Moeilijke keuzes in vernieuwd Verzetsmuseum

3 minuten leestijd
'Kommer' pistool (caliber 6,35) uit nalatenschap Jozef Franciscus Valentinus ('Joep') Huffener (1925-1989). Verzetsdeelnemer. Schuilnaam: ‘Adriaan van Welzen’
'Kommer' pistool (caliber 6,35) uit nalatenschap Jozef Franciscus Valentinus ('Joep') Huffener (1925-1989). Verzetsdeelnemer. Schuilnaam: ‘Adriaan van Welzen’ - Foto: Verzetsmuseum
De vaste presentatie van het Verzetsmuseum Amsterdam is recent vernieuwd. Mirjam Huffener bezocht de tentoonstelling. Hieronder haar verslag.

Honderd verhalen in honderd woorden

Een overweldigende entree. In de eerste ruimte van het vernieuwde Verzetsmuseum knalt het geluid en beeld van het grote scherm. Met ondertiteling, audio en in gebarentaal word ik ingeleid in wat komen gaat: de Tweede Wereldoorlog. Vlak ernaast een klein verhaal over de 12-jarige Tootje. In de vitrine een paar houten krukken. Op een foto zie je Tootje op de grond liggen na een bombardement. Haar rechter been ligt er duidelijk af.

Pal er tegenover wordt verteld wat de NSB was, waarom De Unie werd opgericht. Wat mensen bezielde om vast te houden aan hun ideeën of er juist hevig over te gaan twijfelen. Gevolgd door het oprichten van de verzetskrant De Geus en de dilemma’s waar een burgemeester in oorlogstijd voor kwam te staan.

Tot aan zijn overlijden heeft hij zich afgevraagd of hij weer verzetswerk zou doen nu hij wist hoe gevaarlijk dat was voor zijn familie.

Na de Februaristaking kom ik in een ruimte met nazistische propaganda. Overal. Op de muren, het plafond, de tafels. Als grafisch ontwerper zie ik hoe betoverend de fraai vormgegeven posters zijn die je in de grote lades kunt bekijken. Met oproepen voor de Waffen SS en antisemitische uitingen. Wat ik tot nu toe zie doordringt me ervan hoe onoverkomelijk de situatie was en hoe moeilijk het geweest moet zijn daarbinnen te manoeuvreren. Ook waar het gaat om beroepsverboden, het tekenen van de Ariërverklaring, doorgaan met toneel en muziek – of er tegenin gaan en geen inkomsten meer hebben.

Ik kom door een gangetje waar dit nog eens bevestigd wordt. Rechts het verhaal van een jongeman die bij de Waffen SS gaat. In een tijd waarin veel mensen bang waren voor het communisme, nog eens versterkt door de propaganda, is zijn keuze voorstelbaar. Niet te begrijpen – zeker met de kennis van nu – maar wel voorstelbaar.

Tegenover deze Gerard Mooyman twee Engelandvaarders. De een wordt opgepakt en belandt in concentratiekampen. De tweede haalt het en voert nog veel heldhaftige daden uit. Alle verhalen zijn spannend. Ik lees ze bijna allemaal. Honderd verhalen in honderd woorden.

De keuzes die mensen moeten maken zijn zwaar. Helpen of niet. Onderduiken of naar de kampen gaan – het is dan nog onvoorstelbaar wat daar gebeurt. Onderduiken is niet makkelijk. Er komt veel bij kijken. En de represailles van de nazi’s zijn meedogenloos. Die doen niet aan moeilijke keuzes.

Loes van Overeem spreekt de gevangenen toe op de dag van de capitulatie (Rode Kruis)
Loes van Overeem spreekt de gevangenen toe op de dag van de capitulatie (Rode Kruis)
Via de ontroerende portretten van dwangarbeiders kom ik bij een van de duoverhalen die de geschiedenis nog dichterbij brengen. Loes van Overeem is vrijwilligster bij het Rode Kruis. Zij meldt zich bij de commandant van Kamp Amersfoort, waar het leven voor de gevangenen verschrikkelijk is. Karl Berg moet niets van haar weten. Onverschrokken blijft ze komen. Uiteindelijk wordt ze toegelaten en kan ze de gevangenen verzorgen. Aan het einde van de oorlog wordt het kamp aan haar overgedragen. Karl Berg krijgt in 1949 de doodstraf.

Vervolgverhalen

Deze manier van vertellen maakt verschillende verhalen tot vervolgverhalen. Neem het gangetje met de Jodenjager Henneike en de verrader Anton van der Waals. Tegenover hen verzetsman Co Dankaart die een gifpil inslikt als hij opgepakt wordt. Om te sterven had hij de capsule door moeten bijten. Co wordt gemarteld, verraadt niemand, wordt bevrijd en overleeft de oorlog.

Als de bevrijding in Nederland een feit is kom ik bij Nederlands-Indië dat nog in oorlog is en dan bij de strijd voor onafhankelijkheid. Een onderwerp dat mijn generatie in het voortgezet onderwijs niet meekreeg in de geschiedenisles.

Aan het eind in een klein hoekje is een na-oorlogs verhaal over mijn moeder te zien.

Lotty Huffener in het Verzetsmuseum

Na haar overlijden vond ik deze paardendeken in haar linnenkast. Ik droeg het tegelijk met het pistool van mijn vader over aan het Verzetsmuseum. Mijn pa ging als 17-jarige jongen in het gewapend verzet. Hij weigerde na de oorlog dienst toen hij naar Nederlands-Indië moest.

Tot aan zijn overlijden heeft hij zich afgevraagd of hij weer verzetswerk zou doen nu hij wist hoe gevaarlijk dat was voor zijn familie. En of hij iemand doodgeschoten zou hebben als dat moest. Ook hij was wars van het woord ‘held’. Als mensen hoog opgeven over hun verzetswerk, dan gaat het om Septembervliegen*, vertelde hij mij.

~ Mirjam Huffener

* – Personen die niets deden of collaboreerden en zich na Dolle Dinsdag snel aansloten bij de net ingestelde Binnenlandse Strijdkrachten.

0
Reageren?x
×