In verschillende Turkse talen en in het Farsi heet de Kaspische Zee tot op vandaag de ‘Chazarenzee’. De naam verwijst naar een middeleeuws rijk onder een joodse dynastie ten noorden en ten westen van de Kaspische Zee. Op zijn hoogtepunt, omstreeks 850, toen West-Europa onder Karolingische heerschappij stond, strekte het rijk van de Chazaren zich uit tot voorbij de Krim. Een blik op een stuk geschiedenis van Eurazië, dat duizend jaar na zijn afloop nog steeds voor controverse zorgt.
Kaspische Turken
De Chazaren waren een nomadische Turkse stammenbond – vermoedelijk verwant met de Hunnen – die in de vroege zevende eeuw vanuit het huidige Kazachstan naar de Wolga en het land ten noorden van de Kaspische Zee trok. Wat dit volk, dat oorspronkelijk zoals veel nomadenvolkeren het steppe-animisme aanhing, apart zet van de vele andere nomadenvolkeren in Eurazië, is, dat de koninklijke familie, de militaire aristocratie en een deel van de clanleiders en van het gewone volk zich vanaf omstreeks het jaar 740 geleidelijk tot het judaïsme zou hebben bekeerd. Hoe Kaspisch-Turkse nomaden, of bepaalde geledingen van hun maatschappij, zonder enige afstammingsband met Israël zich met het judaïsme gingen identificeren is een verhaal apart.
In de gebieden die ze overheersten kwamen de Chazaren in contact met de joden uit de Griekse handelssteden langs de Zwarte Zeekust, met leden van Irakees-joodse handelaarsgilden wiens netwerken tot aan de Wolga reikten, en met de zogenaamde ‘bergjoden’ uit de Kaukasus die van Iraanse origine zijn. Zoals gebruikelijk was in de nomadische koninkrijken in Eurazië, lieten de khans of koningen zich voor het besturen van grote gewesten waar naast hun eigen nomadenachterban tal van sedentaire culturen leefden, bijstaan door hovelingen, raadgevers, schatbewaarders, scribenten en gezanten uit andere gemeenschappen. Omwille van hun geletterdheid, connecties en vaardigheden waren dat niet zelden geestelijken en handelaars.
Daar zaten ook joden bij. Naar alle waarschijnlijkheid raakten de Chazaarse elites via hen geïnteresseerd in het judaïsme. Hun uiteindelijke bekering tot wat ze ‘het eerste geloof’ noemden, was ook een manier om een eigenheid te bewaren tegenover de grote sedentaire beschavingen uit die tijd. Het rijk was immers ook missioneringsgebied voor de Byzantijns-christelijke bisdommen langs de Zwarte Zeekust. En in 652 hadden de legers van het islamitisch kalifaat vanuit Iran de Kaspische kuststad Derbent ingenomen en er een grenskolonie opgericht die een draaischijf werd van islamitisch proselitisme in het gebied.
Tussen Byzantium en kalifaat
Kiezen voor het christendom zou van Chazarië een aanhangsel van het Byzantijnse rijk maken, opteren voor de islam maakte van de Chazaarse khans per definitie onderdanen van de kalief. Dus werd het het judaïsme. Vanaf het midden van de achtste eeuw is er volgens de overlevering een lijn van Chazaarse khans of koningen met Hebreeuwse namen. Hoe groot de joodse bevolking er precies was, is niet gekend. Eén van de weinige concrete cijfers luidt, dat het Chazaarse kernland ten noorden van de Kaspische Zee in de tijd van de judaïsering ongeveer een half miljoen inwoners relde, waarvan ongeveer één vijfde, zo’n 100.000 mensen dus, joods werd en officieel het rabbijnse jodendom ging belijden. Een andere bron houdt het op een joods-Chazaarse kerngroep van 30.000 in de tiende eeuw.
Vermoedelijk had ook het minder rechtzinnige keraïtische jodendom grote invloed en was het judaïsme, zeker onder het volk, vermengd met elementen uit het oude steppegeloof van de Chazaren. De aanwezigheid van een gejudaïseerde machtselite maakte van Chazarië ook een bestemming voor joodse immigratie uit Iran, uit de gebieden onder het kalifaat, en uit het Byzantijnse rijk. Desalniettemin bleef Chazarië etnisch en religieus divers. De meerderheid van de bevolking bleef het oude steppegeloof aanhangen of was volgeling van oriëntaal-christelijke kerken, terwijl er in de Chazaarse hoofdstad Itil en andere steden als Balanjar moslimwijken waren.
