De na de oorlog in zijn vaderland ter dood veroordeelde Belg Pierre Sweerts werd na afloop van de oorlog aanvankelijk niet opgepakt omdat hij, werkzaam binnen het Reichssicherheitshauptamt (RSHA; de politie- en veiligheidsafdeling van de SS), zijn diensten had aangeboden aan Groot Brittanniƫ. Na de oorlog werd hij door de Britse geheime dienst ingezet voor speciale missies. Na het vertrek van de Britse contraspionage dienst, kwam Sweerts te werken voor de Nederlandse fiscale recherchedienst en privƩ-inlichtingendiensten.
Pierre Marie Ernest Sweerts werd op 27 september 1918 in Sint-Joost-ten-Noode (Brussel) geboren. Over zijn jeugd is weinig bekend. Hij hield van sport, vooral van zwemmen en op achttienjarige leeftijd, in 1936, werd hij bijna opgenomen in het Belgische zwem- en waterpoloteam dat op de Olympische Spelen van dat jaar in Berlijn Belgiƫ vertegenwoordigde.
Een jaar later werd de negentienjarige Sweerts voor militaire dienst opgeroepen. Hij kwam terecht op de artillerieschool in Fort de SuarlƩe, een fort in de verdedigingsgordel rond Namen. Eind 1939 werd hij overgeplaatst naar het Vlaamse regiment Leopoldsburg. Aan de vooravond van de Duitse inval bevond hij zich in Lanklaar. In de schermutselingen die erop volgden raakte Sweerts gewond en werd hij naar Zuid-Frankrijk afgevoerd om van zijn verwondingen te herstellen. Op 12 augustus 1940 keerde hij naar Brussel terug. Daar sloot de gedemobiliseerde Sweerts zich op advies van de voormalige legerarts Michel Goffart aan bij de inlichtingendienst ZERO.
Lang duurde de samenwerking niet. Na een mislukte overval op een wapendepot, waarbij een van de leden werd gearresteerd, werd de groep van Sweerts uit angst voor represailles ontbonden. Sweerts dook onder. Volgens zijn naoorlogse verklaringen meldde hij zich op advies van Goffart aan bij de Waffen-SS. De Waffen-SS was op dat moment druk bezig met een charmeoffensief en wilde buitenlandse vrijwilligers voor het (aanstaande) Oostfront werven. Dit bood een uitgelezen kans om op deze wijze militaire inlichtingen door te spelen aan het verzet.
Op 23 mei 1941 vertrok Pierre Sweerts naar Hamburg. Hij kwam terecht bij de 8ste compagnie van de SS Standarte Nordwest. Sweerts presteerde zo goed dat hij binnen de kortste keren benoemd werd tot SS-ObersturmfĆ¼hrer. Zijn snelle carriĆØre zorgde voor wrevel onder zijn Vlaamse collegaās. Snel gingen de geruchten rond dat hij een spion en communist was. Er werd een onderzoek ingesteld, maar bewijs werd niet gevonden. De commotie had echter wel gevolgen voor zijn militaire carriĆØre binnen de SS. Een jaar na zijn intreding wilde Sweerts namelijk de SS verruilen voor Sicherheitsdienst (SD). Hij werd verbonden aan het bureau Amt VI Sicherheitspolizei en Sicherheitsdienst en SD in Brussel. Bij deze dienst werd hij tussen oktober 1942 tot april 1943 ingezet om informatie in te winnen over pro-Britse groeperingen en sentimenten onder de Belgische bevolking. Sweerts moest over het moreel van Belgen die voor de Duitsers werkten rapporteren.
