Valencia is een ruim 2000 jaar oude stad, ooit gesticht door de Romeinen. Nu geniet zij vooral bekendheid door de Ciudad de las Artes y Ciencias, een serie bouwwerken in gedurfde moderne stijl, gelegen in de oude rivierbedding van de rivier de Turia.
Romeinse tijd
In Valencia zijn archeologische resten gevonden die duiden op de aanwezigheid van Iberiërs zo’n 2400 jaar geleden, maar het waren de Romeinen die Valencia stichtten in het jaar 138 v.Chr., een kolonie die de naam kreeg van Valentia Edetanorum. Deze kolonie van ongeveer 2000 mensen, bevond zich op een van de eilanden in de rivier de Turia, ook wel de Guadalaviar genoemd, naar het gelijknamige dorp waar deze rivier ontspringt. Valencia was in alle opzichten een Romeinse stad en lag strategisch gezien erg gunstig in de rivier zo dicht bij de zee. Het lag tevens aan de Via Augusta, de weg die Rome verbond met de zuidelijker gelegen Romeinse provincie Bética, het huidige Andalusië.
In het jaar 75 v.Chr. werd Valencia verwoest tijdens een opstand tegen het Romeinse gezag op het Iberisch schiereiland. Dit veroorzaakte een complete ontvolking van de stad die minstens vijftig jaar heeft geduurd. Heropbouw van de stad werd ter hand genomen aan het eind van de regeringsperiode van keizer Augustus (eerste eeuw) en in die tijd werden grote bouwwerken gerealiseerd zoals diverse waterwerken, een amfitheater en een forum. Slechts enkele resten getuigen hiervan.
Aan het begin van de vierde eeuw deed het christendom zijn intrede in Valencia met de komst van San Vicente van Zaragoza. Het was in de periode van genadeloze christenvervolgingen door keizer Diocletius die het verval van het Romeinse rijk weet aan de opkomst van de nieuwe geloofsleer. San Vicente moest zijn werk met de dood bekopen in 304. De Iglesia de San Vicente de la Roqueta is ter herinnering aan hem opgedragen. Later, toen de Visigoten de Romeinen hadden verdrongen, werden Romeinse tempels omgevormd tot christelijke gebedshuizen.
De Moorse periode
In 711 drongen de Moren het land binnen en zeven jaar daarna belegerden zij de poorten van Valencia. De stad werd goed verdedigd, maar moest zich uiteindelijk overgeven en werd onder Moors bestuur gesteld. Tussen veroveraars en veroverden werd een voor beide partijen gunstige overeenkomst gesloten die erin voorzag dat de bewoners hun huizen behielden en hun religie (christelijk, joods) konden blijven belijden. Ook werd hun juridische en administratieve organisatie door de overheersers getolereerd. Wel waren zij belastingplichtig aan de nieuwe eigenaren van de stad. Deze overeenkomst zou vijfhonderd jaar standhouden, tot aan het moment dat Valencia in handen viel van de christelijke koning van Aragón, Jacobus I, de Veroveraar.
De tolerante houding van de veroveraars weerhield veel Valencianen er overigens niet van om zich te bekeren tot de islam en hun taal en gewoonten daarvan over te nemen. Gedurende de eeuwen daarna veranderde Valencia dan ook in een Moorse stad van aanzien. Een gewelddadig moment deed zich voor toen in de achtste eeuw er een tweestrijd ontstond onder de Moren. De toenmalige emir van Al-Ándalus, Abd al-Rahman, maakte daar hardhandig een eind aan (in het jaar 778), wat betekende dat Valencia, van waaruit een opstand tegen de emir was ondernomen, wederom verwoest en tijdelijk ontvolkt werd.
Aan het begin van de elfde eeuw begon het centrale gezag van het kalifaat van Córdoba aan invloed te verliezen en er ontstonden de zogeheten Reinos de Taifas (Taifa betekent troep of bende). Het waren zelfstandige koninkrijken onder Moors bestuur, waarvan dat van Valencia (Reino Taifa de Balansiya) er één was. In de eerste helft van deze eeuw, voor de stad een rustige periode, bloeide Valencia, als hoofdstad van de Taifa op. Een hoogtepunt in economisch en cultureel opzicht dat door twee gebeurtenissen ruw werd verstoord. Eerste was een overstroming van de rivier de Turia in 1088 die voor grote verwoestingen zorgde en tweede bedreiging waren de reeds in 1065 ingezette aanvallen van de christelijke koningen zoals Ferdinand I van Castilië die er overigens niet in slaagde in dat jaar de stad te veroveren. Uiteindelijk wist Alfons VI, koning van León en Castilië in 1092 Valencia in handen te krijgen, maar hij moest het bestuur van de stad laten aan de legendarische Rodrigo Díaz de Vivar, ofwel El Cid, een Spaanse ridder die een eigen koers voer en zowel aan de zijde van de christelijke koningen vocht tegen de Moren alswel zijn bondgenoten bestreed als hem dat goed uitkwam. Hij regeerde Valencia tot aan zijn dood in 1099, waarna zijn vrouw Jimena het bestuur voortzette tot het jaar 1102 en de stad verdedigde tegen de aanvallen van de Almoraviden, fundamentalistische Berbers die trachtten het Moorse centrale gezag over het Iberisch schiereiland te herstellen. Die aanvallen bleken te sterk en in dat jaar werd de verdediging opgegeven zodat Valencia andermaal onder Moors beheer kwam te staan. Dat duurde tot 1238 toen Jacobus van Aragón de stad veroverde op de Almoraviden en deze definitief in christelijke handen kwam.
