Limburg door vreemde ogen

Reisverslagen uit de 19e eeuw
4 minuten leestijd
Grotten van de Sint-Pietersberg - cc
Grotten van de Sint-Pietersberg - cc

In de negentiende eeuw kwam met de uitvinding van de stoomboot en stoomlocomotief het toerisme in Europa op gang. Ook Limburg werd in die tijd een aantrekkelijke vakantiebestemming. Hoe reizigers, zowel uit Nederland als uit andere landen, Limburg zagen, maken Antoine Jacobs en Harrie Leenders duidelijk in het fraaie boek Limburg door vreemde ogen (Uitgeverij Leon van Dorp, 2017).

Limburg als ideale plek

Tegelijk met de opkomst van het toerisme, dat in het begin hoofdzakelijk voor intellectuelen en de bovenlag was weggelegd, ontstond ook een vrij massale leescultuur, met gidsen, brochures en reisverslagen over buitenlandse bestemmingen en verre oorden. Ook Limburg kreeg een plekje in deze boekenstroom:

Reëel en virtueel toerisme komen dus hand in hand, gezamenlijk op. Het is in die context dat we de mode van de negentiende-eeuwse reisbeschrijvingen moeten plaatsen. En de gezamenlijke opkomst vindt dan ook nog eens plaats op het moment dat Limburg een nieuwe en ietwat ‘aparte’ status krijgt binnen de Nederlandse staat: als een Hertogdom dat zowel onder de Nederlandse kroon valt, maar geen gewone provincie is – ‘een beetje buitenland’. Is het een wonder dat de Bovenmoerdijkse toerist Limburg zal gaan ontdekken als een ideale plek voor een kort, niet al te duur, niet al te ver verwijderd, niet al te gevaarlijk reisje? (7,8)

Met deze woorden maakt prof.dr. Joep Leersen in het Voorwoord meteen duidelijk waar de ‘frase’ vreemde ogen uit de boektitel op slaat: op Nederlanders die niet in Limburg woonden en die provincie in de negentiende eeuw bezochten. Limburg was voor Nederlanders buiten die provincie een beetje buitenland. Maar ook buitenlandse bezoekers van Limburgers, zoals een Fransman, Engelsman en een Amerikaan, komen in Limburg door vreemde ogen aan bod.

Het boek bevat in totaal reisverhalen van vijftien Nederlandse en buitenlandse reizigers die Limburg aandeden en hun ervaringen op schrift stelden.

Over Limburg als provincie: een buitenbeentje

Wapen van Limburg (wiki)
Wapen van Limburg (wiki)
In zijn uitstekende inleiding gaat Antoine Jacobs in op de geschiedenis van Limburg en kenschetst hij de reisverhalen en hun auteurs.

Limburg als provincies ontstond pas na de Napoleontische Tijd. In het nieuw gestichte Verenigde Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) werden de Nederlandstalige gebieden ten oosten en westen van de Maas samengevoegd met Maastricht als hoofdstad. In 1830 kozen de Limburgers voor aansluiting bij België, waarbij alleen Maastricht voor koning Willem I behouden bleef. In 1839 kwam Limburg weer bij Nederland terecht. In 1843 en 1848 vonden nog provinciale secessiepogingen plaats – Limburg wilde zich toen aansluiten bij respectievelijk België en Duitsland -, maar die mislukten.

De bekendste reisbeschrijving van Limburg in de negentiende eeuw werd geschreven door de doopsgezinde predikant Jacobus Craandijk, die in opdracht van een uitgever heel Nederland doorreisde om het ‘verdwijnend Nederland’ te schetsen. In 1883 bundelde Craandijk zijn verhalen in Wandelingen door Nederland. Limburg, dat in de twintigste eeuw tweemaal herdrukt werd. Jacobs vervolgt:

“Craandijk merkte op dat Limburg een buitenbeentje was in Nederland. Staatkundig hoorde de provincie erbij, maar echte Nederlanders waren de Limburgers niet. De architectuur van de huizen, het taalgebruik, het landschap (met name in Zuid-Limburg) week af van de rest van Nederland, hetgeen toe te schrijven was aan de verwantschap met België, Frankrijk en Duitsland en aan de staatkundige versnippering tijdens het Ancien Régime.” (14)

De vijftien auteurs van de Reisverhalen in Limburg door vreemde ogen – van wie zeven Nederlanders en de rest buitenlandse auteurs zijn – waren allemaal intellectueel. De meeste schrijvers waren protestants. Verder was Maastricht, met de grotten van de Sint-Pietersberg, de populairste bestemming. Ook Valkenburg deed het goed. Grotere plaatsen als Sittard en Weert daarentegen kregen nauwelijks tot geen aandacht.

