Slag bij Warns (1345) – Symbool van de Friese vrijheidsstrijd

12 minuten leestijd
Slag bij Warns - Dood van Graaf Willem IV. Schoolplaat uit 1856 van Bruning, onder de redactie van J.H. Eichman en H. Altmann
Slag bij Warns - Dood van Graaf Willem IV. Schoolplaat uit 1856 van Bruning, onder de redactie van J.H. Eichman en H. Altmann

Eind september wordt ieder jaar op het Rode Klif bij Stavoren de Slag bij Warns uit 1345 herdacht, symbool van de Friese vrijheidsstrijd. Hieronder het verhaal over het verhaal van de Hollandse invasie die de Friezen voor het eerst verenigde.

Op de dijkweg naar Stavoren in Friesland volgt, na Laaxum met het kleinste haventje van Nederland, een groene hoogte. Dat is het Rode Klif, een rode keileemheuvel waaraan in oude tijden magische krachten werden toegeschreven en die na de aanleg van de Afsluitdijk begroeid is geraakt.

Bij goed zicht zijn aan de overkant van het IJsselmeer torens te zien, van ‘het vroeger vijandige’ Enkhuizen, volgens een toeristische folder over de veerdienst met Stavoren. Op de heuvel staat een monument, een zwerfkei met de tekst ‘Leaver dea as slaef’; liever dood dan slaaf.

De weg naar rechts na de heuvel, via Scharl naar Warns, heet ‘de ferkearde wei’ (de verkeerde weg), omdat de Hollandse ridders die kozen voordat ze in Warns in de pan werden gehakt. Scharl zelf is een buurtschap met ongeveer veertig inwoners en een kerkhof met een klokkestoel en onder meer de oorlogsgraven van vijf geallieerde vliegers. Vroeger waren het er veel meer. Volgens oude kronieken raakten de inwoners van Scharl en Warns in 1305, in de tijd van de Schieringers en Vetkopers, ‘tegen elkander in gevecht, dat er van beide kanten wel honderdvijftig man sneuvelden’.

Monument ter herdenking aan de Slag bij Warns in 1345 – ‘Liever dood dan slaaf’ – Foto: CC/Bouwe Brouwer

Occo van Scharl

Ook Occo van Scharl kwam hier vandaan. Hij legde de basis voor de Friese geschiedschrijving. Tussen 903 en 970 zou hij uit de papieren van zijn oom, Solco Forteman, een kroniek hebben opgesteld en zijn verhalen worden nog steeds doorverteld. De mythologisering van het Rode Klif is ongetwijfeld van zijn hand.

“In het jaar vier na Christus geboorte zou, volgens de oude aanteekeningen, het Roode Klif, in het midden van de zomer, drie dagen achtereen, eene groote vuurvlam hebben uitgespuwd, waarna, op den vierde dag, zich eenen roode of vurige slang of draak, mede uit het Klif opstijgende, een half uur lang, tot verschrikking der aanschouwers, boven den vuurmond in de lucht vertoonde, en daarna in het Klif tegelijk met de vlam verdween.”

De vlam kwam terug in 155 en 217, ‘tot groote bekommering der inwoners’ en heeft zich daarna niet meer laten zien. De aantekeningen van Occo werden later door Johannes Vlytarp aangevuld en in 1597 ‘weder verbeterd en vernieuwd’ door Andreas Cornelius (?-1589), organist in Stavoren. Het was de eerste Friese kroniek in de landstaal (toen nog Nederlands). Het werk werd in 1742 herdrukt als Chronyk en waaragtige beschrijvinge van Friesland, Beginnende na de Schepping der Wereld met den Jare 3070. En eindigende na de Geboorte Christi, met den Jare 1565.

Verhalenvertellers

Graaf Willem IV

Aanleiding voor de Slag bij Warns was dat Willem IV, graaf van Holland en Henegouwen, zich in Friesland alleen verzekerd wist van de steun van Stavoren. De rest wilde niets van hem weten. Daar moest verandering in komen. Toen duidelijk werd dat de graaf met plannen voor een invasie bezig was werd Stavoren op Sint Odulfsavond (11 juni 1345) door de Friezen bezet, waarschijnlijk om te voorkomen dat het stadje als bruggenhoofd kon dienen.