Smokkel
Waar Sweerts kwam ontstonden arbeidsconflicten. Hij lapte veel zaken aan zijn laars. De Belg vervolgde leden van het communistische verzet hard en ontzag smokkelaars en deviezenhandelaars. Hij profiteerde zelfs van deze illegale handel. Het luidde het begin in van zijn smokkelcarriĆØre. Sweerts vormde een kleine hechte groep (De Bende van Maaskant) die zich in de grensstreek met Nederland volledig te buiten ging aan smokkel, roof en doodslag. De Abwehr (de Duitse contraspionagedienst) zag wel iets in deze intrigant die goed kon opereren in de boven en onderwereld van de (sluik-)handel en een groep leidde van geharde anticommunistische bandieten. Deze Belg kon wel ingezet worden als penetratieagent, mits hij daarvoor goed werd opgeleid. Vanaf juni 1943 tot februari 1944 doorliep Sweerts diverse cursussen in Wannsee, Lehnitz, Den Haag (Zorgvliet) en Parijs. Op deze scholen werden internationale spionnen opgeleid die achter vijandige linies moesten opereren.
Spionage
Sweerts werd samen met Nederlanders, Denen, Belgen, Spanjaarden, Noren en Arabieren opgeleid tot spion of saboteur. Bij voltooiing van zijn opleiding kreeg hij zijn schuilnaam Rene en identiteitspapieren op naam van āPeter Solaā toegewezen.
Sweerts werd ingedeeld bij SS-HauptsturmfĆ¼hrer Roman Gamotha, leider van het referaat voor āArabische Aangelegenhedenā VI C13 van het RSHA. Als hoofd van de afdeling PerziĆ« had Sweerts te zorgen voor de bewapening van anti-Britse guerrillatroepen en de uitbreiding van hun activiteiten in het Midden Oosten, de zogenaamde Norma expeditie. Sweerts zou met een select team naar PerziĆ« (Iran) worden uitgezonden, ware het niet dat Ć©Ć©n van de medewerkers van de expeditie door de Russische inlichtingendienst in Iran werd gevat, waardoor de operatie werd afgeblazen.
Sweerts werd vervolgens naar Brussel overgeplaatst. Daar kreeg de jonge inlichtingenagent de taak stay-behind agenten te ronselen en op te leiden voor spionage en sabotage achter de geallieerde linies. Sweerts had echter andere plannen. Samen met Gamotha startte hij een lucratieve smokkelhandel in deviezen, geroofde kunstschatten, koffie en luxegoederen. In samenwerking met zwart- en kunsthandelaren stroopte Sweerts in burgerkleding Belgiƫ, Nederland, Frankrijk en Spanje af op zoek naar luxe en schaarse producten die tegen hoge prijzen doorverkocht konden worden. Voor een deel van de buit gaven Sweerts superieuren hem een Sonderausweis van het RSHA, waarmee hij ongehinderd kon rondreizen en geldtransacties kon afsluiten.
D-Day gooide roet in de lucratieve handel. De laatste zending horloges, koffie en cognac arriveerde 15 augustus 1944 vanuit Parijs in Den Haag. Op 26 augustus 1944 werd Parijs bevrijd en 3 september viel Brussel. Antwerpen een dag later. Door de geallieerde opmars waren sluikwegen naar het zuiden geblokkeerd geraakt. Sweerts zocht een uitweg. De oorlog liep duidelijk op zijn eind en in het nadeel van de Duitsers. In Den Haag benaderde hij zijn SD-chef SS-HauptsturmfĆ¼hrer Ahrens met het verzoek de situatie in de bevrijde gebieden in kaart te brengen als linecrosser. Het hoofd van afdeling Referat VI Ahrens was belast was met de training van spionnen en de oprichting van het Invasions-Netz; een ondergrondse inlichtingendienst die na een geallieerde bevrijding operatief moest worden. In Brussel zou Sweerts zich bij ondergedoken kameraden aansluiten en met hen informatie over de geallieerde troepenbewegingen en het moreel van de Belgische bevolking verzamelen.
