Slavenschip strandt in zicht thuishaven: 3 doden

7 minuten leestijd
De rede van Vlissingen met een VOC-schip en beurtschepen, aan het einde van de 18e eeuw. (Bron:GAG,HTA)
De rede van Vlissingen met een VOC-schip en beurtschepen, aan het einde van de 18e eeuw. (Bron:GAG,HTA)

Het slavenschip d’ Eenigheid, dat tussen 1 oktober 1761 en 15 februari 1763 onderweg was voor een ‘driehoeksreis’, om 326 slaven te kopen in Afrika en er 293 te verkopen in Nederlands Guyana – 33 overleefden de overtocht niet — dreigde op de thuisreis door een storm te stranden op de Engelse kust. Het schip werd gedwongen toevlucht te zoeken in de haven van Plymouth. Kapitein Jan Menkenveld veronderstelde dat het oponthoud niet lang zou duren. Op 25 februari schreef hij in een brief aan zijn directeuren in Middelburg:

Hier leggen ook verscheide Hollandse scheepen, welke op haar retour staan [op het punt van vertrekken], dog ik sal niet na deselve [op hen] wagten, maar sal sodra de windt aan ’t westen is en standhoud, al waar het maar noordwest, in zee lopen om mijn reijs te vervorderen.

Dat is nu 252 jaar geleden. Het Zeeuws Archief heeft het in de afgelopen twee jaar mogelijk gemaakt de reis van d’ Eenigheid van dag tot dag te volgen en Historiek heeft daar regelmatig aandacht aan besteed.

Menkenveld was te optimistisch. Het logboek van opperstuurman Daniël Pruijmelaar vanaf 15 februari 1763 maakt duidelijk dat talrijke beschadigde schepen, soms zelfs zonder masten, in Plymouth aan schipbreuk wisten te ontkomen. Dat betekende daar heel veel werk voor de scheepstimmerlieden en wachtrijen voor de beschadigde schepen. En het blééf maar stormen. Bovendien was het bitter koud. De winter van 1763 behoorde tot de strengste van de achttiende eeuw.

Winter was bar en boos

De bemanning was door het onstuimige weer, om het schip op koers te houden, twee weken lang onafgebroken in touw geweest. De handbediende pompen om het overslaande water te lozen hadden niet stil gestaan. De bemanning had geen droge draad meer aan het lijf of in de plunjezak. Menkenveld had in Plymouth meteen droge kleding gekocht om de reis voort te kunnen zetten, schreef hij aan zijn directeuren:

… also mijn volk wederom wat frisser is als bij mijn arrivement alhier, hoewel niet sieck geweest zijn, maar door kouwde en onrust afgemat en daarbij geen kleeding over ’t lighaam, waar sij nu van voorsien zijn, tegens een kleene kruijstogt soude kennen bestaan, hoewel ik voorspoed hoope.

Temperatuur in Zwanenburg (Haarlemmermeer) in januari 1763 (Meteolink.nl)
Temperatuur in Zwanenburg (Haarlemmermeer) in januari 1763 (Meteolink.nl)

Over de winter van 1763 is kersverse informatie beschikbaar. Afgelopen februari verscheen deel 6 van Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen van drs. Jan Buisman, waarin het weer in Nederland en wijde omgeving tussen 1750 en 1800 wordt beschreven.

Passage over de XI-steden-tocht in de Historische Beschryvinge van Vriesland (ca. 1763).
Passage over de XI-steden-tocht in de Historische Beschryvinge van Vriesland (ca. 1763).
In Nederland begon op 23 december 1762 een koudegolf die zich met pieken en dalen tot eind januari voortzette, terwijl het midden maart opnieuw ging vriezen. In de eerste periode vroor het in Zwanenburg en Utrecht regelmatig (omgerekend) tot veertien graden Celsius. Het water in alle grote rivieren en de Zuiderzee raakte bedekt met een dikke laag ijs; het economische leven kwam tot stilstand omdat schepen niet meer konden varen. Zelfs is de Elfstedentocht gereden. Buisman citeert de Historische Beschryvinge van Vriesland (ca. 1763), waarin Johan Herman Knoop schreef:

Het is ook meer dan eens gebeurt dat goede Schaatseryders op een winterse dag alle XI Steden van Friesland doorgereden en gezien hebben, dog dan moeten ze nergens lang vertoeven en’t Ys moet goed en sterk zijn.

Buisman wijst erop dat Knoop schrijft: ‘meer dan eens’. Volgens hem is de tocht in 1763 gereden. De eerste was vrij zeker in 1740; eerdere gegevens zijn niet bekend.

