In het politieke hart van Brussel, in de Wetstraat tegenover het Warandepark, staat dit markante gebouw met een boeiende geschiedenis: het Paleis der Natie. Vandaag de dag is het de zetel van het Federaal Parlement van België en biedt het onderdak aan zestig senatoren en honderdvijftig leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
De ontstaansgeschiedenis
Het was tijdens de Oostenrijkse overheersing van de Zuidelijke Nederlanden dat keizerin Maria-Theresia (1717-1780) de opdracht gaf aan de Franse architect Barnabé Guimard (1731-1805) om een gebouw te ontwerpen waar het hoogste rechtscollege, de Raad van Brabant, haar zittingen kon laten doorgaan. Voor de decoratie en binnenafwerking werd architect Philippe-Jerôme Sandrié in de arm genomen. De eerste steenlegging vond plaats in 1779 en amper vier jaar later, in 1783, werd het gebouw plechtig ingehuldigd. De beeldhouwer Gilles-Lambert Godecharle (1750-1835) versierde het fronton op het centrale gedeelte van het pand met een allegorisch bas-reliëf dat de gerechtigheid moest voorstellen die de ondeugden bestraft en de deugden beloont.
De opéénvolgende machtswissels
Eind 1795 kwamen onze gewesten onder Frans gezag te staan. Het gebouw behield weliswaar zijn initiële rechterlijke functie, maar deed toen eveneens dienst als gevangenis. Na de nederlaag van Napoleon in 1815 werd de staatkundige kaart van Europa met het Congres van Wenen echter drastisch hertekend. Onder koning Willem I (1772-1843) werden de vroegere Zuidelijke Nederlanden samengevoegd bij Holland en vormden zo het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.
Het paleis diende vanaf toen tot aan de onafhankelijkheidsverklaring van België als zetel van de Staten-Generaal. De vergaderingen ervan grepen op alternerende wijze plaats in Brussel en Den Haag. In diezelfde periode werden door de Brusselse architect Charles Vander Straeten (1771-1834) ingrijpende verbouwingswerken aan het gebouw uitgevoerd. Vander Straeten ontwierp als zittingsruimte voor de afgevaardigden een halfrond, omringd door een imposante zuilengalerij. In 1820 sloeg het noodlot toe. Een uitslaande brand verwoestte het hele pand dat volledig herbouwd moest te worden.
De verdere geschiedenis onder de loep
Met de opvoering van de Franse componist Daniel Aubel’s opera “De Stomme van Portici” op 25 augustus 1830 braken in Brussel spontane rellen uit die kort daarna zouden leiden tot de onafhankelijkheid van België. Het Voorlopig Bewind onder leiding van enkele vooraanstaande notabelen zoals Alexandre Gendebien (1789-1869) en Edouard Jolly (1799-1883) namen prompt hun intrek in het paleis om er de noodzakelijke bestuurshandelingen te treffen. Er werden verkiezingen georganiseerd en nog in november van hetzelfde jaar werd het Nationaal Congres geïnstalleerd met baron Erasme-Louis Surlet de Chokier (1769-1839) als voorzitter. Later zou hij tot regent en tijdelijk staatshoofd van het jonge België worden aangesteld.
Het Nationaal Congres had als voornaamste taak een grondwet uit te werken en de monarchie voor te bereiden. Uiteindelijk zou het Congres zijn bestuurlijke activiteiten nog waarnemen tot augustus 1831. Met de investituur van Leopold I (1790-1865) als koning der Belgen nam ook het eerste parlement zijn intrek in het paleis.
Medio 1847 werd door architect Tilman-François Suys (1783-1861) voor de Senaat een apart halfrond ontworpen. In 1883 zorgde een gaslek opnieuw voor een brand in het gebouw. De koepel en de vergaderzaal liepen hierbij grote schade op. Daarnaast ging een groot deel van de inboedel alsook de originele grondwet in de vlammenzee verloren. De wederopbouw werd deze maal toevertrouwd aan de toonaangevende architect Hendrik Beyaert (1823-1894). Voor bepaalde interieurornamenten werd een beroep gedaan op Paul Hankar (1859-1901), een jonge architect die zich later zou ontpoppen tot één der protagonisten van de Art-Nouveau beweging. Verder werd enkele jaren nadien het halfrond voorbehouden aan de Senaat door architect Gédéon Bordiau (1832-1904) vergroot en heringericht.
Het paleis der Natie vandaag
Ieder jaar ter gelegenheid van de Nationale Feestdag op 21 juli wordt een open huis georganiseerd, waarbij men het Paleis der Natie kan bezoeken. Wat vrijwel onmiddellijk opvalt als men de vestibule voorbij is, is het verschil in kleur dat het interieur van beide assemblees van elkaar onderscheid. Het groen voor de Kamer en het rood voor de Senaat. Het kleurenverschil vindt zijn oorsprong bij het Brits parlement. In Groot-Brittannië ondertekenden de vorsten in de vroege middeleeuwen namelijk de wetteksten in een grasweide. Het “House of Commons”, het Britse Lagerhuis dat te vergelijken valt met onze Kamer van Volksvertegenwoordigers heeft bij haar ontstaan geopteerd om naar dit voormalig gebruik te verwijzen door de groene kleur die het weidegras symboliseert als de hunne aan te nemen.
Het rood van het “House of Lords”, zowat de homoloog van onze Senaat, gaat dan weer terug op de Romeinse senatoren die graag hun macht etaleerden in een met rood ombiesde witte toga. Het Belgisch Parlement heeft op haar beurt die kleurentraditie overgenomen.
In de talrijke salons uitgevoerd in Lodewijk XVI stijl en in de vele vergader- en werkruimtes krijgt de bezoeker een indruk van de bijzonder fraaie kunstcollectie die in de loop der jaren werd aangekocht. Vlaamse wandtapijten en schilderijen van beroemde meesters zoals Antoon Van Dijck (1599-1641) hangen broederlijk naast werken van andere Belgische kunstenaars.
Verder is er de indrukwekkende portrettengalerij van de eerdere Kamervoorzitters evenals de marmeren en bronzen borstbeelden van de gewezen eerste ministers die de wandelgangen sieren. Een must dus voor iedere kunstliefhebber om deze vaak onbekende parels van ons patrimonium te ontdekken…
Ook interessant: Wetstraat 16 – Kanselarij van de Eerste Minister
Brussel, geschiedenis van een Brabantse stad