Gewogen en te licht bevonden

En… een teken aan de wand
4 minuten leestijd
Personenweegschaal - cc
Personenweegschaal - cc

De uitdrukking ‘gewogen en te licht bevonden’ is afkomstig uit de Bijbel. Het betekent dat je niet door de keuring komt of dreigt veroordeeld te worden. Het gaat verkeerd met je aflopen en het is maar de vraag of je een tweede kans krijgt. Maar ook bij de Egyptenaren – duizenden jaren voor Christus – en tijdens de heksenvervolgingen in de vijftiende en zestiende eeuw speelde de notie ‘gewogen en te licht bevonden’ een rol van betekenis.

Bijbel: Belsazar gewogen en te licht bevonden

De uitdrukking is ontleend aan het Bijbelboek Daniël 5, vers 25. De Babylonische koning Belsazar – die regeerde van 553 tot 539 v.Chr. – organiseerde een groot feestmaal voor duizend van zijn volgelingen. Het servies bestond uit gouden en zilveren bekers die door Belsazars vader Nebukadnezar uit de tempel van Salomo in Jeruzalem gestolen waren, aan het begin van de Joodse ballingschap. Dat was natuurlijk heiligschennis. Tijdens het feest verschenen er daarom plotseling vingers van een mensenhand, die een tekst op de muur schreven. De koning trok wit weg en stond te trillen op zijn benen, aldus het Bijbelverslag.

Rembrandt schilderde “Belsazars feest” in 1635
Rembrandt schilderde “Belsazars feest” in 1635

De koning en evenmin zijn raadgevers slaagden erin de tekens te ontcijferen. Daarom haalde Belsazar de Joodse balling Daniël erbij om de woorden uit te leggen. Daniël vertelde hem dat er ‘menee, menee, tekeel oefarsien‘ – in het Aramees: מנא ,מנא, תקל, ופרסין – op de muur geschreven was, wat letterlijk stond voor ‘Geteld, geteld, gewogen en verdeeld’. Hierna legde Daniël de betekenis van de woorden als volgt aan Belsazar uit:

Dit is wat het betekent: menee – God heeft de dagen van uw koningschap geteld en er een einde aan gemaakt; tekeel – u bent gewogen en te licht bevonden; perees [deze vervoeging gebruikte Daniël als woordspeling op oefarsien] – uw koninkrijk is verdeeld en aan de Meden en de Perzen gegeven.”

Deze voorspelling kwam al snel uit. De vorst Belsazar werd nog in diezelfde nacht gedood, waarna zijn rijk overging in Perzische handen.

Fragment uit het papyrus van Hunefer met een voorstelling van het wegen van het hart
Fragment uit het papyrus van Hunefer met een voorstelling van het wegen van het hart

Oude Egyptenaren: hart gewogen na dood

Ook de oude Egyptenaren kenden al het principe van ‘gewogen en te licht bevonden’, of eigenlijk: ‘gewogen en te zwaar bevonden’. Zo blijkt uit hun mythologie. Als Egyptische hoogwaardigheidsbekleders stierven, werden ze gemummificeerd. Daarbij haalde men de hersenen (via de neus) en alle ingewanden (via zijsneden) uit het lichaam. Na opgevuld cq. overdekt te zijn met natron (een conserverende zoutsubstantie), wikkelden de Egyptenaren het lichaam vervolgens in linnen.

Anubis als jakhals - cc
Anubis als jakhals – cc
Het hart echter liet men bij deze mummificatie in het lichaam zitten. Waarom? Omdat het hart beschouwd werd als de persoonlijkheid van de overledene. Als men na de dood in het dodenrijk kwam, aldus de Egyptische mythologie, moest het hart gewogen worden. Dit gebeurde in de Hal van de Twee Waarheden. In het midden van die hal was een grote weegschaal aanwezig, met aan één kant de Veer van de Waarheid. Op de andere schaal moest de dode zijn hart leggen. Meerder goden waren aanwezig bij de procedure, van wie de belangrijkste waren: Anubis, de god van de doden, zat bij de weegschaal en bracht de dode daarheen. Verder schreef Thoth, god van de wijsheid, de uitkomst van de proef op. Ten slotte sloeg Osiris, als god van de onderwereld en de vruchtbaarheid, het proces gade. De dode werd door Anubis bij hem gebracht. Osiris, als opperrechter, werd daarbij vergezeld door 42 andere rechters.