In Britse dienst
Het lukte Sweerts inderdaad heelhuids de geallieerde linies te doorkruisen. In plaats van te spioneren liep hij op 11 december 1944 naar de Britten over. De Britse inlichtingendienst was uitermate geĆÆnteresseerd in deze spion. Zijn kennis van het Duitse inlichtingenapparaat, de ondergrondse weerwolf-organisaties en clandestiene financiĆ«le transacties van nazi-autoriteiten naar Zwitserland en Spanje was uitermate bruikbaar. Eerst moest Sweerts echter grondig door de Britse veiligheidsdienst MI5 worden gescreend, voordat hij als volledig gedenazificeerd kon worden beschouwd en ingezet kon worden als dubbelspion. Tot die tijd werd Sweerts gebruikt als reference library. Op deze wijze verdween hij niet in de geallieerde krijsgevangenkampen.
April 1945 kwam Sweerts te werken voor kapitein W.W. Pidcock van het 106 Britse contraspionagedienst en zijn Nederlandse liaisonofficier Hendrik Siedenburg. Aanvankelijk zou Sweerts als dubbelagent voor het team gaan werken, maar de vroegtijdige Duitse capitulatie voorkwam dit. De Britten lieten hem echter niet los. Ze stelden Sweerts aan als ondervrager van voormalige functionarissen van het Duitse inlichtingenapparaat in Fort Blauwkapel bij Utrecht en Tilburg. De vrijheden die de ānieuwe Britse agentā kreeg, maakte het mogelijk dat hij in militair uniform zijn smokkelpraktijken kon hervatten. Zijn praktijken kregen zelfs een legaal tintje toen hij wist binnen te dringen bij de Nederlandse douane in Noord-Brabant. Als rechercheur kon hij op deze wijze met het recht in zijn hand goederen in beslag nemen en vervolgens doorverkopen. Toen de praktijken aan het licht kwamen werd Sweerts ontslagen.
Sweerts bleef hierna echter werkzaam voor de Britse contraspionagedienst. De Alkmaarse Courant beschreef Sweerts in mei 1949 als volgt:
āAan het einde van de oorlog beoefende hij tal van vreemde jobs, voor de Engelsen vorderde hij autoās in Duitsland totdat de Veiligheidsgroep van Pidcock in Nederland werd opgeheven in 1946. Niettemin bleef hij in deze handel van buitenlandse autoās tot aan zijn korte loopbaan bij de Nederlandse Douane. Sweerts werkte in deze periode onder de schuilnamen Sola, RenĆ©, Le Cocq, Van Donk, Du Bois, Van Beveren en Fort.ā
Sweerts bleef onder de hoede van Siedenburg die inmiddels werkzaam was voor het Bureau Nationale Veiligheid (BNV). Pierre Sweerts bleef in ādienstā van het bureau totdat Siedenburg zijn ontslag nam. Toen zijn bescherming was weggevallen ging Sweerts werken voor allerlei dubieuze privĆ©-inlichtingendiensten en reactionaire anticommunistische bewegingen die betrokken waren in de handel van identiteitspapieren, autoās, deviezen en inlichtingendossiers. Vooral de handel in identiteitsbewijzen was uiterst lucratief. Er waren genoeg Nederlandse en Vlaamse SSāers die een veilig heenkomen zochten in Duitsland, Spanje of ArgentiniĆ«. Onder hen ook de zoon van industrieel Joannes MĆ¼nninghoff, Frans. Een voormalige Oostfront soldaat die strafvervolging wilde vermijden en naar Latijns Amerika wilde uitwijken.
Arrestatie en veroordeling
Sweerts praktijken kwamen in de herfst van 1946 aan het licht. In een hotel in Haarlem werd hij door de recherche aangehouden. Bij de huiszoeking werden vier auto’s, een vliegtuigradiozender, stenguns met munitie, een brevier en 68 blanco Nederlandse paspoorten aangetroffen. Bovendien werden er ook grote stapels dossiers van het BNV en de Politieke Recherche Afdeling gevonden.
