Ludendorff moet gaan
Zij werden nu echter wel ontboden bij de keizer. Deze deelde Ludendorff zonder omhaal van woorden mee dat hij niet langer van zijn diensten gebruik wilde maken. Het mocht echter allemaal niet meer baten, het doek was gevallen en de revolutie die volgde betekende het einde van vier jaren van vreselijke strijd en tevens van het Duitse Keizerrijk. Het duurde nog slechts enkele dagen tot men ook het vertrek van de keizer eiste, eerst voorzichtig, maar allengs luider en duidelijker. Wilhelm verzette zich tot het uiterste maar de druk werd te groot en op advies van Hindenburg verliet hij op 9 november 1918 het “Grote Hoofdkwartier” en vroeg asiel aan in Nederland.
Enkele conclusies
Drie belangrijke conclusies zijn nu te trekken uit het gesprek tussen Ludendorff en de regering op de 17e oktober.
Allereerst valt de verklaring van de minister van Oorlog op dat die in staat bleek op korte termijn nog ruim 600.000 man op de been te kunnen brengen. Dat betekent dat men op z’n minst de vraag zou kunnen stellen waarom hij dat dan niet eerder had gedaan. Ludendorff had waarschijnlijk gelijk toen hij uitriep dat als hij eerder over deze reserves had kunnen beschikken, de crisis, ja zelfs het vragen om een wapenstilstand, althans op dat moment, voorkomen had kunnen worden. Vanwaar die plotselinge medewerking aan het bijeenschrapen van nieuwe manschappen?
Het antwoord daarop moet bij het opperbevel zelf worden gevonden. Het was het Opperbevel dat de situatie steeds te rooskleuring had afgeschilderd. Uit de volledige verrassing, ook bij de minister van Oorlog, blijkt wel dat men de werkelijke situatie aan het thuisfront niet heeft overzien. Men dacht dat de geruststellende woorden van het Opperbevel dat de oorlog nog gewonnen kon worden, op waarheid berustte en derhalve was men niet voorbereid op het nemen van noodmaatregelen.
Als het opperbevel de regering niet voortdurend een rad voor ogen had gedraaid maar haar bijtijds van de verslechterende situatie op de hoogte had gesteld, dan had men beter kunnen samenwerken en was men mogelijk eerder met het bijeenbrengen van de kennelijk toch nog aanwezige reserves begonnen.
Dit had mogelijk de crisis waarschijnlijk nog enige tijd kunnen vertragen zoals Ludendorff ook naar voren bracht.
Een tweede conclusie is dat binnen de Duitse regering grote onzekerheid bestond over de te verwachte houding van het volk. Enerzijds vreesde men voor de revolutie en was men uitermate onzeker over de gevolgen van de al heersende hongersnood, het grote gebrek aan materiaal, olie en mankracht, anderzijds onderschatte men de uitermate slechte stemming in het land en de reeds onder de oppervlakte smeulende revolutie en alhoewel Ludendorff er in slaagde de meningen binnen de regering voorlopig weer op een rijtje te krijgen, ging dat toch niet van harte en al spoedig sloeg de twijfel bij de meeste ministers weer toe, vooral ook onder druk van de snel toenemende revolutionaire activiteiten in het land.
Als derde conclusie noemen we het feit dat het opperbevel de gevolgen van haar ondoordachte en plotselinge eis aan de Rijkskanselier om onmiddellijk wapenstilstandsonderhandelingen te openen, volstrekt heeft onderschat. Het is buiten twijfel dat de wijze waarop dit geschiedde het startsein is geweest tot de ontbinding van de eenheid in het vaderland en tot het totale verlies van vertrouwen bij de bevolking, waardoor de revolutie uiteindelijk de kans kreeg tot uitbarsting te komen. Tegelijkertijd kon daardoor bij de geallieerden de indruk ontstaan dat het einde nader was en dat men de Duitse nederlaag tegemoet kon zien.
Het was de revolutie- en uitsluitend de revolutie die er de oorzaak van was dat Ludendorff’s plan, de strijd nog tot de winter te rekken, (niet om nog een kans te maken de oorlog nog te kunnen winnen, maar uitsluitend om daardoor betere wapenstilstandsvoorwaarden te verkrijgen), niet gerealiseerd kon worden.
De schuld aan het uitbreken van de revolutie lag echter niet bij het Duitse volk maar bij het opperbevel, dus bij Ludendorff zelf. De steeds, tegen beter weten in nog tot september volgehouden beweringen dat Duitsland de oorlog nog zou kunnen winnen en daarop volgend de plotselinge eis aan de regering om een wapenstilstand te vragen, was de voornaamste reden dat het Duitse volk haar vertrouwen verloor en de revolutie kon uitbreken. We komen daar nog nader op terug.
Was het plan Ludendorff realistisch?
