Guadalupe in Extremadura is een fraaie, maar merkwaardige plaats. Zij bestaat uitsluitend uit een indrukwekkend klooster en enkele voormalige gasthuizen, een ruim plein met klaterende fontein en enkele straten met bescheiden huizen. En zo ziet Guadalupe er in wezen al uit sinds de veertiende eeuw, zij het dat het klooster in de loop der tijd steeds werd uitgebreid.
De bouw van het klooster
De naam Guadalupe is waarschijnlijk van deels Arabische, deels Romeinse afkomst (guad-al-upe), met als betekenis: ‘verborgen rivier’. Niet gedocumenteerd is hoe lang er al mensen woonden in de bergachtige, rijk begroeide streek Villuercas in de omgeving van Cáceres. In 1330 deed koning Alfons XI van Castilië-León het plaatsje Guadalupe aan. Ontroerd door de sterke Mariadevotie die hij er aantrof in een vervallen kerk, verschafte de koning onmiddellijk de middelen om die kerk te laten restaureren en vergroten. Toen het leger van de koning in 1340 samen met de Portugese troepen in de Slag bij de rivier de Salado een beslissende overwinning op de Moren had behaald, schreef hij het succes toe aan de Maagd van Guadalupe en ging haar ter plekke dankzeggen. Bij die gelegenheid verbond hij er de betiteling Nationaal Heiligdom aan en begunstigde de plaats nogmaals met een royale gift, zodat de kerk kon worden uitgebreid met een kloostergebouw en enkele gasthuizen voor de talrijke bedevaartgangers die Guadalupe inmiddels bezochten. In 1389 verleende zijn kleinzoon, koning Johan I, de privileges van het klooster aan de Orde van Sint Hieronymus. Gaandeweg kreeg Guadalupe het karakter van een versterkte vesting. Pas in 1820 kwam het bestuur van de gemeente officieel in wereldlijke handen. In 1835 werd het klooster verlaten, om in 1908 door franciscaner monniken weer in gebruik genomen te worden.
Verering van de Maagd van Guadalupe
Het koninklijk huis van Castilië heeft altijd een speciale, nauwe band met het klooster van Guadalupe onderhouden, wat zich onder andere uitte in veelvuldige schenkingen. Ook koningin Isabella van Castilië was zeer gecharmeerd van de idyllische plaats, die zij ‘mijn paradijs’ noemde. Zij kwam er dikwijls om troost te zoeken bij Maria of haar te bedanken voor overwinningen op de Moren, onder meer na de verovering van Granada in 1492. Andere beroemde personages wisten Guadalupe eveneens te vinden; de plaats ontwikkelde zich tot een belangrijk centrum van religiositeit en vele welvarende pelgrims hebben in de loop der tijd het klooster verrijkt. Columbus verbleef er tijdens de Semana Santa (heilige week) van 1486 en kwam er terug na zijn eerste reis naar de Nieuwe Wereld. Hij vernoemde in 1493 een eiland in de Caribische zee naar Guadalupe, een der vele latere vernoemingen van deze Maagd in de Spaanstalige wereld. Zij werd onder meer beschermheilige van de conquistadores, de veroveraars van Latijns-Amerika. Ook Cervantes vervoegde zich uit dankbaarheid om zijn vrijlating uit langdurige gevangenschap tot de Maagd van Guadalupe. De verering van haar reikt al eeuwenlang tot ver buiten de grenzen van Spanje: in Spaans-Amerikaanse landen, met name in Mexico en Peru, wordt zij in tal van kerken aanbeden en dat is ook het geval in de Filipijnen. In 1928 kreeg de Maagd van Guadalupe de titel ‘Koningin van Spanje en de Spaanstalige wereld’ en in 1993 werd het klooster door de UNESCO opgenomen op de Werelderfgoedlijst.