Enkele dagen na zijn arrestatie werd Sweerts door een Belgische krijgsraad in Tongeren bij verstek ter dood veroordeeld wegens dienstneming tegen Belgiƫ of diens bondgenoten. De Belgische aanklacht betrof zijn dienstperiode bij de Waffen-SS, verraad, het deel uitmaken van een vijandelijke inlichtingendienst, diefstal, moord en mishandeling of medeplichtigheid daaraan. Twee voormalige leden uit de groep-Sweerts (Bovens en Driane) werden vanwege hun acties door de naoorlogse Belgische gerechtshoven ter dood veroordeeld. Tijdens het proces tegen de Sweerts-groep, in Belgisch Limburg beter bekend als de Bende van Maaskant, werd alle schuld op Sweerts geworpen. Was dit ook het einde van Sweerts?
Blijkbaar niet. Hoewel de Haarlemse politie de arrestatie van Sweerts onmiddellijk bekend had gemaakt aan de SurĆŖte de lāEtat (Dienst voor de Veiligheid van de Staat/) in Brussel, vroegen de Belgische autoriteiten niet om zijn uitlevering. De autoriteiten lieten weten dat Sweerts mocht gaan op voorwaarde dat hij nimmer het Belgisch grondgebied meer zou betreden Na overleg met MI5 besloten de Nederlandse autoriteiten Sweerts niet verder strafrechtelijk te vervolgen. In plaats daarvan moest hij na meer dan anderhalf jaar gevangenschap in juni 1948 Nederland verlaten als derde stuurman op een Grieks smokkelschip onder Panamese vlag.
Sweerts kwam terecht in Engeland en meldde zich bij zijn vroegere opdrachtgever, de Britse inlichtingendienst. Na een rustpauze dacht hij dat het veilig was om terug te keren naar Nederland. Via Gravesend landde hij voor de kust van Scheveningen. Hij was op missie.
In Nederland knoopte undercover agent Sweerts relaties aan met de particuliere inlichtingendienst Hacke-Elsinga te Rotterdam. Daar kwam hij in contact met de Duitse ex-spion Friedrich Schallenberg. Sweerts en Schallenberg kwamen allebei uit hetzelfde Duitse inlichtingenapparaat en beiden leverden na de oorlog hun service aan spionage- en contraspionagediensten die in en om Nederland opereerden. Waaronder de dienst Hacke Elsinga.
De particuliere inlichtingendienst Elsinga werd geleid door de oud-verzetsman en christelijk vakbondsleider Tjerk Elsinga. In 1947 besloot Elsinga zijn krachten te gaan bundelen met A.H.W. Hacke, een virulente anticommunist en Tweede Kamerlid voor de Partij van de Vrijheid. Op deze wijze ontstond de Stichting Opleiding Arbeidskrachten Nederland (SOAN), een inlichtingendienst die nauwe relaties onderhield binnen diverse ministeries, veiligheidsdiensten en met het bedrijfsleven en gericht was tegen het groeiende communistische gevaar.
Sweerts werd chef de bureau van Elsingaās inlichtingenafdeling. De inlichtingendienst bedroop zich met de smokkel van zwarte effecten, het plegen van fraude en chantage: een bekend terrein voor een meester-smokkelaar als Sweerts. Hij werd hierin geholpen door duistere types als āJoopā, āBillā, āJos de Killerā (Jos de Groot), en Peter Louis Henssen, allemaal zwarthandelaren, mislukte rechercheurs, ex-knokploegleiders, en onderwereldfiguren die betrokken waren in de opsporing van verborgen oorlogsbuit in Nederland en Duitsland.
Op 14 september 1949 werd de eerder genoemde inlichtingenmedewerker Friedrich Schallenberg in een ondiep slootje aan de Hertoginnelaan in Den Haag dood gevonden. Gedacht werd aan zelfmoord, maar de omstandigheden waren verdacht. Sweerts was zowel bij Schallenberg’s huis als in de buurt van dat slootje gesignaleerd.
