Tegen het einde van de negentiende eeuw, een periode waarin de meeste Europese mogendheden elkaar de macht betwistten in Afrika, vond in Soedan een dramatische gebeurtenis plaats die niet alleen het leven eiste aan duizenden burgers maar ook aan de in die tijd tot de verbeelding sprekende Britse generaal “Gordon Pasja”. Een relaas:
Gordons jeugd en vroege carrière
Charles George Gordon zoals hij eigenlijk voluit heette, werd op 28 januari 1833 geboren te Woolwich, een stadje op een tiental kilometer ten zuidoosten van Londen. Op jonge leeftijd trad hij als cadet toe tot de Militaire Academie in zijn geboortestad en promoveerde er in 1852 tot genieofficier bij de “Royal Engineers”.
Enkele maanden nadat in oktober 1853 de Krimoorlog was uitgebroken, werd Gordons regiment opgeroepen om samen met een Franse troepenmacht deel te nemen aan de strijd tegen het Russisch leger van tsaar Nicolaas I. Daar wist hij zich bij de belegering van Sebastopol door zijn moedig gedrag te onderscheiden, wat hem het Franse ereteken van Ridder in het Legioen van Eer opleverde.
Verdere carrière
In 1860 werd Gordon naar China gestuurd waar hij na het beëindigen van wat de geschiedenisboeken inging als de “Tweede Opiumoorlog” het commando kreeg over een kleine legermacht van overwegend Chinese soldaten. In de daarop volgende maanden slaagde hij erin om met zijn legertje de Taipingopstand die gericht was tegen keizer Tongzhi van de heersende Qing dynastie te bedwingen. Door de opeenvolgende successen waarmee hij de rebellie had weten neer te slaan, verwierf zijn bescheiden strijdmacht de bijnaam van het “Ever Victorious Army” en werden zijn overwinningen in de Britse pers breed uitgesmeerd.
Begin 1865 werd Gordon teruggeroepen naar Engeland om er de van oorsprong achttiende-eeuwse artillerieforten van Gravesend en Tilbury te voorzien van nieuw geschut en de kampementen aan te passen aan de negentiende-eeuwse noden. Later noemde Gordon dit de gelukkigste periode uit zijn carrière. Die uitspraak zou algauw bewaarheid worden want toen hij in 1874 aangesteld werd tot gouverneur-generaal van Soedan betekende dit voor hem een keerpunt in zijn loopbaan.
De strijd tegen de slavenhandel
Als gouverneur-generaal ging het Gordon vanaf het begin van zijn ambtstermijn niet voor de wind. Naast onderlinge twisten tussen de verschillende etnische stammen kreeg hij voornamelijk af te rekenen met de slavenhandel die zowat overal in het land welig tierde. Ondanks verwoede pogingen om paal en perk te stellen aan deze praktijken slaagde hij niet in zijn opzet. Vermoeid en ontgoocheld keerde hij begin 1880 terug naar Engeland.
De belegering van Khartoum
In juni 1881 riep de religieuze moslimleider Mohammed Ahmad ibn Abdullah (1844-1885) zichzelf uit tot de nieuwe verlosser of Mahdi die Soedan moest bevrijden van de buitenlandse overheersers. Algauw wist hij een grote schare volgelingen rondom zich te verzamelen en in 1883 veroverde hij de strategisch gelegen stad El Obeid waardoor indirect ook de hoofdstad Khartoum werd bedreigd. Toen duidelijk werd dat de Mahdi plannen hadden om ook Khartoum aan te vallen, werd Gordon in allerijl door de toenmalige Britse premier Gladstone opnieuw als gouverneur-generaal naar Soedan gestuurd om er de aanwezige troepen en Europeanen in de Soedanese hoofdstad te evacueren.
In februari 1884 arriveerde Gordon in Khartoum, maar toen waren de troepen van de Mahdi de stad al genaderd en kon van een evacuatie geen sprake meer zijn. Er zat voor Gordon niets anders op dan zich achter de stadsmuren te verschansen. Na een belegering van meer dan tien maanden slaagde het opstandelingenleger van de Mahdi er op 26 januari 1885 in de stad in te nemen. Meedogenloos werden de bewoners afgeslacht. Gordon zelf werd gevangen genomen en zonder veel omhaal onthoofd waarna zijn hoofd op een staak werd gespiest en in triomf door de stad werd rondgedragen.
Het verdere verhaal
Nauwelijks enkele maanden na de val van Khartoum kwam de Mahdi totaal onverwachts te overlijden. Hij werd opgevolgd door Abdullah ibn Mohammad die het religieus nationalistisch ideeëngoed van de Mahdi verder over Soedan verspreidde. Het bleef wachten tot september 1898 alvorens een Anglo-Egyptische troepenmacht onder leiding van de Britse generaal Horatio Kitchener (1850-1916) een einde kon maken aan de religieuze dictatuur. Kitchener nam wel op gruwelijke wijze wraak voor wat er achttien jaar eerder met Gordon was gebeurd. Na zijn overwinning op Abdullahs leger liet hij de graftombe van de Mahdi openen en tot ontzetting van velen het lijk alsnog onthoofden.
Een inspiratiebron voor kunstenaars
Na zijn dood ontstond bij de Britse bevolking rond de figuur van Gordon een ware heldencultus die zich ook in de schilder- en beeldhouwkunst uitte. Bekend is onder meer het schilderij “General Gordon’s Last Stand” van de Ierse kunstschilder George William Joy (1844-1925) dat tentoongesteld is in het “Leeds City Museum”.
In 1888 werd ter ere van Gordon op Trafalgar Square een imposant bronzen beeld onthuld. Het kunstwerk werd vervaardigd door de Britse beeldhouwer Sir William Hamo Thornycroft (1850-1925). Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het beeld uit vrees voor vernieling door Duitse bombardementen van zijn sokkel gehaald en uit veiligheidsoverwegingen in een loods op het platteland ondergebracht. Nadien kreeg het standbeeld een nieuwe bestemming in de “Victoria Embankment Gardens” in Londen waar het tot op de dag van vandaag nog steeds staat opgesteld.
En voorts…
In de zomer van 1966 ging in London de film “Khartoum” in première met in de hoofdrollen Charlton Heston als Gordon Pasja en Laurence Olivier als de Mahdi. De film verhaalt op indringende wijze de tragische gebeurtenissen die zich in de Soedanese hoofdstad op het einde van de negentiende eeuw afspeelden.