Wat er daarna gebeurde is uitvoerig omschreven in de kroniek van Andreas Cornelius. Maar Friezen zijn goede verhalenvertellers en in de loop van de tijd werden er nog veel details aan toegevoegd. Dat blijkt (onder veel meer) uit de beschrijving van Haring Wiegers Steenstra (pag. 5, pdf), een onderwijzer uit Dongjum, waarvan niet veel méér bekend is dan dat hij omstreeks 1800 geboren werd en in 1845 met pensioen ging. Hij schreef ‘Algemeene geschiedenis van Friesland, een Volksleesboek’ (1845) van ruim 900 pagina’s met zoveel bijzonderheden dat hij voor de periode na 1600 minder dan honderd pagina’s over had. Steenstra vertelt dat graaf Willem IV eerder in 1345, tot 21 juli, Utrecht belegerd had. Tot de voorwaarden voor het bestand behoorde:

…dat 400 burgers man en wijf, knaep ende jonckwijf, Paepen en klercken jonc en oud, paar aan paar in linnen cleeder ongegord, blootshoofds en barrevoets” den Graaf voor zijne tent om vergiffenis zouden smeeken, hetwelk dan ook geschiedde…

En:

Nu was Friesland aan de beurt, om voor ’s Graven wapenen te bukken.

‘Magt van 85.000 man’

De graaf had zijn invasie goed voorbereid, onder meer door hoge schattingen op te leggen aan bevriende kloosters in West-Friesland (Noord-Holland) en een leger samen te stellen dat bestond uit een ‘magt van 85.000 man, waaronder vele grooten, en van den eersten Adel uit Holland’. Historicus Hans Mol, hoogleraar Friese geschiedenis in Leiden, houdt het (in een verhaal over Fries nationalisme) op een invasievloot van 12.000 tot 15.000 man, ‘die ’s morgens met gunstige wind in Enkhuizen zeil had gehesen’.

Maar het weer zat op 25 september 1345 niet mee. Steenstra:

“Onweder en herfstwinden hadden de vloot reeds op de Zuiderzee verstrooid.”

En volgens andere bronnen hadden de Friezen ook ‘de bakens verzet’. De vloot werd gesplitst; het verband ging verloren.

Jan van Beaumont, een oom van Willem, raakte de volgende ochtend ten zuiden van Stavoren (later in de Zuiderzee verdwenen) ‘terstond met eenen hoop Friezen in gevecht, zonder den graaf met het voornaamste deel des legers af te wachten’. Toen de autochtonen in het nauw werden gebracht…

“…bracht het geluid der alarmklokken in de naburige dorpen, dat al van plaats tot plaats voortgezet werd, intusschen eene menigte landvolk op den been.”

In de Slag sneuvelden drie van de vier Heren van Montfoort. Ze staan afgebeeld op het een na oudste bewaard gebleven Nederlandse schilderij (1380), dat hangt in het Rijksmuseum

Graaf Willem IV gesneuveld

Dan arriveert de graaf; het gedeelte dat de kroniek daarover meldt is hieronder als illustratie weergegeven. Steenstra maakt er een schitterend verhaal van.

“Hij vloog met zeshonderd man, zonder behoorlijke orde en zonder te wachten op de ontscheeping der anderen, woedend op de Friezen los, rukkende naar het schijnt op het naastgelegen dorp aan, dat zij in brand staken. (…) Op het vernemen van de opgaande rook en brand schoten de Friezen met geweld toe en, denkende dat zij slechts eene enkele bende Hollanders te bestrijden hadden, vielen zij met vereenigde krachten op hen aan, en maakten eene groote slagting onder dezelve. (…) De Graaf doorstak met eigen hand eenen Frieschen Edelman.
(…) De Friezen, wier woede met hun getal steeds toenam, vochten met eene onoverwinnelijke dapperheid, hoezeer het getal hunner vijanden nu door de ontscheeping tot eene groote schare was aangegroeid. Te midden van het bloedige gevecht sneuvelde eindelijk ook de Graaf zelf.”

De dood van Willem IV in de kroniek van Andreas Cornelius. Volgens de tekst gebeurde dat op 7 oktober, maar dat was volgens de Juliaanse kalender. Op 31 december 1700 werd in Friesland de Gregoriaanse kalender ingevoerd, en viel de volgende dag op 12 januari 1701. De officiële datum voor de Slag is vastgesteld op 26 september 1345.