Als het hart even zwaar was als de veer, mocht de dode de poorten van Yaru, het Egyptische hiernamaals, passeren. Was het hart echter te zwaar, dan sloeg de weegschaal door. Zover dat het monsterlijke wezen Ammit het hart met haar bek kon pakken en vervolgens opat. Weer een ander monster vrat de ziel van de arme dode op, met als gevolg dat deze eeuwig en alleen over de aarde moest ronddolen. Op dat moment was de dode gewogen, maar te zwaar bevonden.

Heksenvervolgingen: gewogen op de waag

Jonge vrouw op een heksenwaag
Jonge vrouw op een heksenwaag
Tijdens de heksenvervolgingen, met als zwaartepunt de jaren 1450-1750, werd het thema ‘gewogen en te licht bevonden’ opnieuw actueel. Niet in de mythische, maar in de letterlijke betekenis van de uitdrukking. Een geschatte 30.000 tot 60.000 ‘heksen’ vonden in deze periode in Europa de dood, met name vrouwen. Ellendige gebeurtenissen in hun omgeving waren voldoende om als heks aangeklaagd te worden. Een burenruzie, mislukte oogst of het overlijden van een jong kind bleken vaak voldoende reden voor een proces. Beschuldigde vrouwen hadden weinig kans om zich goed te verdedigen. Al was het alleen maar omdat de bekentenissen vaak met geweld afgedwongen werden.

Veel ‘heksen’ belandden op de waag. Heksen konden vliegen, geloofde men, op een bezem dan wel geitenbok, dus waren ze (te) licht. Vrouwen die op de waag gewogen werden en te licht waren bevonden, beschouwde men daarom als echte heksen. Bekend is de heksenwaag van Oudewater (bij Utrecht), waar een museum is gevestigd over dit thema. Bij de waterproef gold overigens hetzelfde principe: wie bleef drijven was te licht, was dus een heks en werd geëxecuteerd. Zonk de beschuldigde, dan was zij geen heks en mocht ze hopen op tijd uit het water gevist te worden, voordat ze verdronk.

Nescio: Een teken aan de wand

Nescio
Nescio
De Nederlandse uitdrukking ‘een teken aan de wand’ komt overigens uit hetzelfde Bijbelgedeelte, Daniël 5, dat in het begin van dit artikel genoemd werd. Dit gezegde slaat op de geschreven woorden op de muur ‘menee tekeel‘. Een teken aan de wand is een teken van naderend onheil, of een aankondiging dat er iets belangrijks of ergs gaat gebeuren. Het begrip ‘menee tekeel‘ komt minstens één keer voor als boektitel in de Nederlandse literatuur.

Schrijver Nescio – het pseudoniem van Jan Hendrik Frederik Grönloh (1882-1961) – publiceerde in 1946 het bundeltje Mene tekel, novelle. Tien jaar later voegde hij de woorden mene tekel ook toe aan zijn verhalenbundeltje De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje (1956).

Bronnen

-Ugo Janssens, Heksenhoer, sterf! Magie, ketterij en hekserij vroeger en nu (Uitgeverij Van Halewyck, 2015)
-https://onzetaal.nl/taaladvies/gewogen-en-te-licht-bevonden
-http://www.christipedia.nl/Artikelen/B/Belsazar
-http://sterzoeker.blogspot.nl/2011/10/maat-en-het-wegen-van-het-hart.html

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×