Kou op d’ Eenigheid?

Volgens Buisman waren meren en rivieren in Europa stijf bevroren, zoals de Seine, de Rijn, de Elbe, de Sont tussen Zweden en Denemarken , het Meer van Zürich en de Theems, waar…:

The frost began to thaw to-day [29 januari], after having continued very severe for five weeks, the ice was seven inches thick.

Een inch is 2,54 cm; het ijs was dus 18 centimeter dik. Of de bemanning van d’ Eenigheid erg veel last van de kou heeft gehad is niet bekend. Toen de koudegolf in Nederland zijn hoogtepunt bereikte bevond het schip zich nog midden op de Atlantische Oceaan. De opperstuurman vermeldt in zijn logboek niet veel meer dan “buijege lugt met stijve buijen van regen, sneeuw en hagel en windt” (12 februari), “ligte hagel- en sneeuwbuijen” (13 februari) en “ruijge couwe” (16 februari) en meer van dit soort beschrijvingen. Hij vermeldt niets over de toestand van de bemanning, maar geriefelijk kan het aan boord niet geweest zijn.

In elk geval had de Spaanse matroos Alonso Madroc erg veel last van de kou. Hij was in september 1762, samen met een landgenoot die zijn vlucht goed had voorbereid, in Guyana tijdens het houthakken gedeserteerd. Na twaalf dagen had hij zich in deplorabele toestand weer aan boord gemeld. Op 1 maart meldde chirurgijn Petrus Couperus: mijn uitterste devoir voor de persoon aanwendende, geen verbetering te constateren, kunnende niet anders van ’tselve oordelen als werdende veroorsaakt door de koude, hebbende weinig deksel [weerstand] en dat in de wintertijt..

Mislukt vertrek

In zijn logboek doet Pruijmelaar verslag van het oplappen van zijn schip. Bovendien kwam er op 25 februari een matroos bij, ‘die voor de kost met ons zou overgaan’. Het weer bleef onstuimig. ‘Sware buijen, hagel, swaar weerligt’ op 26 februari; de volgende dag ‘harde buijen en swaar weerligt’. Op 1 maart ‘swaare buien, hagel, regen’.

In de nacht van 1 op 2 maart 1763 hield het anker het niet. De Eenigheid dreef weg en raakte een ander, Engels schip. De boegspriet van de Engelsman beschadigde het snijwerk aan de spiegel van d’ Eenigheid. Met behulp van drie ankers wist te kapitein te voorkomen dat het schip op de wal zou slaan.

De volgende dag hoopten kapitein en bemanning te vertrekken. Er kwam een loods aan boord en het schip voer de haven Oostcoffer uit. De loods vertrok, maar door het ongunstige weer lukte het niet weg te komen. Opnieuw werd de loods geroepen, om weer een plaats in de haven te vinden. Op 4 mei werd verkast naar de Westcoffer maar in de nacht van 11 op 12 maart ging het opnieuw stormen. De ankers hielden het niet en d’ Eenigheid liep aan de grond. Weer een dag later ankerde het schip verder van de wal af. De thuishaven was dichtbij, maar bleef zo ver weg….

Zandbank

Op 20 maart 1763 zeilde d’ Eenigheid dan eindelijk de havens van Plymouth uit, samen met nog vijf Hollandse en twee Zeeuwse schepen. De kapitein maakte de rekening op van het verblijf in Plymouth: £ 61:10:10¾ Sterling, voor onder meer ‘vuur en ankergeld van Haar Edele schip’, het franceren der versonden brieven, lootsgeld voor in- en uijtbrengen de eerste maal en dito voor de tweede maal, een halff aam [maat van 155 liter] keltum [rum] voor scheepsconsumtie, 12 aamen bier en 545½ lb. [pond] rundvleesch.

De volgende dagen was er voortdurend ‘land in zicht’: the Isle of Wight, Dieppe, Dover. Daar kwam de loods aan boord, Thomas Broad, die het schip door de Zeeuwse wateren moest loodsen. De thuishaven kwam steeds dichterbij. Opperstuurman Pruijmelaar noteerde op 23 maart in zijn logboek:

’s Morgens de windt W à WtZ frisse coelte, goedt weer, met den dag zagen den tooren van Lisweegen in ’t Z à ZtW van ons en den tooren van Westcappel O½Z van ons, hadden de diepte van 7, 6, 5, stuerden OtN tot de diepte van 4 vaam, stuerden ONO, cregen diepte tot 3½, stuerden doen NO tot 3 vaam, stuerden doen weer om de Z tot bij de windt of ZtW en ZZW, om 8 ueren cregen de diepte van 2 vaam en raakten vast op de Oostrassen.