Tribuutheffingen en slavenhandel
Het Chazarenrijk, dat zijn voornaamste hoofdstad had in Itil aan de monding van de Wolga, draaide economisch op pastorale veeteelt, landbouw, en visserij. Het was ook een schakel in de lucratieve handel in pelsen en hout tussen het Wolga-bekken, de Byzantijnse gebieden en Centraal-Azië, en was tevens een belangrijke leverancier van slaven voor de slavenmarkten in de islamitische wereld. Tot slot hief het, met behulp van zijn geduchte krijgsmacht, ook tribuut bij zowel sedentaire als nomadische buurvolkeren. Niet dat die praktijken uniek waren voor de joodse Chazaren. Talrijke nomadenrijken in Eurazië voor en na hen functioneerden op die manier. Het lokte wel steeds meer verzet uit van de vroeg-Russische vorstendommen en de Slavische bevolkingsgroepen langs de Dnjepr, wiens grondgebied en bevolking lang het doelwit waren van de slavenjachten en tribuutheffingen.
Ook schatplichtige steppevolkeren boden weerwerk tegen de Chazaarse heerschappij. Eén ervan, de Magyaren, de verre voorouders van de Hongaren, trokken na een reeks opstanden westwaarts naar het huidige Oekraïne en drongen vandaar via de Donauvallei het huidige Hongarije binnen. Het Chazarenrijk ontsnapte na zijn hoogtepunt niet aan intern verval, en ging uiteindelijk ten onder. Een Kiev-Russische legermacht verwoestte Sarkel en Itil in 960. De genadeslag volgde in 1016 na een zware nederlaag tegen de Russen en Byzantijnen. Leden van de Chazaarse dynastie probeerden tevergeefs om een kleiner koninkrijk te handhaven aan de Don, in het zuiden van het huidige Rusland. Maar uiteindelijk gingen de brokstukken van dit cultureel toch wel aparte rijk op in een nieuwe confederatie van de Kipçak en de Kuman, twee andere Turkse nomadengroepen die zich in het vacuüm in de Kaspisch-Pontische steppe nestelden.
Geen Israëlitische afstamming
Het verhaal van het Chazarenrijk is meer dan een leuk weetje uit de geschiedenis van Eurazië. De episode blijft vele eeuwen later immers opduiken in mythes en in ideologische controverse. Op de Krim en in de Kaukasus leven bijvoorbeeld nog altijd kleine groepen Turkstalige, keraïtische joden die prat gaat op hun vermeende Chazaarse wortels. De vraag is ook of herinneringen aan de ‘joodse Chazaren’ en hun slavenjachten in de Slavische gebieden het antisemitisme in het oosten van Europa hebben gevoed. De periode staat echter vooral centraal in een controverse rond de eigenlijke ontstaansgeschiedenis van het joodse volk en de legitimiteit van de zionistische idee. De zogenaamde ‘Chazarenthesis’ stelt, dat de Centraal- en Oost-Europese asjkenazische joden – en dus de meerderheid van de joden in de wereld – afstammen van de joodse Chazaren en van bevolkingsgroepen die in de middeleeuwen door hen werden bekeerd tot het judaïsme. En niet van de joodse stammen die in de oudheid onder Romeinse heerschappij uit Israël werden verdreven en vele honderden jaren verspreid leefden.
De stelling, die in de negentiende en de vroeg-twintigste eeuw opgang maakte onder een aantal joodse en niet-joodse historici en op een bepaald ogenblik populair was onder sovjet-historiografen, werd in 1976 gepopulariseerd door de Brits-Hongaarse schrijver Arthur Köstler. In zijn boek ‘De dertiende stam’ beweert Köstler dat de joodse Chazaren na de ondergang van hun rijk westwaarts migreerden naar het huidige Oekraïne, Wit-Rusland en Polen en vandaar naar West-Europa. Daar vormden ze de kern van de joodse populatie en bekeerden ze de Slavische en Germaanse bevolkingsgroepen met wie ze zich vermengden. Köstler, zelf joods, wilde met zijn boek de raciale basis van het antisemitisme onderuit halen en zo het antisemitisme zelf bestrijden.
