Precies vierhonderd jaar geleden, rond Kerstmis 1618, zaaide een komeet grote onrust in de Republiek der Verenigde Nederlanden, die toch al in grote verwarring verkeerde. Het Twaalfjarig Bestand had de bewoners, na 41 jaar oorlog met Spanje, in staat gesteld eindelijk naar zichzelf te kijken en dat leverde grote onderlinge onvrede op. Politieke en godsdienstige tegenstellingen zorgden voor een sfeer van intense onverdraagzaamheid. En toen kwam die staartster; wat zou God daar nou mee bedoelen?
Die wetenschap dank ik aan een boekje dat ik op de boekenmarkt vond, Aenmerckinghe op de tegenwoordige Steert-Sterre. Het was in 1986 geschreven door Gert-Jan Johannes, nu verbonden aan het onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur van de Universiteit Utrecht.
Aenmerkinghe was een anoniem pamflet dat in 1619 verscheen. Al snel werd vermoed dat de dichter, jurist en politicus Jacob Cats (1577-1660), later ook raadspensionaris van Holland (1636-1651), de samensteller was. Cats liet op verschillende manieren zijn licht schijnen op sterren, kometen en hun invloed en hield zich uitvoerig bezig met de vraag welke consequenties het macabere hemelverschijnsel zou krijgen, zeker in het licht van de godsdienstige spanningen. Dankzij Google Books is het origineel eenvoudig te downloaden.
Verwarrende tijden
Het waren verwarrende tijden. In Amsterdam heerste een pestepidemie. Politieke tegenstellingen en godsdienstige twisten bepaalden het dagelijks leven. Stadhouder Maurits had raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt in de gevangenis geworpen en beschuldigd van landverraad. De Kloosterkerk in Den Haag werd gekraakt door contra-remonstranten en later met groot gevolg door de stadhouder bezocht. In Dordrecht begon in november een internationale Synode die een eind moest maken aan de controverse tussen de ‘rekkelijken’ en de ‘preciezen’; de remonstranten en de contra-remonstranten binnen de Nederduits Gereformeerde Kerk. Over de grens was de Dertigjarige Oorlog begonnen; een grootschalig conflict waar de meeste Europese mogendheden, waaronder Spanje, bij betrokken raakten.
En toen verscheen, op 19 november, opeens een oogverblindende staartster (komeet) aan de hemel, die tot in januari 1619 zichtbaar zou blijven. De voorbode van verder onheil?
‘Liever kom eten dan kometen’
Jacob Cats was duidelijk onder de indruk van de komeet en wist niet goed wat hij ervan moest denken. Hij bevindt zich niet in het koor van de paniekzaaiers, die veronderstelden dat het eind van de wereld nu echt nabij was, maar kon in al zijn nuchterheid toch ook de betekenis van het verschijnsel niet ontdekken. Hij deed daartoe een poging door alle mogelijke meningen tegenover elkaar te zetten..
Het pamflet bestaat uit vier delen: een gedicht waarin de komeet met de Synode van Dordrecht in verband wordt gebracht, een samenspraak op rijm tussen Wel-hem, die in de invloed van de sterren gelooft en Gheen-art, die liever ‘kom eten’ hoort dan ‘kometen’ en een derde, Reyn-hart, die vindt dat er meer is tussen hemel en aarde. In een uitvoerig betoog gaat Cats vervolgens min of meer wetenschappelijk in op het natuurverschijnsel en het slot is een stichtelijk nieuwjaarsgedicht waar de komeet niet meer in voor komt:
Men leeft, en sterft maar eens: de Doot is van de saken
Daer feylen [fouten] eens begaen, noyt weer sijn recht te maken.
Rekkelijken en preciezen
Het boek maakt duidelijk dat de bevolking van de Republiek der Verenigde Nederlanden in 1618 door godsdienstige en politieke twisten in twee kampen was verdeeld, en in angst en onzekerheid leefde over de afloop van deze conflicten. Het waren de volgelingen van de predikanten Arminius en Gomarus, die allebei heilig geloofden in het hiernamaals, maar er een tegengestelde verwachting van hadden. Volgens de gomaristen had God al voor de geboorte bepaald wie hij zou uitverkiezen of verwerpen; wie ‘in de hemel zou komen’, en had de mens geen middelen om daar verandering in te brengen. De arminianen predikten een tolerant christendom van liefde en verdraagzaamheid, waarin de mens een ‘vrije wil’ had en door zijn daden in het leven invloed had op zijn uitverkiezing (predestinatie). Het waren de preciezen en de rekkelijken.
