Dark
Light

Jef Verheyen schilderde het licht en het (on)eindige

5 minuten leestijd
Jef Verheyen en Lucio Fontana, Rêve de Möbius, 1962. Collectie Jef Verheyen Archief
Jef Verheyen en Lucio Fontana, Rêve de Möbius, 1962. Collectie Jef Verheyen Archief

‘Wat kan kunst nog betekenen na de Tweede Wereldoorlog? Is (schilder)kunst op een dood spoor beland? Op een nulpunt?’ Tal van naoorlogse kunstenaars dubden met die vragen. Ook de Belgische kunstenaar Jef Verheyen (1932-1984), die als ‘pittore fiammingo’ geen sant in eigen land was maar wel internationaal waardering kende. ‘Moeilijke’ Verheyen zocht onverdroten naar een nieuwe ‘zingeving’ voor zijn eigentijdse kunstwerken. Een fijngevoelige herontdekking.

Aanvankelijk startte de academisch geschoolde Jef Verheyen – samen met zijn vrouw Dani Franque – zijn loopbaan als keramist: schalen en kommen in pure vormen en kleuren. Maar het vuurspel met aarde en pigmenten laat zich niet zomaar dirigeren of bedwingen. Dat ongrijpbare zal een queeste van een heel leven worden: experimenteren met vorm, kleur, licht en donker. Zoeken naar een onzegbare (aantrekkings)kracht: wat is een goed kunstwerk? Wat vertelt het? Wat straalt het uit? Wat is de essentie van een werk?

De Zuid-Franse stad Vallauris waar onder meer Picasso keramiek ontwierp, is voor de jonge kunstenaars een bezoek – en zelfs een tentoonstelling – waard, maar ook het Guimet museum in Parijs met een schitterende collectie Aziatische kunst. Het ambachtelijke staat voor Verheyen in schril contrast met de goedkope, naoorlogse massaproductie.

Chinese keramiek en schilderkunst openen zijn blik en zijn denken: kunstwerken zonder kleur! Het is voor Verheyen een openbaring. Monochrome kunstwerken nodigen uit tot beschouwen en tot mediteren: zich keren naar het innerlijke dat Verheyen ook terugvindt in het taoïsme en het zenboeddhisme. Die zelfbespiegeling en het ontastbare zijn een leven lang een rode draad in zijn werken en denken.

Ik trachtte zowel in de keramiek als in mijn schilderijen een soort ‘essentie’ te bereiken die buiten het vormelijke ligt.

Portret van Jef Verheyen met Metaponte, 1966.
Portret van Jef Verheyen met Metaponte, 1966. Foto: Lothar Wolleh courtesy Lothar Wolleh Estate, Berlijn

Onbevattelijk

Maar ook de aloude vormen van traditionele rotstekeningen en maskers uit Midden- en West-Afrika trekken zijn aandacht. En de nieuwe internationale tendensen van de jaren vijftig: het Amerikaans expressionisme, de ruimtelijke zoektochten van de Italiaans-Argentijnse Lucio Fontana die met Concetto Spaziale kerven maakt in een doek om het tweedimensionale te doorbreken; het kleurspeuren van de Franse Yves Klein met zijn beroemde, doordringende blauw. Al die invloeden, kalligrafische tekens, afzweren van kleuren zijn deel van zijn werking.

Schilderen is met belangrijke tekens iets samenstellen. Wij gebruiken enkel gebogen en rechte lijnen, driehoeken of cirkels die voor iedereen hetzelfde zijn of dezelfde waarde als drager hebben. In wezen is schilderen universeel.

Hoewel het idee/concept belangrijker is dan de uitvoering, maakt Verheyen geen tabula rasa van het verleden. Op de traditie bouwt hij voort maar gaat verder dan het gekende. Dat blijkt uit de boeken in zijn bibliotheek, zijn geschriften, zijn brieven. Voor Jan van Eyck (1390-1441), de (niet zo) Vlaamse (en niet zo) Primitief, heeft hij een grote bewondering.

Vooral zijn techniek van opeenvolgende flinterdunne verflagen – glaceer techniek – boven mekaar aan te brengen, neemt Verheyen over. Het levert wonderbaarlijke doeken met een dieptegevoel, met een extra dimensie dan alleen maar schilderkunst, met een lichtglans.

“Ik schilder om te zien”, zegt Jef Verheyen, geboren met een oogprobleem.

Cover van een boek over het werk van Jef Verheyen, verschenen ter gelegenheid van een tentoonstelling bij het KMSKA
Cover van een boek over het werk van Jef Verheyen, verschenen ter gelegenheid van een tentoonstelling bij het KMSKA (Hannibal Books).

Ademhaling van het leven

Kijken naar een schilderij van Verheyen is geen brave statige bedoening. Zijn werken nodigen uit om te bewegen, om te ‘schommelen’ voor een doek. Elke beweging geeft een ander gezichtspunt, een andere ervaring, een andere beleving. Daarom geven fotografische reproducties ook nooit hetzelfde ‘gevoel’ van kijken naar een schilderij:

Het licht moet meer gevoeld dan gezien worden. Het is meer een kwestie van deelnemen.