Bijna thuis. Positie van d’ Eenigheid op 25 maart 1763, vlak voor Vlissingen.
Bijna thuis. Positie van d’ Eenigheid op 25 maart 1763, vlak voor Vlissingen.

Op omgeslagen sloep weggedreven

De Oosterassen bestaan nog steeds; als een zandbank voor Walcheren, waar in 1907 nog een Engelse schoener zou vergaan. d’ Eenigheid schoof over de zandbank en verloor zijn roer.

De kapitein liet de sloep en de boot uitzetten om het schip lichter te maken. De kok Thomas Ditmars, opperkuiper Adriaan Hillebrands en matroos Jacobus van der Putte klommen in de sloep. Maar het vaartuig kantelde, net als de boot. Jacobus verdween de ijskoude diepte in en Thomas en Adriaan wisten op de omgeslagen sloep te klimmen. De stroming maakte zich echter onmiddellijk meester van de omgeslagen vaartuigen. De bemanning van d’ Eenigheid moest machteloos toezien hoe Ditmars en Hillebrands kansloos wegdreven, steeds verder, totdat ze uit het zicht verdwenen.

Toch zal het verdwijnen van Adriaan Hillebrands door de bemanning met gemengde gevoelens zijn ervaren. De opperkuiper fungeerde aan boord als de Bank van Lening: wie geld nodig had kon bij hem terecht. Volgens de administratie van d’ Eenigheid had hij bij elf bemanningsleden samen 316 gulden uitstaan….

Nieuws over de aankomst van de Eenigheid in de Middelburgsche Courant, 26 maart 1763.
Nieuws over de aankomst van de Eenigheid in de Middelburgsche Courant, 26 maart 1763.

De volgende dagen werd het roer gerepareerd en een deel van de lading overgeheveld en zorgde de vloed ervoor dat d’ Eenigheid verder kon varen. Op 26 maart 1763 werd het schip door het Kanaal van Welsinge naar Middelburg getrokken. Van een triomfantelijke thuiskomst was geen sprake.

In een afsluitend verhaal op Historiek zal binnenkort worden aangegeven hoe d’ Eenigheid werd ontvangen, wat de opbrengsten waren van deze slavenreis, wat er met de schulden van de bemanning gebeurde en hoe het verder ging met enkele hoofdpersonen, zoals kapitein Jan Menkenveld, opperstuurman Daniël Pruijmelaar en chirurgijn Petrus Couperus. Wie zijn nieuwsgierigheid niet kan bedwingen kan terecht op de website van MCC Slavenreis d’ Eenigheid

~ André Horlings

Eerder verschenen op Historiek:

Zet tijdmachine op 1761 en reis mee met slavenschip (7 oktober 2013)
Slavenschip d’ Eenigheid kocht (in 1761) eerste slaaf (10 december 2013)
Verdrietige Kerstavond aan boord van slavenschip (24 december 2013)
‘Zoo is het mogelyk in een zoo naauw vertrek 200 slaven te bergen’ (2 april 2014)
d’Eenigheid met 319 slaven op weg naar Amerika (10 mei 2014)
Al twaalf slaven d’ Eenigheid zullen Amerika niet bereiken (11 juni 2014)
Slaven sterven, land in zicht, maar d’ Eenigheid vaart door (27 juni 2014)
MCC was meer dan Zeeuwse slavenhandelaar (24 juli 2014)
Capitale, ja hoogvliegende prijsen’ voor slaven d’ Eenigheid (28 augustus 2014)
Verdwenen matroos d’Eenigheid terug met gangreen (12 december 2014)
Uitgeputte bemanning d’Eenigheid redt vege lijf in Plymouth (16 februari 2015)

André Horlings (1945-2023) was journalist en van 'vlak na de oorlog', wat mogelijk zijn interesse voor onder meer de Tweede Wereldoorlog verklaarde. Schreef het boek Arnhem Spookstad en verzorgde de (eind)redactie voor een publicatie over het Duitse dwangarbeiderskamp Rees (1944-1945). Verzorgde in 2011 twee uitvoerig gedocumenteerde verhalen: Bruidegom achter prikkeldraad en Het drama van de SS Pavon. Bladerde graag in Google Books. Zie ook archief sinds 1995.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×