Koninkrijk Valencia
Na de inname door Jacobus I werd Valencia de hoofdstad van een nieuw koninkrijk onder dezelfde naam, dat een juridisch zelfstandige eenheid vormde binnen de kroon van Aragón. Dit rijk telde toen onder zijn bevolking 120.000 islamieten, 65.000 christenen en 2000 joden die volgens de nieuwe wetgeving op hun plek konden blijven wonen zoals zij dat al deden vanaf het begin van de Moorse overheersing.
In de veertiende eeuw (1348) werd Valencia getroffen door een pestepidemie en ook hongersnoden veroorzaakten verval. Tegelijkertijd kwamen de burgers in opstand tegen de wel zeer autoritaire koning. In 1358 zorgde de Turia andermaal voor een overstroming die grote schade toebracht. In de jaren 1363 en 1364 volgde een oorlog met het rijk van Castilië. Al deze gebeurtenissen deden het model van convivencia (vreedzame samenleving van verschillende bevolkingsgroepen) geweld aan, maar toch was het pas in 1391 dat christenen de joodse wijk binnendrongen en de joden tot bekering dwongen. Eerder hadden al veel islamieten de stad verlaten.
De vijftiende eeuw wordt wel de Gouden Eeuw van Valencia genoemd. Er was sprake van een levendige handel, waarvan de bouw van La Lonja getuigt (1482), een imposant gebouw dat diende als handelshuis voor zijde. De stad werd uitgebreid, nieuwe bruggen gebouwd en verdedigingswerken aangelegd om Valencia te beschermen tegen aanvallen vanuit Castilië. Tegen het eind van de eeuw, in 1483, telde de stad 75.000 inwoners, waarmee zij qua inwoneraantal de derde stad van Spanje was na Sevilla en het toen nog Moorse Granada (die positie bezit Valencia nu ook: alleen Madrid en Barcelona zijn groter).
Ook in cultureel opzicht floreerde Valencia in de vijftiende eeuw. In 1442 veroverde de Aragonese koning Alfons V (de Edelmoedige) de stad Napels en voegde dit koninkrijk niet alleen toe aan Aragón, maar bracht ook zijn hof over naar de Italiaanse stad. Onder diens invloed bezochten tal van Napolitaanse schrijvers en schilders Valencia, wat bijdroeg aan de luister van de stad. Ook het onderwijs kreeg geruime aandacht, wat leidde tot de stichting van de universiteit van Valencia in 1502.
De zestiende eeuw bracht minder voorspoed. De bedrijvigheid in het Middellandse Zeegebied nam af, mede ten gevolge van de ontdekking van Amerika. Ook werd de stad in deze eeuw geteisterd door veel overstromingen van de Turia, waarvan die in 1517 de meeste verwoestingen toebracht. In 1519 brak de pest uit en in 1522 kwamen de gilden van handswerklieden in opstand. Deze achteruitgang bracht een afname van de bevolking met zich mee, zodat rond het jaar 1600 de stad nog maar 60.000 inwoners had. Het begin van de zeventiende eeuw wordt vooral gekenmerkt door de uitwijzing van de Moriscos, de onder dwang tot het christendom bekeerde islamieten die hun geloof in verborgenheid bleven belijden. Hoewel de meeste Moriscos op het platteland woonden, betekende deze verwijdering ook voor de stad Valencia een flinke aderlating die leidde tot een economische crisis. De financiële beurs van Valencia (Taula de Canvis, letterlijk ruiltafel) ging bankroet ten gevolge van het overstelpende aanbod van bezittingen van de Moriscos.
Onder nieuw regime
Aan het begin van de achttiende eeuw raakte Spanje in de greep van de Successie-oorlogen. Karel II, laatste telg uit het huis van de Habsburgers, die het land vanaf 1555 hadden geregeerd, overleed kinderloos, waarna een gevecht om de Spaanse troon begon tussen de Habsburgers en Bourbons. Valencia koos de kant van de Habsburgse aartshertog Karel van Oostenrijk, maar ondervond de nadelige gevolgen van deze keuze toen de Bourbons in 1707 de overwinning boekten en koning Filips V als nieuwe koning van Spanje de Nueva Planta invoerde, een serie wetten die eenheid brachten in het Spaanse rijk naar Castiliaans model en aan de speciale rechten van Valencia, daterend uit 1238, een einde maakte.
