De stad Ninevé, aan de oostoever van de rivier de Tigris, was 2700 jaar geleden de grootste stad van de wereld. Het was de hoofdstad van het Neo-Assyrische rijk, dat rond 900 voor Christus was opgekomen en het grootste deel van het Nabije Oosten in handen had gekregen. Volgens de Bijbel woonden er 120.000 mensen; waarschijnlijk was het toen de grootste stad ter wereld. Op de heuvels lagen tempels voor de goden en paleizen voor het koninklijk huis. Rond de stad liep een twaalf kilometer lange stadsmuur die zeker twaalf meter dik was en ongeveer achttien stadspoorten telde.
Die ‘hoofdstad van een wereldrijk’ staat tot 25 maart 2018 centraal op de tentoonstelling Nineveh, de (internationale) Engelse benaming van de antieke stad die Nederlanders kennen als Ninevé, in het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden. Daar zijn meer dan 250 objecten samengebracht uit binnen- en buitenlandse musea als het Louvre en British Museum die samen een indrukwekkend beeld oproepen van het leven in de stad, die door binnenlands geweld werd vernietigd en daarna eeuwenlang spoorloos raakte onder het woestijnzand van Mesopotamië.
Geografische ontwikkeling van het Nabije Oosten van 2500 v.Chr. tot de verovering van Egypte door Perzië in 525 v.Chr. Opvallend is de ontwikkeling van het Assyrische rijk in de 400 jaar tussen ca. 1000 en 600 v.Chr. (Ollie Bye animated maps)

De paleizen waren enorm, weet Petit.
‘Eén ervan dat grotendeels is opgegraven bleek zes voetbalvelden groot te zijn en zeker tachtig kamers te tellen’.
Elke kamer was bovendien betegeld met kilometers aan stenen wandpanelen met daarop afbeeldingen; een soort stripverhalen de vertelden welke veldslagen de koning had gevoerd, hoe het alledaagse leven in het Assyrische rijk er uit zag en welke planten en dieren in het gebied leefden. Ze vertonen bouwtechnieken, landschappen, kleding, oorlogshandelingen, veldtochten, ceremonies, vervoermiddelen. Bij de archeologische opgravingen, later, werden de mooiste panelen domweg losgezaagd om te verdwijnen naar allerlei musea in de gehele wereld. Op de creatieve expositie zijn sommige wandplaten gemonteerd op gefingeerde getekende reconstructies van het origineel.

Zand erover
Maar het Assyrische rijk kon alleen maar zo groot worden door de volkeren op zijn grondgebied bruut te onderwerpen. In 612 v.Chr. maakten die, onder leiding van de vijandige Babyloniërs, een einde aan 1500 jaar Assyrische overheersing van Ninevé. De stad werd met de grond gelijk gemaakt. Bij gebrek aan bestaansmogelijkheden trokken de laatste overlevenden weg. De woestijnwind overdekte de resterende ruïnes met zand. Wat ooit de hoofdstad van het wereldrijk was geweest werd letterlijk weggevaagd.

Pas in 1843 deed Paul-Emile Botta, de Franse consul in Mosoel, in – toen – het Ottomaanse rijk, opmerkelijke opgravingen in de heuvel Khorsabad ten noorden van de stad. Het Louvre in Parijs kreeg toen een Assyrisch museum en Botta schreef een boek, Monuments de Ninive. In zijn kielzog geldt de Britse oudheidkundige Austen Henry Layard als ‘de ontdekker van Ninevé’. Hij bracht na 1845 indrukwekkende vondsten uit de oude stad naar Europa; de eerste overblijfselen die niet afkomstig waren uit Egypte, Griekenland of Rome, de drie tot dan toe bekende oude beschavingen.
Islamitische Staat stuurde trots een video de wereld in van de vernielingen door zijn strijders van de archeologische schatten in het museum van Mosul, op 29 augustus 2015.
Wat overbleef in Mosoel, voor verder archeologisch onderzoek of zorgvuldig opgesteld in plaatselijke musea, viel op 29 augustus 2015 ten offer aan de verwoestingen door de Islamitische Staat, die deze historische stad in zijn macht had gekregen. Aan die verwoestingen wordt weinig aandacht besteed; het museum wil aan IS geen podium bieden. Wel leidde dat vandalisme ertoe dat onder een door IS vernield altaar de restanten van een compleet paleis uit 600 v.Chr. werden teruggevonden, dat anders onontdekt zou zijn gebleven.
Ook de muur rond Ninevé, die onder het bewind van de Iraakse heerser Saddam Hoessein waren gereconstrueerd om de archeologische resten te beschermen, werd toen opgeblazen. Nu IS verdreven is dreigen de sites opgeslokt te worden door nieuwe bebouwing, want onder meer de door de oorlog verdreven bevolking van Mosoel heeft nieuwe huizen nodig en dreigt die bovenop de oude stad te bouwen, wat verder archeologisch onderzoek ernstig in gevaar brengt.