De kroniek van Andreas Cornelius c.s. zegt niet waar dat gebeurde. ‘Willem viel bij het dorp Warns en zijn hoofd werd van de romp gescheiden’, weet Marten Douwes Teenstra uit Ulrum, een tijdgenoot van Steenstra, die in 1859 ook een kroniek schreef. Zijn bron is onbekend, maar zo ging het verhaal de geschiedenis in, als de Slag bij Warns. Steenstra zelf gelooft niet dat het Warns was, maar veronderstelt: Scharl of Laaxum; hij schrijft niet àlles over…

“De Hollanders begaven zich eerlang op de vlugt naar hunne schepen, en werden zoo vinnig vervolgd, dat er door de groote haast nog meer verdronken, dan het zwaard der Friezen gedood had. De slag, die van des morgens zes uur tot in den laten avond (volgens Cornelius: Vesper) duurde, had aan 18.000 Hollanders, Zeeuwen en Henegouwers het leven gekost.”

Volgens Mol viel dat wel mee: er moesten ‘enige honderden doden’ worden achtergelaten. ‘En zo arriveerde de vloot na een moeizame terugtocht op 28 september in Amsterdamsonder minen here de grave‘. Pas een halve eeuw later zou zijn gebalsemde lijk in een klooster in Bolsward worden opgehaald om in Valenciennes te worden bijgezet.

De Friezen besloten ‘dezen gedenkwaardigen dag te vereeuwigen’ en stelden ‘eene jaarlijkse feestdag in, op dezen dag plegtig te Stavoren te vieren’, maar de protestant Steenstra was verbijsterd over de wijze waarop: ‘Door bijgeloof en nachtelijke donkerheid dier tijden wijdden zij dat feest niet aan God, die alleen de overwinningen geeft, maar aan de maagd Maria’, zodat de dag ‘onder de naam van den Friesche Lieve Vrouwedag vermaard bleef’.

Corrupte bronnen

De kroniek van Cornelius zou tot het eind van de negentiende eeuw tot de belangrijkste bronnen gelden voor de Friese geschiedenis. Maar er was ook kritiek. De Groningse geschiedschrijver Ubbo Emmius (1547-1625) ‘zegt dat het Schrijvers zijn, zonder eenigen naam of gezag, wier ongeloofwaardigheid van zelfs in ’t oog loopt’ (Vaderlandsch Woordenboek, deel 3, pag. 1122, (1786)). Hij noemde alleen al het lange overzicht van Friese vorsten (sinds Friso, 313 voor Christus) ‘een samenweefsel van fabelen, alle geloof onwaardig’.

De discussie ging voort. Steenstra zelf twijfelde kennelijk ook, maar bedacht: ‘De ouden kunnen deze verhalen toch niet uit de lucht hebben gegrepen?’. Net als in de moderne journalistiek gold ook in 1845: je moet een goed verhaal niet kapot checken. Jacob van Lennep (1802-1862) had de Chronyke op zijn bureau gehad toen hij De roos van Dekama schreef, een historische roman over de nederlaag van graaf Willem IV. In 1839 nam hij het op voor Occo in een opinieverhaal: Proeve van een kritiesch onderzoek der zoogenaamde kronijk van Andreas Cornelius:

“De Kronijk, die op Ockoos naam doorgaat, is geenszins (…) een samenstel van de ‘lompste’ verdichtselen. (…) Op eenige vergroting en verciering na, is er niets in zijn werk, dat tegen het gezond verstand, noch tegen de berichten van zaakkundigen strijdt.”

‘Geene korrels onder het kaf, alles is kaf’

In 1873 schreef Jan Bolhuis van Zeeburgh (1836-1880) een Kritiek der Friesche geschiedschrijving (pdf). Hij overleed toen hij 44 was en zijn werk is onvoltooid gebleven. In het boek worden, aldus het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek (deel 4, 1918), ‘op grondige, kritische wijze met groote scherpzinnigheid de Friesche geschiedbronnen der Middeleeuwen onderzocht en op hun juiste waarde en onwaarde gesteld’. De ‘Kritiek’ behandelde de zin en onzin van 35 belangrijke bronnen en na de behandeling van ‘Andreas Cornelius en zijne voorgangers’ op 26 pagina’s (152-178) was er van hun reputatie weinig meer over.

