan heeft een geeft ieder vrijheid en het geluk is verzekerd.”

“Vanuit de concrete wereld ’n goddelijke wereld afleiden is een salto mortale.” – uit: Handboek van den vrijdenker (1922)

“Drinkende arbeiders denken niet, denkende arbeiders drinken niet.”

Ik strijd tegen vijf K’s: Kerk, Koning, Kapitaal, Kazerne en Kroeg.

“Vrijheid is op zichzelf een ding zonder inhoud, iets negatiefs. Vrijheid is de atmosfeer waarin men wil ademen en leven. Vrijheid is de vorm, waarvan de inhoud is gelijkheid. Deze twee behoren bij elkaar en vormen als het ware een twee-eenheid. De gelijkheid draagt de vrijheid in zich.” – uit: De geschiedenis van het socialisme (1901)

“Mijn slotsom van het leven is dat in de arbeid alles te vinden is wat een mens behoeft tot troost.” – uit: Van christen tot anarchist, voorwoord

“Hier liggen de doden en liegen de levenden.”

“De minderheden zijn in de geschiedenis altijd de drijfkracht geweest.” – uit: Van christen tot anarchist, p.226

“Wat de mens moet leren, dat is te leven. Dat verwondert u misschien, want gij zult zeggen: maar wij leven toch! Neen eigenlijk niet, althans wat de grote meerderheid betreft, wij leven niet, wij leiden een plantenleven, van ’s ochtends tot ’s avonds werken wij om zoveel te vergaren als ongeveer nodig is om de maag te vullen, dan slapen wij om onze krachten te herstellen en om nieuwe krachten op te doen om morgen ons werk te kunnen hervatten en zo gaat het steeds door tot de dood komt en ons wegneemt. Ik vraag u: is dat leven?” – uit: De libertaire opvoeding (1899)

“Wie het best zijn roeping als individu vervult, strekt meteen de mensheid tot eer.”

“Wij leven zonder God op de wereld en wij gevoelen ons daarbij heelemaal niet ongelukkig, integendeel wij hebben een gevoel van onafhankelijkheid, alsof wij nu van heel wat ballast bevrijd zijn en onzen weg voortaan zelfstandig kunnen vervolgen. Ontwassen aan de kinderkleeren hebben wij nu de kleeren aan die passen aan den volwassen leeftijd.” – uit: Handboek van den vrijdenker, p.235

Bronnen

Boeken en artikelen
-Jan Willem Stutje, Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Een romantische revolutionair (Noordboek, 2019).
-Ger Harmsen, ‘Nieuwenhuis, Ferdinand Domela’, in:
Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland (BWSA) 6 (1995), p.157-163.

Internet
-https://ferdinanddomelanieuwenhuis.nl/domela-nieuwenhuis/
-https://socialhistory.org/bwsa/biografie/nieuwenhuis-f
-http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/nieuwenhuis
-https://www.dbnl.org/tekst/rome002erfl01_01/rome002erfl01_01_0034.php
-https://www.dbnl.org/tekst/dome001chri01_01/dome001chri01_01_0002.php
-https://socialisme.nu/domela-nieuwenhuis-redt-musea-heerenveen/
-https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/ferdinand-domela-nieuwenhuis-1846-1919~be609bba/
-https://citaten.net/zoeken/citaten_van-f._domela_nieuwenhuis.html
-https://www.historischnieuwsblad.nl/koehandel-rond-het-kiesrecht/
-https://nl.wikiquote.org/wiki/Ferdinand_Domela_Nieuwenhuis

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×