Verheyen gebruikt tegenstellingen om tot inzicht te komen. Hij filosofeerde over ‘het lege en het volle, over zwart en wit, over donker en licht, over lokaal en universeel, over dag en nacht’. Het eeuwige ritme van dag en nacht noemde hij de ‘ademhaling van het leven’, als het ware zijn.

Geschiedenis, traditie, vernieuwing, wiskunde en Griekse en Oosterse filosofieën, denken en beschouwen vormen een mengpot waaruit Verheyen zijn werk creëert. Monochrome (doeken met één kleur), achrome (schilderijen zonder kleur), panchrome (letterlijk, alle kleuren, een soort lichtspel/kleurvermenging):

Kleur is ritme. De gereflecteerde vibraties hebben een ritmisch effect op de retina waardoor we leren om te classificeren en te herkennen. Daarom is het zo ontzettend moeilijk om enkel één kleur te voelen. Wij voelen kleur als tijd. Wij zien kleur niet, maar wij voelen ze voordat we ze zien. Zien is voelen met de ogen.

Dat zegt de kunstenaar van wie de vader een huisschilder was en de moeder een verfwinkel openhield.

Jef Verheyen, Begrenzing van het niets, 1960.
Jef Verheyen, Begrenzing van het niets, 1960. Collectie Jef Verheyen Archief

Broederschap

Verheyen kijkt en denkt; ontmoet andere kunstenaars, discuteert, vindt inspiratie, ook bij voorgangers-kleurzoekers als Vincent Van Gogh en Claude Monet.

De impressionisten zien eerst het licht, dan voelen ze. Ik voel eerst, dan zie ik.

Maar ook de achrome (zonder pigmenten) schilderijen van Piero Manzoni (1933-1963), de adellijke Italiaan die conservenblikjes met uitwerpselen – Artist’s shit (1961) – tot kunst verhief, zijn een inspiratiebron voor Verheyens éénkleurschilderijen, zoals het zwarte doek Le Voile du Mystère.

In Italië zien ze Verheyen als een ‘echte Vlaamse kunstenaar’. Op een papiertje noteert Verheyen schematisch de etymologie van woorden: Vlaming – Vlam – Latijn – vuur; Vlaming 16e eeuw = vuurvogel.

Ligt de universaliteit in de traditie? De vraag wordt gesteld op een affiche-pamflet van de tentoonstelling de Nieuwe Vlaamse School die Jef in 1960 met de schilders Englebert Van Anderlecht, Mark Claus, Vic Gentils en anderen in Antwerpen organiseert. Internationaal wordt Verheyen erkend en gewaardeerd door de belangrijke avant-gardebeweging ZERO. Die broederlijke vriendschappen zijn voor hem essentieel. In Italië, Duitsland, Zwitserland, Frankrijk en Nederland zoeken ook die ‘nulpunt’-artiesten via lampen, reflectoren en spiegels naar het onvatbare licht. Verheyen blijft schilderen: soms is zelfs de jute van het canvas nog duidelijk. Ambacht, traditie, wetenschap, kunstgeschiedenis en architectuur verweven zich.

Portret van Jef Verheyen met Le Vide.
Portret van Jef Verheyen met Le Vide. Foto: Gerald Dauphin, Collectie Fotomuseum Antwerpen

Constante lichtzoeker

De zoektocht stopt nooit. Maar hoeveel verder dan een ‘nulpunt’ kan een kunstenaar gaan? Dreigt dan het niets? De leegte? Le Vide is de titel van een ‘performance’, opgezet samen met zijn vriend Günther Uecker (°1930). In 1967 organiseren ze samen een openluchttentoonstelling ‘Vlaamse landschappen’ op het platteland. Gezamenlijk installeren ze een groot raamkader om het landschap en de hemel te kaderen. Er is ‘niks’ te zien, of er is ‘alles’ te zien: ‘een tastbaar venster op het oneindige’. Verheyen maakt ook kleinere kaders die ‘het niets begrenzen’, maar wel de toeschouwer heel bewust maken van zijn kijken. En naargelang je beweegt, concentreer je je op een ander zicht.

Een venster op de juiste manier geplaatst, kan vandaag meer mysterie inhouden dan 1000 kaarsen en 20 heiligenbeelden.

Verheyen blijft zoeken en vernieuwen: er zijn de tondo’s, ronde schilderijen, die verwijzen naar de Italiaanse renaissance maar ook naar de Oosterse symboliek. En er is Lichtkathedralen, een drieluik met een gestileerde gotische spitsboog met schakeringen van licht en kleur.

Afnemend licht is toenemend donker, (en omgekeerd).
Mijn laatste grote formaten zie ik anders: een soort kathedraal van de stilte, doorzichtig en eindeloos. Het zouden enorme kleurvelden moeten worden van een nieuwe wereld.
Ik voel geen vorm meer… Mijn doek is de ruimte zelf. Ik alleen tegenover die ruimte. Alleen tegenover dat niets.

Jef Verheyen, Lichtkathedralen, 1967
Jef Verheyen, Lichtkathedralen, 1967. Privécollectie, foto: Sasa Fuis
De tentoonstelling Jef Verheyen. Venster op het oneindige is tot 18 augustus 2024 te zien in het KMSKA (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen). Een lijvig boek geeft een overzicht van zijn oeuvre.
×