Cornelius schreef volgens Bolhuis veel over uit andere kronieken, zoals de Divisiekroniek, maar ‘waar deze spreekt van ruwe, woeste of wreede Friezen, laat hij deze min gunstige bepalingen weg, rebelleeren verandert hij in vrijheid verdedigen’ (zie hedendaagse kranten). Hij ‘toont zijn haat jegens de Schieringers en Vetkoopers en zijn spijt dat Friesland uiteen gescheurd en onder heeren is gekomen’. Hij ‘herschept zijne landgenooten uit de twaalfde eeuw naar zijn ideaal van die oude Friezen. Een gevaarlijk iets voor den geschiedschrijver om eenvoudig aan te nemen dat iets werkelijk zoo is gebeurd als men het graag zou zien’.

Bolhuis noemt Andreas Cornelius ‘een ongeleerd en bekrompen man’, een ‘beunhaas’, een ‘fabelschrijver’ en een ‘kwezeler’. De kroniek bevat ‘schaamtelooze verdichtselen’. Hij ‘heeft in de voorrede schandelijk gelogen’. Als Cornelius vertelt over twisten, branden en ongelukken uit zijn eigen tijd gunt hij hem het voordeel van de twijfel, maar ‘alles wat Andreas Cornelius meer verhaalt is fabel, er schuilen daar geene korrels onder het kaf, alles is kaf’.

“Wanneer menschen van zijn soort over oude zaken beginnen te redeneeren, loopt het vaak de spuigaten uit. (…) Hij vermeldde geene onwaarheden tegen zijn beter weten aan. Hij beschreef de gebeurtenissen, zooals hij meende dat ze zich hadden toegedragen. Maar zijn meening in die zaken is van nul en geener waarde.”

Volgens Bolhuis van Zeeburgh wilden de Friezen de verhalen echter maar al te graag geloven:

“Bij de Friezen was en is ingenomenheid met hun volksstam veel sterker dan bij de Hollanders. Men gelooft in Friesland zoo gaarne aan al het roemrijke dat van de vaderen wordt verhaald.”

Maar tegenwoordig durft een historicus zelfs niet meer met een voetnoot naar Andreas Cornelius te verwijzen, uit angst om door beroepsgenoten met pek en veren te worden overgoten.

Blut und Boden

De Friese Lieve Vrouwendag raakte in de loop van de tijd in het vergeetboek, maar nog in maart 1940 werd in de Leeuwarder Courant – ook al met het oog op de naderende zeshonderdste verjaardag van de Slag (in 1945) – gepleit voor ‘een Friesche gedenkdag, waarop alle Friezen in en buiten Friesland zich bij alle verschillen op godsdienstig en politiek gebied één zouden gevoelen’. De Duitsers kwamen eerder en in 1942 greep de Fryske Rie (Friese raad) van Saxo Frisia zijn kans om de Slag bij Warns nieuw leven in te blazen. De aankondiging in de gelijkgeschakelde pers had een groot Blut und Boden-gehalte.

“Wat Warns beteekent, is de eer van het Friesche volk, de machtigste dreiging overwinnend door de liefde voor de grond en de voorouders en door den wil om zichzelf te blijven.

‘In de verwachting dat daarmee een traditie zou worden gevestigd’ zou een dr. B. Dijkstra uit Zaandam op 26 september 1944 eerst in Rijs een lezing houden over ’De slag bij Warns en wij’, waarna iedereen zich naar het Rode Klif bij Warns zou begeven ‘om op den ouden historischen grond de nagedachtenis te eeren van hen die daar op 26 September 1345 de vrijheid van Friesland hebben bevochten’.

Na de bevrijding besloot een comité van Friezen met een anti-Duits verleden een ‘Warns-betinking’-nieuwe-stijl voort te zetten, als een bevrijdingsherdenking onder het motto ‘Leaver dea as slaef’– de zwerfkei met die tekst werd in 1951 op het Rode Klif geplaatst. De katholieke Friezen, die liever een herstel van de feestdag rond Maria hadden gezien, deden aanvankelijk niet mee, maar stelden op de laatste zondag van september een bedevaart in ter ere van de Fryske Leaffrouwe naar Bolsward (waar graaf Willem IV werd begraven voordat zijn lijk naar Holland werd overgebracht). Neemt niet weg dat activisten van Centrumpartij en Voorpost er in 1992, onder meer gewapend met de Vlaamse vlag, in slaagden onrust te veroorzaken. Sindsdien is de organisatie alert op acties van extreem-rechts. Of, zoals een anti-fascistische Fries waarschuwde: ‘Het IJsselmeer is vlakbij’.