Schallenberg, een handelaar in sportartikelen, was in de oorlog spion. Hij werkte bij de Duitse Feldgendarmerie in Utrecht en kwam geregeld op het SD-Referat IV B 4 aan de Nieuwe Parklaan in Den Haag, waar onder meer smokkelaar Joop Out en Jodenjager en souteneur Andries Riphagen gestationeerd waren geweest. Deze Schallenberg beschikte in de oorlog over de gegevens van de zogenaamde cartotheek, een bron die de namen bevatte van vermogende Joden en diegenen die een behoorlijk bezit hadden aan effecten, sieraden en huizen. De in beslag genomen bezittingen kwamen onder het beheer van de roofbank Lippmann, Rosenthal & Co. Schallenberg wist dat bij het afdragen van in beslag genomen goederen niet alles werd afgegeven en dat zowel Duitsers als Nederlandse politiemensen zich verrijkten. De achterovergedrukte buit werd meestal veilig ondergebracht op ‘onderduikadressen’.
Het was de dienst Hacke-Elsinga die Schallenberg nadrukkelijk verzocht om zijn gegevens over te dragen. Schallenberg leek bereid voor een aanzienlijk bedrag zijn informatie prijs te geven. Sweerts moest bij de onderhandelingen druk uitoefenen. Kort na hun ontmoeting overleed Schallenberg. De zaak Schallenberg werd nooit opgelost, maar had wel gevolgen voor de dienst Elsinga. Deze werd uiteindelijk opgeheven. Sweerts kon gaan.
Westerling-affaire
De Belg bleef hierna in het duister opereren totdat hij in mei 1951 opnieuw het nieuws haalde in de zogenoemde Westerling-affaire. In juni 1945 meldde Raymond Paul Pierre Westerling (1919-1987) zich voor de strijd in Nederlands-Indiƫ. Hij ging over naar het Koninklijk Nederlands Indisch Leger en werd benoemd tot reserve tweede luitenant. Hij kwam terecht bij het korps Insulinde, dat op Ceylon onderdeel was van Force 136, een organisatie die commandoacties op vijandelijk gebied uitvoerde. December 1946 werd hij naar Zuid-Celebes gestuurd om de benden te bestrijden. Toen de terreurpraktijken van Westerling de aandacht van de internationale pers haalde nam Westerling ontslag.
In de loop van 1949 deed het gerucht de ronde dat hij de leider was van een omvangrijke legermacht onder de naam Angketan Perang Ratu Adil, het legioen van de rechtvaardige vorst. Een maand na de soevereiniteitsoverdracht van de Republiek Indonesiƫ (27 december 1949) op 23 januari 1950 ondernam zijn leger een aanval op Bandoeng. Het doel was om het bewind van de Indonesische president Soekarno omver te werpen. De coup liep uit op een fiasco, daar deze internationaal niet ondersteund werd. Ook het aanwezige Nederlandse leger weigerde zich bij de opstandelingen aan te sluiten. Westerling moest onderduiken en werd in het geheim door de Britten in een Catalina watervliegtuig geƫvacueerd naar Singapore. In augustus 1950 bereikte hij met hulp van Erik Hazelhoff Roelzema Brussel, waar hij door conservatieve kringen als een nationale held werd ontvangen. In Indonesiƫ daarentegen werd hij gezocht voor moord.
In BelgiĆ« benaderden vertegenwoordigers van de Republiek der Zuid Molukken (RMS) en Molukse Stichting door de Eeuwen Trouw (DDET opgericht in 1950) Westerling om een nieuwe militaire actie op Ambon of Ceram voor te bereiden. Sweerts was inmiddels toegetreden tot de stichting en werd gerekruteerd als de man ādie van alle markten thuis wasā; een groot internationaal wapensmokkelaar met internationale contacten binnen diverse inlichtingendiensten, het leger en het bedrijfsleven.
Het plan was een opstand op Ambon te initiƫren. Sweerts ging onder diverse schuilnamen in Belgiƫ en Groot-Brittanniƫ aan de slag om wapens, een Lockheed vliegtuig en diverse radiozenders in te kopen. Het materiaal zou in Brussel worden ondergebracht. Alle onkosten werden vergoed door de RMS. De Molukse regering in ballingschap voorzag Sweerts van een diplomatiek Zuid Moluks paspoort. Hij werd zelfs benoemd tot RMS Staatssecretaris voor Oorlog en Algemene Zaken onder de naam Pierre Aumena. In die functie benaderde hij Franse militairen en Amerikaanse consulaten om hun medewerking te verlenen aan de onafhankelijkheidsstrijd van de Republiek der Zuid Molukken met militair materieel.
