‘Liberaal, sociaal of klerikaal, bedriegers zijn ’t allemaal’

5 minuten leestijd
Prentbriefkaart van de Rapaille Partij
Prentbriefkaart van de Rapaille Partij

‘Waarom een boek over de Rapaille Partij? Het is een boek dat ik zelf zou willen lezen.’ Deze verklaring van auteur Robin te Slaa is zonder twijfel het beste motief voor het schrijven van een boek. De liefde van de schrijver voor het onderwerp straalt van iedere pagina van De rapaille partijen. Antipolitieke sentimenten 1918-1931 af.

De ondertitel is een belangrijke toevoeging, want Te Slaa schrijft over veel meer dan alleen de Rapaille Partij en haar geestverwanten. Hij gaat onder andere ook uitgebreid in op de sentimenten rondom de invoering van het algemeen kiesrecht en de daaropvolgende regeling tot bezoldiging van parlementariërs. Dan blijkt dat de verwijten over zakkenvullende beroepspolitici van alle tijden zijn geweest. Zo citeert hij de liberaal Boudewijn Nierstrasz:

Thans dreigen syndicaten van beroepspolitici, oppermachtige partij-besturen of partijbazen zich meester te maken van een monopolie in de bemoeiing met regeerings-aangelegenheden. (p. 22)

De Rapaille Partijen
 
Voor onder andere verschillende groepen anarchisten was dat vooruitzicht een gruwel. Een doorn in het oog was vooral ook de zogenaamde stemplicht. Terecht merkt Te Slaa op dat deze term misleidend is. Iedere stemgerechtigde was verplicht zich te melden bij het stembureau, maar daarmee hield de verplichting op. Kiesgerechtigden waren niet gedwongen om een stem uit te brengen. Ook konden zij desgewenst een ongeldige of blanco stem uitbrengen. Binnen de kringen van anarchisten en kunstenaars groeide desondanks het verzet tegen de oprukkende invloed van de politiek en overheid.

Wat interessant is aan het boek van Te Slaa is zijn boeiende beschrijving van de verschillende opvattingen binnen de anarchistische stroming in Nederland en het alternatieve kunstenaarsmilieu dat daar tegen aanleunt.

Voorgangers

De anarchisten en hun plaats binnen het politieke spectrum worden uitvoerig beschreven. De lezer wordt teruggevoerd naar de stakingen aan het begin van twintigste eeuw waarbij ook de anarchisten een belangrijke rol speelden. Een van de belangrijkste anarchistische voorgangers was Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Waar deze gewezen Lutherse dominee in de literatuur vaak wordt opgehemeld, beschrijft Te Slaa ook de keerzijde van diens optreden en karakter. Dat komt vooral naar voren als de haat en nijd binnen en tussen de verschillende anarchistische en socialistische stromingen worden geïllustreerd.

Na zijn dood wordt het anarchistisch tijdschrift De Vrije Socialist gekaapt door zijn voormalige vertrouweling Gerhard Rijnders, de eigenaar van uitgeverij De Roode Bibliotheek, die ook niet vies is van auteursrechtschendingen en andere louche uitgevershandeltjes.

De Nederlandse anarchist Gerhard Rijnders
De Nederlandse anarchist Gerhard Rijnders
Rijnders zou een grote rol gaan spelen in het protest tegen de opkomstplicht, door de anarchisten bijna structureel stemplicht genoemd, en het verkiesbaar stellen van Had-je-me-maar voor de Amsterdamse gemeenteraad. Hij omarmde het plan van een groep anarchisten om een schertskandidaat naar voren te schuiven om de ‘stemplicht’ te ridiculiseren.

Kunstenaars

Het idee deze Amsterdamse zwerver, die officieel Cornelis de Gelder heette, als fopkandidaat te stellen kwam echter uit kunstenaarskringen. Erich Wichman en zijn vrienden Anton Bakels en Henk Eikeboom vormden het comité van actie. Interessant is dat Te Slaa overtuigend aantoont dat deze drie kunstenaars eigenlijk vanuit verschillende motieven tot deze actie kwamen. Wichman, een ‘principieel alcoholist’ die wordt gezien als een van de eerste fascisten in Nederland, was beïnvloed door de hegeliaanse denkbeelden van filosoof Gerard Bolland en de filosofie van Friedrich Nietzsche. Bakels was een dadaïst, een kunststroming die later door de nazi’s als ontaarde kunst zou worden aangemerkt, en dichter Eikeboom vertegenwoordigde enkele anarchistische groepen rondom De Vrije Socialist.

Het boek rekent af met het idee dat Had-je-me-maar kandidaat was van de Rapaille Partij. De partij met die naam werd pas na de verkiezing van De Gelder opgericht en zou bovendien niet meer zijn dan een leeg papieren instituut van de drie kunstenaars. Te Slaa heeft geen aanwijzingen kunnen vinden dat deze anti-systeempartij ooit een organisatie en leden had. Dat laat onverlet dat de actie regelmatig de landelijke en regionale dagbladen en tijdschriften haalde. Die waren bijna unaniem negatief over de kandidatuur van wat zij noemden: wandelend luisoleum, zwervend insectarium, verzopen sujet of lustige vagebond.