Van Oldenbarnevelt in ongenade
Het godsdienstconflict had in 1618 allang wereldlijke vertakkingen gekregen. Stadhouder prins Maurits, aanvankelijk best ‘rekkelijk’, was in conflict gekomen met landsadvocaat en raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt. Achtergrond was, zo maakt Johannes duidelijk, de gebrekkige structuur waarin de Unie van Utrecht in 1579 de staatszaken had geregeld, toen de Nederlandse gewesten besloten zich gezamenlijk in te zetten in de strijd tegen Spanje. In de praktijk maakte Holland de dienst uit, en daarmee de raadspensionaris. Dat leidde tot onvrede in de andere gewesten, onder leiding stadhouder prins Maurits.
In 1600 stuurde Oldenbarnevelt tegen de zin van Maurits het Staatse leger naar Duinkerken om af te rekenen met de kapers, die voortdurend de handelsvloot belaagden. Het leger won de Slag bij Nieuwpoort, die daarmee de beroemdste veldslag in de Nederlandse geschiedenis werd, maar de missie faalde. In 1609 bereikte de raadpensionaris het Twaalfjarig Bestand met Spanje, terwijl Maurits door wilde vechten.
In 1617 trok Van Oldenbarnevelt volgens Maurits partij voor de remonstranten door de Scherpe Resolutie af te kondigen, die onder andere de steden in Holland de bevoegdheid gaf zelfstandig huurtroepen (waardgelders) aan te nemen om remonstrantsgezinden tegen onlusten te bescherming; dat was toen kennelijk nodig. Maar het was een regelrechte provocatie richting Maurits, die als stadhouder het opperbevel over de troepen van de Republiek voerde. Zijn wraak kwam op 6 augustus 1618, toen hij de raadspensionaris liet arresteren wegens landverraad; eigenlijk was dat een staatsgreep. Korte tijd later volgden andere vrijdenkers, zoals Hugo de Groot, die in 1621 in een boekenkist uit Slot Loevestein ontsnapte.
Synode van Dordrecht
Om het godsdienstige conflict te beslechten had de Nederduits Gereformeerde Kerk, die het toen in godsdienstige zin voor het zeggen had, in 1618 een internationale conferentie belegd om het conflict te beëindigen, de Synode van Dordrecht. Die werd dus, op het hoogtepunt van de hoogoplopende discussies, plotseling geconfronteerd met een ‘teken aan de hemel’: de komeet van 1618.Volgens de Groningse hoogleraar en wiskundige Nicolais Mulerius leek het dat…
…veel luyden uyt haer bedde sprongen om te kijcken met verwonderinge ende vrese anders niet als ofter [alsof er] een alarm hadde geweest.
Stroom van publicaties
De komeet veroorzaakte angst en onzekerheid, bijgeloof en ergernis over dat bijgeloof, en daarmee een stroom van pamfletten en andere publicaties. Dit verhaal beperkt zich tot het opmerkelijke pamflet met de ‘Aenmerkinghe op de tegenwoordige steert-sterre, ende den loop deser tijden so hier als in ander landen, met aenwijsinge vande rechte wetenschap om alle teykenen des hemels. Het verscheen als anoniem pamflet, al werd Jacob Cats al gauw aangewezen als auteur. Die zijn geschrift trouwens zo voorzichtig had opgesteld, dat niemand er echt aanstoot aan had kunnen nemen (al wist je maar ooit in die onzekere tijden).
Wat had dit onverwachte hemelverschijnsel te betekenen? Johannes schetst de verwarring:
In talloze boeken uit heden en verleden, uit binnen- en buitenland, kon men immers nalezen dat kometen gewoonlijk een voorbode, zo niet een oorzaak zijn van rampen en ellende. Het bleef alleen de vraag voor wie de narigheden in dit geval waren weggelegd. Natuurlijk dachten sommige contra-revolutionairen dat de komeet Gods straf voor de dwalingen der remonstranten met zich mee zou brengen [en omgekeerd. Anderen achten echter] dat beide partijen gelijkelijk zouden worden getroffen (…): de Spanjaarden zouden met die verdeeldheid hun voordeel doen
Aarde middelpunt heelal
Kometen werden door de eeuwen heen altijd al als angstaanjagend ervaren. Tussen de klassieke oudheid en de zestiende eeuw waren er echter nauwelijks wetenschappelijke vorderingen gemaakt. Vrijwel algemeen werd het wereldbeeld van Aristoteles uit de derde eeuw voor Christus aanvaard, met de aarde als onbeweeglijk middelpunt van het heelal. In de ‘bovenmaanse’ regionen bevonden zich de planeten met hun vaste banen en daarboven weer de verschillende hemelen van God en de engelen. In het ‘ondermaanse’ heerste volgens Aristoteles verval en verandering, dus daar moesten de kometen worden geplaatst.