De plannen lekten echter uit. De Indonesische minister van Buitenlandse Zaken Anak Agoeng drong bij de Belgische regering op maatregelen aan. De voorbereidingen op de Ambonese hulpactie was nieuws geworden. IndonesiĆ« vroeg om de uitlevering van Westerling. Sweerts begreep dat Westerling zo spoedig uit BelgiĆ« moest verdwijnen. Hij vond hulp bij een ambtenaar van het Nederlandse consulaat in Antwerpen, Meine Pot, die meerdere blanco Nederlandse paspoorten uit het consulaat stal. EĆ©n paspoort was voor Westerling. Onder de nieuwe naam āPetrus Lambrechtā wist Westerling per vliegtuig naar Tanger te ontsnappen. Ook voor Sweerts werd de grond te heet onder de voeten. Vanuit de stichting Door de Eeuwen Trouw werd een onderzoek ingesteld naar de financiĆ«le malversaties. Sweerts zou de fondsen voor de hulpactie verkwanseld hebben. Bovendien was er een onderlinge machtsstrijd ontstaan tussen de verschillende belangenorganisaties DDET, RMS-bestuur en bewegingen die ijverden voor het behoud van de koloniĆ«n.
April 1951 werd Pot gearresteerd en kort daarna, begin mei, Sweerts. De gehele affaire werd publiek nieuws. Een voorpaginagevecht waarin voor en tegenstanders van de vrijheidsstrijd op Ambon met modder smeten: Sweerts was een oplichter, een Britse spion, een zwendelaar, een Duitse agent die in Belgiƫ werd gezocht voor moord, enzovoort.
Lichte straf
Pierre Sweerts moest op 19 juni 1951 voor het militair hof in Luik verschijnen. In 1946 was hij wegens zijn wandaden in de oorlog als SSāer bij verstek tot de doodstraf veroordeeld. Dit vonnis was later door het tribunaal te Luik bevestigd, ware het niet dat onder andere de Britse geheime dienst zich met de zaak mengde. Sterker nog. Pot kreeg een voorwaardelijke straf, kwam op vrije voeten gesteld en verdween naar Frankrijk. Sweerts kwam er nog beter van af. Zijn straf in absentia werd door de Antwerpse correctionele rechtbank omgezet tot twee jaar celstraf en een geldboete wegens het dragen van wapens, valsheid in geschrifte. Na het uitzitten van een korte celstraf dook Sweerts opnieuw de clandestiniteit in.
CIA
Hij bleef onofficieel hand- en spandiensten voor de internationale inlichtingendiensten verrichtten totdat hij anno 2017 opnieuw het nieuws haalde. In 1958 bleek Sweerts samen met de CIA betrokken te zijn in de voorbereidingen van een coup tegen Soekarno. Officieel hield de Amerikaanse regering zich afzijdig van de interne politiek van de kersverse Republiek Indonesiƫ. Toen Sukarno meer ging leunen op financiƫle hulp vanuit de Sovjet Unie en de Volksrepubliek China, besloot de CIA echter in te grijpen. Soekarno moest weg. In het geheim werden op diverse Amerikaanse bases rebellen opgeleid om een opstand op Sumatra te ondersteunen. De CIA leverde de training, onderzeeboten en bommenwerpers aan de opstandelingen.
