Dark
Light

Graaf van Limburg Stirum voelt zich onheus bejegend

2 minuten leestijd
Sjuck van Limburg Stirum (Bron: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld, Huygens ING)
Sjuck van Limburg Stirum (Bron: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld, Huygens ING)
Nederlanders nemen niet snel een blad voor de mond: we kennen een lange traditie van mopperen en klagen. In vergeten archiefmappen hebben de grieven zich eeuwenlang opgestapeld; je vindt er bijvoorbeeld klachten over helse grammofoonconcerten, onbedekte museale geslachtsdelen en oerwoudgeluiden uit het Vondelpark. Veel van deze brieven schetsen onbedoeld een vermakelijk tijdsbeeld. Historisch letterkundige Annemieke Houben diept voor Historiek elke week een historische klacht op.

Deze aflevering: graaf van Limburg Stirum voelt zich onheus bejegend

Een dure pijp

Op dinsdagmiddag 11 mei 1926 reed er op de Grote Markt te Haarlem een auto tegen de verkeersrichting in. De agent die het verkeer regelde op de hoek met de Barteljorisstraat hield de auto staande. ‘U rijdt in de verboden richting’ deelde hij de chauffeur mee, die ontkende daarvan op de hoogte te zijn. De heer die achter in de auto zat, werd ongeduldig. Hij tikte op de tussenruit en riep tegen de chauffeur dat hij moest doorrijden. Volgens de agent ging dat zomaar niet en hij vroeg zijn collega om de gegevens van de auto en de chauffeur te noteren. De heer achterin werd driftig, stapte uit de auto en dreigde met represailles:

‘Je weet zeker niet wie je voor je hebt! Je zult een dure pijp roken! Ik zal je die brutaliteit hier wel afleren!’

Hierna trok hij het portier zo hard dicht dat het glas brak en op straat viel. Uiteindelijk mocht de chauffeur zonder bekeuring verder rijden. Toch voelde Sjuck graaf van Limburg Stirum, kamerheer van koningin-moeder Emma, zich onheus bejegend.

Aan de hoofdcommissaris van de politie te Haarlem

Den Haag 20 mei ’26

Mynheer,

Tot myn verwondering ontving ik van den Heer Burgemeester van Haarlem geenerlei bericht van de ontvangst van myn schryven en moet door uwe missive thans bemerken, dat de zaak in uwe handen is gesteld. Ik richt my dus nu direct tot U.

Nadat ik de altercatie van agent 156 met myn chauffeur een tydlang had aangezien – ik kon het gesprokene niet hooren- vermoedde ik met eenigen schyn van recht, dat, als er instructies werden gegeven, die nu eindelyk wel voldoende zouden zyn verstrekt, waarna ik, daar ik haast had, een teiken gaf om door te gaan, aannemende dat den chauffeur nu wel duidelyk zou zyn gemaakt langs welken weg dat ‘doorgaan’ zou moeten plaats hebben. De agent 156 kwam nu op my af en verklaarde op hoogen toon, dat ik nu ‘met hem te doen kreeg’, waarop hy weer naar den chauffeur ging om diens naam op te nemen. Ik steeg uit en sprak den agent aan, waarop deze my den rug toekeerde en geen de minste notitie van my nam. ik handhaaf myne kwalificatie van dit gedrag als ‘gebrek aan takt’ en ‘onbeschoftheid’. Een agent van politie behoort te weten dat het volkomen ontoelaatbaar is tegenover de eersten in den lande op te treden alsof hy een kwajongen voor zich had. Ik neem derhalve geen genoegen met den inhoud van uw schryven en zal niet rusten voor my in deze zaak volkomen genoegdoening is verschaft voor de my aangedane beleediging, waarvoor ik niet zal aarzelen de tusschenkomst van de hoogste autoriteiten in te roepen, indien dit noodig zal blyken.

Hoogachtend,

Van Limburg Stirum

Hoe het verder ging

De dienstdoende agenten werden verhoord en verklaarden professioneel en beleefd gehandeld te hebben. De commissaris schreef aan de graaf dat hij de dienders kende als ‘bezadigd optredende ambtenaren’ en wees hem er nog eens op dat hij ondanks het begaan van een overtreding géén bekeuring had gekregen. Voor zover bekend, heeft de graaf daarop niet gereageerd.

Boek van Annemieke Houben: De mooiste liefdesverklaringen van de middeleeuwen tot nu

×