Lang geleden, in de jaren zeventig, was er een Postbus 51-spotje waarin was te zien hoe iemand met een onmiskenbaar Hollands uiterlijk wandelde door een onmiskenbaar Hollandse stad, waar alle opschriften, zoals die op het bordje van een bushalte, waren vervangen door teksten in het Arabisch of Turks. “Dat kun je niet lezen hè,” zei de voice-over dan, waarna de boodschap volgde dat Nederlanders een beetje geduld moesten hebben met wat destijds wel “gastarbeiders” zal zijn genoemd.
Ik weet wat u nu denkt. U denkt: “zo’n spotje zou nu niet meer kunnen” of “jammer dat de overheid de daad niet bij het woord voegde door taalcursussen aan te bieden”. Maar daarover wil ik het nu niet hebben. Het gaat me erom dat de makers meenden dat ze de kijker het beste een gevoel konden geven van ontheemdheid, door ze te confronteren met onleesbare opschriften.
Het is niet mijn ervaring. Ik loop wel eens ontheemd door Iran of Israël of Turkije of Libanon – wie het voorgaande pedant vindt klinken moet maar een andere formulering bedenken – en de opschriften vormen geen probleem. Zoals op Schiphol alles in het Nederlands en Engels is aangegeven, zo zijn in het Midden-Oosten alle belangrijke teksten tweetalig.
Je weet daarentegen wél dat je een vreemdeling bent als je in een hotel de diensten van een bellboy krijgt opgedrongen, als er een schaal met fruit op je kamer staat en als er naast de toiletpot een waterslang hangt.
Je weet dat je een vreemdeling bent als je op straat ziet dat de auto’s overal dubbel parkeren, dat er gaten zitten in het asfalt, dat er schoenpoetsers zijn en dat de trottoirs niet dienen om voetgangers rustig te laten wandelen, maar om stalletjes neer te zetten.
Je weet dat je een vreemdeling bent als je geen filterkoffie krijgt maar Nescafé, als je elke dag linzensoep krijgt voorgezet, als de gerechten zijn gebaseerd op kikkererwten en als je kruiden ruikt waarvan je de naam niet kent.
Je weet dat je een vreemdeling bent als het afval op straat blijft liggen, als reclameborden worden geplaatst voor verkeersborden, als er in elke straat een klein buurtsupermarktje is en als er om de honderd meter een affiche hangt voor de komende show voor bruidsjurken.
Je weet, tot slot, dat je een vreemdeling bent in Libanon als op gezette tijden de stroom uitvalt, als er veel soldaten op straat patrouilleren en als de mensen opvallend mondain zijn.
De vervreemding zit niet in erkend-vreemde dingen als taal. Een krant laat je ongelezen, een tv-programma hoef je niet bekijken. Je voelt je vooral een buitenstaander als je wordt geconfronteerd met dingen die weliswaar hetzelfde zijn maar anders worden toegepast.