Ondertussen had Sweerts in BelgiĆ« de voormalige Belgische collaborateur Henri van den Brempt benaderd die zich in en na de oorlog had bezig gehouden met het vervaardigen van valse documenten, passen en geld. Deze drukker werd nu verzocht om nieuw geld en postzegels na te maken die na de val van Sukarno in omloop zouden worden gebracht. De CIA operatie mislukte echter volledig. Ten eerste werd de betrokkenheid van de CIA aan de opstandelingen bewezen toen een B26 bommenwerper werd neergeschoten en de Amerikaanse piloot Allan Pope en zijn copiloot gevangen werden genomen. In Popeās bezit werden allerlei belastende documenten aangetroffen. Toen vervolgens de Republikeinse troepen de rebellen hadden verslagen werd er nog meer Amerikaans militair materieel aangetroffen.
In Belgiƫ liep de operatie ook vast. Een medewerker van de Brusselse drukkerij waar Henri de opdracht van Sweerts uitvoerde vertrouwde het zaakje niet en lichtte de politie in. Toen zowel Van den Brempt als Sweerts gearresteerd werden, verklaarde Pierre Sweerts dat het ging om speelgeld, geen echt geld, en dat dat niet verboden was. Beide mannen mochten gaan en een deel van het geld werd vernietigd.
Sweerts verdween vervolgens definitief achter de schermen. Hij zou zich omringen met filmsterren op Mallorca (Spanje) en als (militair-)adviseur in Afrika zijn opgetreden. Onbewezen bronnen verklaren dat hij mogelijk tot het ultra geheime Gladio (NAVO) netwerk behoorde, een ondergrondse organisatie die in werking zou treden bij een Sovjet-bezetting van West-Europa. Het spoor van deze Belg bleek nadien moeilijk te volgen. Voor zover bekend zou hij zich tot aan zijn dood in Brussel hebben ophouden. Op 3 december 1989 overleed Sweerts na een zeer bewogen leven op 71 jarige leeftijd in de Belgische hoofdstad.
Meer Tweede Wereldoorlog
Boek: De Tarzan van Limburg
Bronnen ā¼
– Aalders, Gerard, Hilbrink, Coen, De Affaire Sanders, spionage en intriges in herrijzend Nederland, Sdu Uitgevers, Den Haag, 1996.
– Graaff, Bob de, Wiebes, Cees, Gladio der Vrije Jongens, Een particuliere geheime dienst in Koude Oorlogstijd, Sdu Uitgeverij Koninginnegracht, ās-Gravenhage, 1992.
– Jonge, A.A., Dr, de, Het Nationaal – Socialisme in Nederland, Voorgeschiedenis, Ontstaan en Ontwikkeling, Kruseman, Den Haag, 1979 (1968)
– Karner, S., Stelz-Marz, B., (Hg.)Stalins letzte Opfer: verschleppte und erschonne ƶsterreicher in Moskau 1950-1953, Bohlau verlag, Oldenburg, 2009.
– Kikkert, J.G., De zeven levens van āthe catā, een halve eeuw contraspionage in oorlogs- en vredestijd, 2003 Aspekt, Soesterberg, 2003.
– Mallmann, K.M., Martin CĆ¼ppers, Nazi Palestine: The plans for the extermination of the Jews in Palestine, Enigma Books, 2009.
– Middelburg Bart, ter Steege, RenĆ©, Riphagen ‘Al Capone’, een van Nederlands grootste oorlogsmisdadiger, Uitgeverij L. J. Veen, Amsterdam, 1997.
– MĆ¼nninghoff, Alexander, De Stamhouder, een familiekroniek, Prometheus-Bert Bakker, Amsterdam, 2014.
– Schmidt, H., In de greep van Soekarno, a.w. Sijthoff-Linden, Leiden 1961
– Schumacher, P., Een bende op java, juwelenroof en corruptie in het naoorlogse Nederlands IndiĆ«, Van Gennep, 2005, Amsterdam
– Smedts, M., Waarheid en leugen in het verzet, Uitgeverij Corrie Zelen, Maasbree, 1978.
– Vijver, van de, H., Rudi van Doorslaer, Etienne Verhoeyen, BelgiĆ« in de 2de wereldoorlog, Het verzet deel 2, Uitgeverij Peckmans, Kapellen, 1988.