Ninevé in Leiden

Het hoofd van koning Manishtusu, die Akkadië (in Mesopotamië) regeerde van 2262-2247 v.Chr., opent de tentoonstelling. Het is een replica; het origineel bevindt zich in Bagdad. Dan volgt een kennismaking met de stad, haar geschiedenis, de bewoners en de vele goden die zij vereerden.
De residentie van de Assyrische koningen was al in de oudheid beroemd om haar indrukwekkende paleizen, wereldse tempels, kilometerslange stadsmuren en weelderige tuinen. Volgens Lucas Petit is er goede grond voor de veronderstelling dat de beroemde ‘tuinen van Babylon’ in werkelijkheid in Ninevé lagen, maar dat is een hoogst omstreden hypothese.
Daarna is er aandacht voor de mythe Ninevé; de stad waarover niet alleen in de bijbel uitvoerig werd bericht, maar die ook eeuwenlang onvindbaar was. Verschillende geschiedschrijvers lieten hun fantasie de vrije loop. Er verschenen boeken met uitvoerige beschrijvingen van de weelde in de monumentale stad, geïllustreerd met tekeningen die Ninevé een Europees uiterlijk gaven. Totdat het eeuwenlange speurwerk van archeologen eindelijk succes had en onmiskenbaar kon worden vastgesteld waar Ninevé had gelegen: bij Mosoel. Daarna vond een eindeloze stroom van archeologische ontdekkingen zijn weg naar musea over de hele wereld. Veel van die vondsten worden in Leiden na 180 jaar zeer tijdelijk weer samengevoegd, want ze moeten na afloop van de expositie terug naar hun afzenders.

Archeologisch Ninevé

Op de tentoonstelling zijn tientallen reliëfs uit de paleizen te bewonderen, imposante Lamasssu – beelden van gevleugelde stieren – ooit in hun geheel naar Engeland getransporteerd en voor de tentoonstelling nauwkeurig gekopieerd, een gouden dodenmasker, kleitabletten met teksten over uiteenlopende onderwerpen uit de oudste bibliotheek ter wereld, zeldzaam ivoren inlegwerk, wapentuig en sieraden. Van de archeologische activiteiten zijn originele antieke opgravingsfilms te zien en foto’s en prenten uit de negentiende en twintigste eeuw – inclusief voorbeelden van hebzucht, onheil en spionage. Van de in Leiden tentoongestelde voorwerpen is 95 procent daadwerkelijk uit Ninevé afkomstig.
Aanverwante activiteiten, zoals museumwandelingen en lezingen, leren nog meer over de achtergronden. Zo maakt de oudheidkundige historicus Jona Lendering op 12 december duidelijk dat het Britse imperialisme een belangrijke drijfveer was bij de opgravingen in Ninevé. De Britten wilden een snellere weg naar Indië. Daartoe waren kanalen nodig in Irak. Die moesten worden aangelegd door arbeiders. Daarvoor waren steden nodig. Dus moest het bewijs worden geleverd dat steden in Irak überhaupt konden bestaan. Daarom dienden oude Assyrische steden te worden opgegraven. En door het publiek daar enthousiast voor te maken kon die snellere route naar Indië worden gerealiseerd.
Bijbels Ninevé

De bijbelse beschrijving van de stad bevestigt de archeologische hypothesen:
“Nineve nu was een geweldig grote stad, van drie dagreizen. En Jona begon de stad in te gaan, één dagreis, en hij predikte en zeide: Nog veertig dagen en Nineve wordt ondersteboven gekeerd!”
Dat was kennelijk overtuigend:
“De mannen van Nineve geloofden God en riepen een vasten uit en bekleedden zich, van groot tot klein, met rouwgewaden. (…) Men zeide op bevel van de koning en van zijn groten: Mens en dier, runderen en schapen mogen niets nuttigen, niet grazen en geen water drinken. Zij moeten gehuld zijn in rouwgewaden, mens en dier, en met kracht tot God roepen en zich bekeren, een ieder van zijn boze weg, en van het onrecht dat aan hun handen kleeft. Wie weet, God mocht Zich omkeren en berouw krijgen en zijn brandende toorn laten varen, zodat wij niet ten gronde gaan.”
Het hielp:
“Het berouwde God over het kwaad dat Hij gedreigd had hun te zullen aandoen, en Hij deed het niet.”
Dat was uitstel maar geen afstel: in 612 v.Chr. ging de stad ten onder in geweld.
Theologische discussie
Het boek bij de tentoonstelling veronderstelt dat ‘het verhaal over der storm en de vis bekend is’ bij het publiek en citeert – in vrije vertaling – Bijbelpassages waaruit zou blijken hoe zwaar Israël het had tijdens de overheersing door de Assyriërs:
“Je gedraagt je als een hoer, Een verleidster ben je, bedreven in toverij.
Je verkwanselt volken voor je ontuchtige praktijken, En stammen voor je toverkunst.
Daarom zal ik je straffen – spreekt de Heer van de hemelse machten. Ik zal je kleren optillen tot over je gezicht, je naaktheid aan alle volken tonen, je schaamte aan alle landen laten zien. (de profeet Nahum)”

“Dat is er over van die vrolijke stad, de stad die zo onbezorgd leefde, die dacht: Ik en ik alleen.
Ach, wat een wildernis is ze geworden, een rustplaats voor wilde dieren.
Wie er voorbij kom sist tussen zijn tanden, en gebaart vol afschuw met zijn hand. (de profeet Sefanja)”
De onverwachte wroeging van de Ninevieten, terwijl de stad later toch nog zijn straf moest ondergaan en ‘werd verzwolgen door de aarde’, veroorzaakte een theologische verwarring, niet alleen over de betekenis van de verhalen maar ook over juiste volgorde van de Bijbelboeken. Zo plaatste de joodse historicus Flavius Josephus (37-ca. 100 n.Chr.) Nahum in de achtste eeuw v.Chr, dus vóór Jona.
Lees ook: Nineveh-tentoonstelling in Rijksmuseum van Oudheden
…en: Austen Henry Layard (1817-1894) – Ontdekker van Nineveh
Ook interessant: Boek bij de tentoonstelling