Dertig jaar later probeerde de Israëlische historicus Schlomo Sand in zijn werk ‘Hoe het joodse volk werd uitgevonden’ aan de hand van talrijke auteurs en historisch materiaal aan te tonen dat de meeste joden niet afstammen van de oude Israëlieten, maar van bekeerde Berbers, Jemenieten en, vooral, Chazaren. Sand wilde in zijn werk, dat eerst in het Hebreeuws en vervolgens in tal van vertalingen verscheen, vooral het groeiende exclusief-joodse Israëlische nationalisme, dat uitgaat van een eenheid en afstammingsrechten van het joodse volk, op de korrel nemen. De stellingen van Köstler en Sand werden, samen met het onderzoek van de Israëlische geneticus Eran Elhaik die concludeerde dat joden gemengde semitische, Kaukasische en Oost-Europese wortels hebben, in geen tijd spek naar de bek voor diegenen die het bestaansrecht van Israël betwisten.
Ideologische springstof
Immers, als de asjkenazische joden, onder wie de moderne zionistische idee is ontstaan en die het gros van de immigranten naar Israël gingen vormen, afstammen van bekeerde Kaspische Turken die geen afstammingsband hadden met de Israëlieten uit de oudheid, betekent dat, dat de kernidee van het zionisme, een natuurlijk-historisch recht van de joden op terugkeer naar Israël, gewoon niet klopt. Köstler en Sand kregen met hun bestsellers bakken kritiek tot en met aantijgingen van antisemitische zelfhaat over zich. Hun critici benadrukken dat het werk van Köstler en Sand een politiek oogmerk hadden – ook al was dat niet met de slechtste bedoelingen – eerder dan een louter objectief-wetenschappelijk. Ze betwisten dat de Chazaren, of minstens hun krijgsaristocratie, joods waren, en wijzen naar tegenstrijdigheden in reisverslagen en kronieken, de twijfelachtige geloofwaardigheid van sommige bronnen en het al bij al vrij beperkte archeologische bewijsmateriaal.
Toch zijn er aanwijzingen dat het Chazarenrijk wel degelijk een culturele en politieke band had met het judaïsme. En doorheen de geschiedenis waren er wel degelijk joodse populaties die joods werden door bekering en niet door Israëlitische afstamming. De meeste Turkse volkeren in de geschiedenis wisselden de steppereligies voor de islam of voor een mengvorm tussen islam en animisme. Dat sommigen judaïsme kozen, is erg atypisch, maar in de beschreven omstandigheden mogelijk. Tot slot werpen een aantal critici van de Chazarenthesis op dat er misschien wel joodse Chazaren waren, maar te weinig om de voorouders te kunnen zijn van de erg omvangrijke asjkenazisch-joodse populatie van Polen, Oekraïne en Wit-Rusland. Dat is inderdaad de vraag, ook omdat niemand de echte omvang van de joods-Chazaarse populatie kent. Na de instorting van hun rijk hebben losse groepen gejudaïseerde Chazaren mogelijks bestaande joodse bevolkingsgroepen in Oost-Europa en het Zwarte Zeegebied vervoegd en zijn zij erin opgegaan, eerder dan dat ze de basis legden van de ooit erg omvangrijke Centraal- en Oost-Europese joodse bevolking.
-Joshua T. Olson, “Coup d’état, coronation, and conversion : some reflections on the adoption of Judaism by the Khazar khanate,” Journal of the Royal Asiatic Society, 23, 2013, pp. 495-526.
-Johannes Preiser-Kapeller, “Ein jüdisches Großreich? Religion und Mission im Reich der Chasaren”, in: J. Giessauf (ed.), Der 13. Stamm der Juden? Das Reich der Chasaren, Grazer Morgenländische Studien, 2018.
-Jacques Piatigorsky and Jacques Sapir, “L’Empire khazar, VIIe-XIe siècle. L’énigme d’un peuple cavalier”, Autrement, 2005.
-Thomas Schirrmacher, “Die osteuropäischen Juden – Nachfahren der mittelalterlichen Khasaren?” in: MBS Texte – Martin Bucer Seminar, 2012.
-Shaul Stampfer, “Did the Khazars Convert to Judaism?”, Jewish Social Studies, 19, №3, 2013, pp. 1-72.