De legende van de Maagd van Guadalupe
Eind dertiende eeuw, zo verhaalt de legende, was een eenvoudige herder uit Cáceres, Gil Cordero, bij de rivier de Guadalupe al drie dagen op zoek naar een verdwaalde koe. Uiteindelijk trof hij het dier dood aan. Toen hij de huid wilde afstropen om die tenminste te gelde te maken en er met zijn mes een kruis in sneed, verscheen Maria aan hem. Zij openbaarde hem, dat op die plek in de grond een schat begraven lag. Direct daarna kwam de koe op wonderbaarlijke wijze weer tot leven. De herder snelde naar de priesters in Cáceres, die hem echter niet geloofden. Toen de herder thuiskwam, trof hij daar zijn wenende vrouw aan bij hun zojuist overleden zoon. Cordero bad tot de Maagd van Guadalupe en ook het kind herrees uit de dood. Toen waren de geestelijken overtuigd van de waarheid van het verhaal en togen ze naar Guadalupe. Op de aangeduide plaats werd na enig graafwerk een Mariabeeldje gevonden. Het beeldje, vervaardigd door de apostel Lucas en vanuit uit het Midden-Oosten via Rome op het Iberisch schiereiland beland, zou bij de rivier de Guadalupe in veiligheid gebracht zijn voor de Moren. Bij de vindplaats werd een kapelletje opgericht, waaromheen zich de eerste bewoners van Guadalupe vestigden. Volgens een variant van de legende was het beeldje van Visigotische oorsprong. De herinnering aan Gil Cordero wordt levend gehouden met een straatnaam en het huis op de plek waar hij volgens de legende na de erkenning van de Mariaverschijning met zijn gezin ging wonen.
Het klooster en de gasthuizen
Het klooster toont een mengeling van diverse bouwstijlen: een claustrum in mudéjarstijl uit 1405, met in het midden een tempeltje, het Paviljoen van de Bron, en eromheen gotische, renaissancistische en barokke gedeelten. Tot in de achttiende eeuw werd er aan het klooster gebouwd. In het priesterkoor bevinden zich zetels met fraai houtsnijwerk. Enkele ruimten hebben een museumfunctie gekregen, met minutieus geborduurde liturgische gewaden, handvervaardigde missalen en enkele van de belangrijkste schilderijen van Zurbarán (acht in de sacristie, die de ‘Sixtijnse kapel van Extremadura’ genoemd wordt, en drie in de aangrenzende kapel), en enkele representatieve schilderijen van Goya en El Greco.
Behalve het klooster werden in Guadalupe verschillende ziekenhuizen gebouwd, gasthuizen voor pelgrims en een school voor medicijnen, chirurgie en farmacie. Het klooster was niet alleen rijk aan religieuze schatten, het bezat ook een grote veestapel. De monniken leverden een belangrijke bijdrage aan de werkgelegenheid en de economie van de hele streek. Hun tijd, voor zover niet besteed aan zang en gebed, wijdden ze onder meer aan het vervaardigen van misboeken en kerkelijke gewaden. De grootste verdienste van de monniken lag echter in hun werk in de hospitalen. Door de enorme toeloop van allerlei zieken brachten zij een sterke ontwikkeling van de geneeskunde op gang. Met speciale toestemming van de achtereenvolgende pausen beoefenden de broeders de geneeskunst, onder meer chirurgie en anatomie, en gaven onderricht. Hun medische school was één van de meest geavanceerde van Europa; ze beschikten ook over uitgebreide kennis van medicinale planten en kruiden.
Bedevaart
Tegenwoordig is de voornaamste bron van inkomsten het binnenlands toerisme. Velen van hen komen hier op bedevaart, veelal ter genezing van hun ziektes. In de barokke Camarín de la Virgen – het allerheiligste vertrek in het huidige klooster – dist een monnik met gedragen stem enkele malen per dag de legende van de Maagd op. Dan tovert hij met een druk op een knop het weelderig uitgedoste Mariabeeldje tevoorschijn. Vervolgens drukken de gelovigen op een plaquette met een afbeelding van de Maagd een devote kus.
Overzichtspagina: Geschiedenis van Spanje
Overzicht van boeken over de geschiedenis van Spanje