Een tragisch figuur

Ondanks de kritiek brachten ruim 14.000 Amsterdammers in april 1921 een stem uit op Had-je-me-maar en de nummer twee van de lijst Bertus Zuurbier. Beiden werden verkozen in de gemeenteraad. De lijsttrekker heeft zijn zetel echter nooit ingenomen. Hij bedankte al voordat hij was benoemd. Zijn kandidaatstelling maakte hem een bekende Nederlander. De tragische figuur leed daar behoorlijk onder. De politie pakte hem steeds vaker op en nog voor de verkiezingen zat hij weer vast. Pas een jaar later kwam hij vrij. Niet alleen hijzelf, maar ook zijn zoon kwam in de problemen. Door een ruzie over de kandidatuur van zijn vader op het werk raakte hij zijn baan kwijt.

Krantenbericht over de verkiezing van Had-je-me-maar
Krantenbericht over de verkiezing van Had-je-me-maar – De grondwet,
29 april 1921 (Delpher)
De nummer twee op de lijst, Bertus Zuurbier, nam zijn raadszetel wel in. Op de kritiek van journalisten dat hij weinig inbreng leverde voor zijn beloning als raadslid, zou het raadslid hebben opgemerkt dat hij de bezoldiging verdiende door aanwezig te zijn. Mochten raadsleden voortaan per woord betaald krijgen…

‘dan zou hij praten tot hij er schor van werd en zelfs leren buikspreken om maar door te kunnen gaan’. (p. 216)

Te Slaa concludeert op basis hiervan en andere voorbeelden in het boek:

Zijn raadslidmaatschap was uiteindelijk weinig meer dan een ongegeneerd verdienmodel dat met anarchisme of protest tegen de niet-bestaande stemplicht weinig had te maken.

De verkiezingsactie was dan ook niet onomstreden. Niet alleen veroordeelden de serieuze politieke partijen het gesol met de ‘jammerlijke marionet’. Ook leidde de actie tot onenigheid binnen de anarchistische gelederen. Naast de morele kwestie uitten anarchistische tegenstanders ook grote bedenkingen tegen het principe van het kandidaatstellen van protestkandidaten.

Brochure van Erich Wichman en Henk Eikeboom
Brochure van Erich Wichman en Henk Eikeboom (Archief Harold Makaske)
De actie kwam op verschillende momenten tot in de regering en de Tweede Kamer aan de orde. De regering probeerde via wetgeving een herhaling van deze schertsvertoning te voorkomen. De voorstellen daartoe werden echter in de Kamer afgewezen. Na het succes in Amsterdam probeerden diverse groepen fopkandidaten in de Tweede Kamer en andere volksvertegenwoordigingen te krijgen. Behalve bij enkele lokale verkiezingen, waaronder die voor de gemeenteraad van Rotterdam, mislukten die initiatieven jammerlijk.

Het driemanschap Wichman, Bakels en Eikeboom viel na de verkiezingen in Amsterdam politiek inhoudelijk al snel uiteen. Illustratief hiervoor is de brochure in de Pro en Contra-serie waarin Wichman en Eikeboom de degens kruisten over het fascisme. Wichman had zich als fascist ontpopt. Hij was maar enkele jaren in dat milieu actief, want overleed in 1929 op achtendertigjarige leeftijd. Voor verzetsman Eikeboom begon in 1941 een jarenlange lijdensweg door verschillende Duitse concentratiekampen. Hij overleed door uitputting en mishandeling enkele dagen na Duitslands capitulatie. Bakels kwam ook al voor de oorlog in het verzet tegen het nationaalsocialisme.

Verfilming?

De rapaille partijen beschrijft en verklaart de gemeenschappelijke filosofische basis die de vrijage tussen de fascistisch georiënteerde Wichman en zijn anarchistische vrienden mogelijk maakte. Op zich is dat al een reden om deze publicatie te lezen.

Te Slaa is erin geslaagd de geschiedenis beeldend tot leven te brengen. Behalve het beschrijven van de opeenvolgende gebeurtenissen, verschillende personages en organisaties, zit de kracht van het boek ook in de vele voorbeelden en citaten. Wat mij betreft is het wachten op de verfilming. Ik zie de scenes met onsamenhangende redevoeringen op het Amstelveld, het gezwalk door de verpauperde buurten van Amsterdam, het optreden van Zuurbier in de gemeenteraad en bijeenkomsten van kunstenaars in de Uilenkelder in Utrecht al voor me.

Boek: De Rapaille Partijen – Robin te Slaa

Harold Makaske verzamelt al zo'n vijftig jaar Nederlands politiek drukwerk. De nadruk ligt op fascistische en nationaalsocialistische politieke boeken en brochures en boeken en brochures van Nederlandse liberale partijen. In 1998 stelde hij 'de bibliografie van de NSB' samen. In de jaren negentig begon hij te schrijven aan een boek over de geschiedenis van uitgeverij NENASU. Dertig jaar later verscheen Zwarte propaganda, de politieke geschiedenis van Anton Musserts uitgeverij NENASU, in 2024 gevolgd door Het antisemitisme van de NSB. Makaske studeerde rechten en politicologie en werkte jarenlang in politiek Den Haag.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×