Tot 1714 voerde Filips V een waar schrikbewind over de stad, waarna deze een periode van rust en restauratie ondervond. De stad veranderde geleidelijk: in 1759 werd voor het eerst in haar geschiedenis een straat geplaveid (calle del Trench) en tien jaar nadien deed de straatverlichting haar intrede. Ook werd de verhoging van de kademuren van de Turia ter hand genomen. Tegen het eind van de eeuw genoot Valencia in binnen- en buitenland faam vanwege haar irrigatietechnieken en werd begonnen met de uitbouw van de haven, nodig vanwege de toegenomen handel met onder andere Zuid-Amerika. Aan het eind van de achttiende eeuw woonden er binnen de muren van Valencia ongeveer 100.000 inwoners
De negentiende en twintigste eeuw
De negentiende eeuw bracht in Spanje tal van politieke veranderingen zoals de opkomst van het liberalisme en de invoering van de liberale grondwet van 1812, de tijdelijke overheersing van de Fransen gevolgd door de bevrijdingsoorlog van 1808 tot 1814 en de Eerste Republiek in 1873. Politieke veranderingen die hun weerslag hadden op de urbanisatie van steden als Valencia.
Plaatsen met een bepaalde bevolkingsomvang werden na invoering van de grondwet van 1812 zelfstandige gemeenten waarvan een aantal in de nabijheid van Valencia aan het eind van de negentiende eeuw werd geannexeerd door de hoofdstad. De groei van de bevolking die eisen stelde aan de voorzieningen in de stad werkte planvorming in de hand en in 1858 werd door een aantal architecten een plan ontworpen voor de stadsuitbreiding die voorzag in de afbraak van de stadsmuur. Dat was nodig, want Valencia telde toen al ruim 140.000 inwoners. Dit plan werd in 1882 vervangen door een nieuwe versie waarvan met de uitvoering aan het eind van de eeuw begonnen werd. Aanleg van moderne, brede straten zoals de Gran Via Fernando el Católico vormden onderdeel van deze stadsuitleg. Ook andere infrastructurele voorzieningen werden gerealiseerd. Al in 1805 werd een grote algemene begraafplaats aangelegd, rond 1840 deed het spoor zijn intrede, in 1850 kwam een waterleidingnetwerk gereed en in 1882 werd een begin gemaakt met de aanleg van elektriciteitsvoorzieningen.
De bevolking groeide snel en rond de eeuwwisseling was deze gestegen tot meer dan 213.000 inwoners, een aantal dat in de twintigste eeuw nog zou verviervoudigen. Aan het begin van de twintigste eeuw werd de stad opnieuw uitgebreid, in 1910 werd het netwerk van trams geëlektrificeerd, in 1914 de centrale overdekte markt gebouwd en in 1921 werd de laatste hand gelegd aan het Estación del Norte, een imposant stationsgebouw. De regionale expositie van 1909 getuigt van een bloeiend Valencia in de beginjaren van de twintigste eeuw. De neutrale houding van Spanje tijdens de de Eerste Wereldoorlog speelde daarbij een belangrijke rol.
Ook voor Valencia was de Spaanse Burgeroorlog en de daaropvolgende dictatuur van Franco de meest gezichtsbepalende periode van de vorige eeuw. Valencia koos in 1936 de kant van de republiek en van begin november van dat jaar tot eind oktober 1937 herbergde de stad de regering, die uit voorzorg voor een eventuele inname van Madrid door Franco naar Valencia was uitgeweken. Valencia werd gedurende de Burgeroorlog hevig gebombardeerd wat aan honderden mensen het leven kostte. Op 30 maart 1939 werd de stad door de troepen van Franco veroverd en was de Burgeroorlog feitelijk ten einde.
Zoals heel Spanje kende ook Valencia tijdens de franquistische dictatuur een periode van schaarste waaraan pas in de zestiger jaren met de komst van het toerisme enige verbetering kwam. Vanaf 1957 werd gewerkt aan de verlegging van de rivierbedding van de Turia en in de zestiger jaren werden pleinen zoals de Plaza de la Reina en de Plaza del Ayuntamiento gerestaureerd. Na de dood van de dictator in 1982 werd Valencia de hoofdstad van de gelijknamige Autonomía. Hoogtepunt van de vernieuwingen die plaatsvonden in Valencia is ongetwijfeld de bouw van de Ciudad de las Artes y Ciencias in de oude rivierbedding van de Turia. Een architectonische prestatie die een prachtig contrast vormt met de oude binnenstad.
Ook interessant: Het País Valenciano – Een autonome regio in Spanje
Rubriek: Geschiedenis van Spanje
Overzicht van boeken over de geschiedenis van Spanje