We zullen ons nu de vraag stellen of het plan van Ludendorff om te proberen de strijd nog enkele weken, voort te zetten en tijdens de wapenstilstandsonderhandelingen zijn troepen snel achter de Antwerpen-Maaslinie terug te trekken, ook een werkelijke kans van slagen had. De voordelen van dit plan waren duidelijk en zouden onder andere bestaan uit het feit dat daarmede zijn frontlijn aanzienlijk verkort wed en zijn verbindingslijnen zouden verbeteren terwijl hij, door het achtergelaten gebied totaal en grondig te verwoesten, het de geallieerden bijna onmogelijk zou maken hem snel te volgen. Zodra de winter inviel, zouden de gevechten door het verslechterende weer en de terreinomstandigheden, voorlopig moeten worden gestaakt of uitgesteld en dit zou de vijand voor de keus stellen om direct na de winter weer nieuwe zware gevechten te moeten voeren met veel verliezen aan mankracht en materiaal, danwel hun vredesvoorwaarden te versoepelen en Duitsland een eervolle vrede in overeenstemming met het 14 puntenplan van de Amerikaanse president Wilson aan te bieden.
De meningen over de slaagkansen van dit plan lopen tot op heden zeer uiteen maar de overheersende mening is toch wel dat die kansen uiterst miniem zouden zijn geweest. Men moet zich echter afvragen of die mening wel voldoende gefundeerd is.
De “Vierde Subcommissie” van de na de oorlog ingestelde parlementaire commissie die de redenen van Duitslands nederlaag zouden onderzoeken, nam overigens een duidelijk standpunt in. Zij was van mening dat Duitsland zeker de tijd zou hebben gekregen het plan Ludendorff uit te voeren. Eenmaal in de nieuwe stellingen achter de Antwerpen-Maaslinie, achtte de commissie het aannemelijk dat er voldoende nieuwe reserves bijeen gebracht zouden kunnen worden om de gehavende divisies weer aan te vullen.
Uit het verslag van de op 17 oktober 1918 gevoerde besprekingen weten we dat de minister van Oorlog op die dag 600.000 á 700.000 man had toegezegd, zodat de commissie in dat opzicht niet ver van de waarheid af was. Ook de Duitse oorlogsindustrie was, naar haar mening, nog voldoende intact om de meest noodzakelijke voorraden te leveren. Er was nog een olievoorraad van enkele maanden en de artillerie was voor het grootste deel nog in goede staat.
De ineenstorting van Duitsland’s bondgenoten, Bulgarije, Turkije en Oostenrijk-Hongarije, maakte de Duitse positie op de wat langere termijn weliswaar onhoudbaar, maar deed nog niets af aan het weerstandsvermogen op de korte termijn. (8)
Dat van die weerstand tenslotte echter weinig meer overbleef en de revolutie kon uitbreken, was, zoals we nu weten, het gevolg van het feit dat het volk niet meer in een goede afloop van de oorlog geloofde waardoor zelfs een korte voortzetting ervan onmogelijk werd gemaakt.
De bewering, dat het leger de strijd nog een korte tijd had kunnen voortzetten en op 11 november nog niet definitief op het slagveld verslagen was, kan technisch gezien moeilijk worden ontkend al was het natuurlijk volstrekt duidelijk dat het die oorlog niet meer winnen kon en de facto al in augustus had verloren.
Het doel van Ludendorff, doorvechten tot de winter en de vijand daarmee onder druk zettende te dwingen de keuze te maken in 1919 nieuwe, zware gevechten aan te gaan met een dan versterkt en voorbereid Duitsland, of gunstiger vredesvoorwaarden aan te bieden, waardoor er een snel einde aan de oorlog, de vernietiging, de uitputting en het lijden kon komen, die keuze, had men mogelijk toch met kans van slagen kunnen afdwingen en daarmee leek Ludendorffs doelstelling achteraf toch niet zo irreëel als vaak wordt aangenomen.
Zoals gezegd, de revolutie heeft dit voorkomen. Er bleef Duitsland niets anders over dan, zich tevergeefs vastklampende aan het 14 punten vredesplan van president Wilson, de zware eisen van de geallieerde wapenstilstandscommissie te accepteren. Op 11 november 1918 tekenden de Duitse afgevaardigden de overeenkomst en was het lot van het Duitse Rijk bezegeld.
Noten
- – Lutz.R.H., The causes of the German collapse in 1918. Archon books 1969.p.151
– Amtliche Urkunden zur Vorgeschichte des Waffenstilstandes 1818, Vierte Auflage. P.88. - – Lutz.R.H., p.88, 163.
- – Michaelis & Schaepler (herausg)Ursachen und Folgen vom Deutschen
– Zusammenbruch 1918 und 1945 bis zur Staatlichen Neuordnung – Deutschlands in der Gegenwart.p.385 e.v. - – Ibid.p.401 e.v.
- – Ibid.p.405.
- – Asprey.R., The German High Command a War.p.475.
- – Aus der Aufzeichnung des Generals Ludendorff vom 31 Oktober 1918 uber das Waffenstillstandsangebot, quote in Ursachen und Folgen, p.451.
- – Lutz.R.H., p. 163.