Ganswerpen in het dorp Sint-Pieter

Cristiaan Hendrik Clemens (Rijksstudio)
Cristiaan Hendrik Clemens (Rijksstudio)
De Nijmegenaar Cristiaan Hendrik Clemens (1808-1841) – docent, dichter en publicist – schreef in 1840 het boek Herinneringen en ontmoetingen, waarin hij alle gebiedsbeschrijvingen publiceerde. In dit boek ging hij onder meer in op het wrede spel ‘ganswerpen’, waarvan hij tijdens een kermis in het dorp Sint-Pieter getuige was. Dit spel bestond al sinds de middeleeuwen.

Bij ganswerpen werd een levende gans met zijn vork in een kop gehesen, waarna kermisklanten met een ijzeren stok van ongeveer een meter lengte zijn kop eraf moesten smijten. Om het onthoofdingsproces wat soepeler te laten verlopen, brak men de vleugels en poten van de ganzen, zodat ze niet teveel bewogen. Clemens schreef:

“Wanneer het gonzende ijzer de gans treft, krimpt zij van wee te zamen, en tracht, hoewel tevergeefs, door eenig geluid hare ondragelijke pijnen, haar bitter lijden te verzachten. En de speler? (…) Men complimenteert, men feliciteert, men vereert hem; en de man lacht, haalt den das op, strijkt zijn boordje glad, ziet met een oog van welgevallen de lijdende gans, door zijnen duivelschen worp, in de lucht slingeren en waant al heel wat te zijn.” (109)

Op emotionele toon riep Clemens ‘Predikanten, Pastoors, Opvoeders en Onderwijzers, Ouders en Voogden’ op met deze perverse dierenmishandeling te stoppen.

Ganswerpen op een boerenkermis (http://ganstrekken.weebly.com)
Ganswerpen op een boerenkermis (http://ganstrekken.weebly.com)

Limburgs: onuitstaanbare taal, maar niet zo erg als Fries

Hendricus Adrianus Banning (1818-1909), journalist bij de periodiek Katholieke Illustratie, beschreef in 1872-1873 de provincie Limburg, en dan met name Maastricht, in zijn boekenserie Uitstapjes in Nederland, deel Limburg. Over de Limburgse taal schreef hij, duidelijk geagiteerd:

“In Limburg spreekt men een mengelmoes van Hollandsch en Duitsch, een patois, dat soms voor den Noord-Hollander even onverstaanbaar, ik mag er wel bij zeggen: even onuitstaanbaar is als het Friesch, ofschoon het niet te ontkennen valt dat de toon van den Limburger aangenamer klinkt.” (166)

Banning bezocht in Maastricht het Vrijthof, met de beroemde Sint-Servaasbasiliek, waar, zo vervolgde Banning ‘ook de laatste afstammeling der Carolingers’ (hij doelde op Reinier Langhals) begraven lag (170).

Limburg door vreemde oogen - Reisverhalen uit de 19de eeuw
Limburg door vreemde oogen – Reisverhalen uit de 19de eeuw
Uiteraard kreeg Banning in Limburg ook het verhaal van de Bokkenrijders te horen, een bende dieven en moordenaars die het land van Valkenburg onveilig maakten met hun maffiose praktijken:

“Wie onder de bende opgenomen wilde worden, moest een vreeselijken eed zweren en dien met zijn bloed onderteekenen. (…) Ongehoorzaanheid en ontrouw werden gestraft met den moord van hem en heel zijn gezin.” (210,211)

Tot slot

Er valt nog veel meer interessants en moois in Limburg door vreemde ogen te lezen. Ik denk aan de observaties van de protestantse Amerikaanse predikant Wiliam Elliott Griffis, beschreven in diens An American in Holland (1895).

Of de verhalen van, opnieuw een predikant en tegelijk veelschrijver, Cornelis Willem Bruinvis, In en om Valkenburg uit 1882. In elk geval is de lezer, met name de Limburger, verzekerd van prachtig leesvoer over de provincie Limburg, uiteraard geschreven vanuit het tijdsgewricht van toen.

Boek: Limburg door vreemde ogen – Antoine Jacobs en Harrie Leenders

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

0
Reageren?x
×