In 1543 publiceerde Copernicus echter zijn hoofdwerk De revolutionibus, ‘over de omwentelingen der hemellichamen’, waarin de zon het middelpunt van het heelal was. Het boek werd geprezen door beroemde astronomen, maar verder genegeerd. De onrust over de vaststelling ontstond pas toen Galileo Galilei (1564-1642) de stellingen van Copernicus in 1610 bevestigde aan de hand van waarnemingen die hij maakte met zijn eigen telescoop. Hij raakte daarover in conflict met de Kerk, en nog in 1632 moest hij zich opnieuw in Rome verantwoorden voor een nieuwe publicatie. Hij kreeg levenslang huisarrest en riep na het vonnis: Eppur si muove, ‘en toch beweegt zij’; de aarde rond de zon.
Kometenvrees
Volgens de meeste getuigen van de komeet van 1618 draaide de zon dus rond de aarde en waren kometen tekenen van God. Johannes gaat uitvoerig in op Aenmerckinghe, kometenvrees en wetenschappelijk onderzoek, de binnenlandse conflicten van 1618, de godsdiensttwisten en het maatschappelijke ongenoegen. Aan het verhaal is de originele inhoud van het pamflet van Cats toegevoegd, met bovendien drie lofdichten op predikant, wiskundige en astronoom Philips Lansbergen, een aanhanger van Copernicus.
Cats kan ‘duydelick’ concluderen dat bijzondere hemelverschijnselen veelal fungeren als voorboden ‘van eenighe toecomende swarigheden op aarde’ en doet dat aan de hand van schrijvers die kometen in verband brachten met de dood van vorsten, aardbevingen, pestepidemieën, droogte en andere rampen. Het levert geen eenduidige interpretatie op. Bovendien had kerkhervormer Johannes Calvijn al in 1549 gewaarschuwd tegen de voorspellende praktijken van astrologen. Ook Cats verwerpt die, als ‘strydende tegen de eeuwige voorsienigheit Gods’.
Hij haalt ook Jeremia 10:2 aan, waarin bijbellezers worden gewaarschuwd: ‘… en schrikt niet voor de tekenen aan de hemel, omdat de volke daarvoor schrikken’, maar twijfelt elders weer, want wanneer de profeet spreekt van tekenen, dan zal dat wel degelijk iets betekenen…:
… dat de Propheet sprekende van Teykenen, ontwijffelick daer mede te kennen geeft dat de selve yet [iets] moeten beteeckenen; want anders is en soudent geen teykenen wesen;
Dat kometen langs een grote, sterk ellipsvormige baan regelmatig bij de aarde terugkeren werd pas in 1705 vastgesteld door de Britse astronoom Edmund Halley, die ontdekte dat de kometen van 1531, 1607 en 1682 dezelfde waren en dat hij na 76 jaar, in 1758, terug zou keren; hij was zelf toen al zestien jaar dood. De Komeet van Halley van 1910 was spectaculair; die van 1986 viel, na hooggespannen verwachtingen, zwaar tegen.
Synode rampzalig voor remonstranten
Cats had in zijn inleidende gedicht in Aenmerckinghe de vrees uitgesproken dat het verschijnen van de komeet niets goeds kon betekenen:
God laet nu wederom haer thoonen in de wolcken
Een ongewoone Sterr’, dies is het hert der volcken
Verslagen en verbaest; dus staet een yder stil,
En wacht met vrees en angst wat dit beduyden wil.
Voor de remonstranten niets goeds in elk geval. Op 14 januari 1619 werden tweehonderd rekkelijke predikanten uit hun ambt gezet en verbannen. De standpunten tegen de remonstranten werden weergegeven in vijf punten, die bekendstaan als de Dordtse Leerregels. Johan van Oldenbarnevelt werd op 13 mei 1619 bij de Ridderzaal onthoofd, zoals we volgend jaar in vele variaties zullen merken. Wel werd in Dordrecht, ook in 1618, opdracht gegeven voor de eerste vertaling van de Bijbel in de landstaal, de Statenvertaling.
Nederlandse vluchtelingen richtten dat jaar in Antwerpen de Remonstrantse Broederschap op. Na het overlijden van Maurits van Oranje in 1625 keerden de remonstrantse vluchtelingen geleidelijk weer terug naar de Republiek, waar de remonstrantse kerk overigens officieel verboden was. Schuilkerken werden gedoogd. De eerste was De Rode Hoed, een voormalig pakhuis aan de Keizersgracht in Amsterdam; de grootste schuilkerk in Nederland. Pas na de stichting van de Bataafse Republiek in 1795 werd het kerkgenootschap officieel erkend.
Dit jaar is er overigens weer kans op een komeet: 46P/Wirtanen, die elke vijfenhalf jaar passeert. Deze is echter waarschijnlijk alleen zichtbaar met instrumenten en zal nauwelijks de aandacht trekken.