Herdenking 1345 goede keuze

In een uitgebreid verhaal over der achtergronden van de Slag (pdf) (1997) maakt Mol duidelijk – zonder naar Cornelius te verwijzen – dat de versie in diens kroniek vrij realistisch was. Mol maakt vooral gebruik van Hollandse bronnen en gaat uitvoerig in op de voorbereidingen die graaf Willem IV trof voor zijn invasie tegen ‘onderdanen die zich tegen zijn legitiem landsheerlijk bestuur verzetten’. Hij meldt dat Willem IV ‘zijn’ kloosters in West-Friesland min of meer beroofde door ze hoge schattingen op te leggen om de expeditie te financieren.

Hij vertelt ook dat er in de zestiende eeuw sprake was van ‘een ongewenst Fries-nationaal slagveldtoerisme’ en dat Karel V in 1527 – bijna twee eeuwen later – opdacht gaf ‘de op het kerkhof te Stavoren liggende botten van in 1345 gesneuvelde Hollanders in een grote kuil te gooien om ‘de memorie te breken ende in een vergeten te brengen’. Mol constateert dat de keuze voor het herdenken van het jaar 1345 een goede was.

“1345 is in elk geval het jaar waarin voor het eerst sprake is van één gemeenschap voor het hele gebied dat wij nu nog Friesland noemen.”

Kaart van de Slag op de website www.betinking-slachbywarns.nl

Slag bij Starum?

Maar was het wel bij Warns? Mol stelt dat die plaats voor het eerst, ‘abusievelijk’, werd genoemd door Sijbrand Waller Zeper, in zijn promotie over Jan de Beaumont in 1914, maar dan heeft hij nooit in een Friese boekenkast gekeken. Wie in Friesland een aquariaat binnenstapt treft er niet een ‘plank’ over Friesland aan, maar meestal minimaal een kast. En een groot deel van de documentatie draagt sporen van de werken van Occo, Johannes en Andreas en (amateur-)historici die door hen werden geïnspireerd. Zoals Hobbe Baert van Sminia in zijn Geschiedenis van de onlusten tusschen de Schieringers en Vetkoopers in Vriesland (1829), pag. 41.

De min-of-meer officiële (maar niet zo heel informatieve) herdenkingssite Betinking Slach bij Warns (ook in het Nederlands!) bevat een Google-map waar de herdenking van 29 september plaatsvindt plus een kaartje van het strijdterrein in 1345. Opmerkelijk is, dat daar niet van Warns, maar van de ‘Slach by Starum’ (Stavoren) wordt gesproken. In elk geval wordt duidelijk dat de troepen van Willem IV voor Stavoren aan land gingen dat inmiddels verdwenen is en dat zijn oom Jan fan Beaumont bij Laaxum binnendrong. Met fatale gevolgen.

De Slag bij Warns, nagespeeld (19 juli 2011) door Handboogschutterij Odulphis ter gelegenheid van de viering van het 950 jarig bestaan van de stad Stavoren.

Maar al in 1347, nog maar twee jaar later, sloten de Friezen een twintigjarig bestand met de Hollanders. Daarna bleef het onrustig, tot Grote Pier uit Kimswerd (ca. 1480-1520) op de Zuiderzee een eigen kapersvloot begon en in totaal 28 Hollandse schepen buit maakte. Wie ‘Bûter, brea en griene tsiis, wa’t dat net sizze kin, is gjin oprjochte Fries’ kon zeggen had een kans, maar ongeveer 500 Hollanders konden dat niet en ‘kregen de voeten gespoeld’ (verdronken). Uiteindelijk werd Friesland in 1524 ‘verworven’ door keizer Karel V en werd de provincie een Heerlijkheid en in 1648 een gewest van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Wel met een eigen stadhouder, een voorvader van de volgende Willem IV.

Boek: Frieslands verleden. De Friezen en hun geschiedenis in vijftig verhalen

André Horlings (1945-2023) was journalist en van 'vlak na de oorlog', wat mogelijk zijn interesse voor onder meer de Tweede Wereldoorlog verklaarde. Schreef het boek Arnhem Spookstad en verzorgde de (eind)redactie voor een publicatie over het Duitse dwangarbeiderskamp Rees (1944-1945). Verzorgde in 2011 twee uitvoerig gedocumenteerde verhalen: Bruidegom achter prikkeldraad en Het drama van de SS Pavon. Bladerde graag in Google Books. Zie ook archief sinds 1995.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×