Vol verbazing, ongeloof, bewondering en jaloezie keek de wereld toe naar sporters uit de Duitse Democratische Republiek (DDR). Een klein land met ongeveer 16 miljoen inwoners grossierde in medailles en stak grote sportwereldmachten naar de kroon. 755 Olympische medailles, 768 wereldtitels en 747 Europese titels werden in veertig jaar binnengesleept.1 Het bracht het land veel roem, het won sterk aan prestige en was de kers op de taart in een zoektocht naar een eigen identiteit.
Het land liet de wereld geloven dat deze medailles de producten waren van een uitstekend sportklimaat, een uniek trainingsconcept, onovertroffen begeleiding en boven alles het socialistische systeem. Juist dit systeem zou de overwinningen van de DDR-sporters mogelijk maken.
Vragen, twijfel en achterdocht konden niet uitblijven. De sportwereld verlangde een verklaring. Het sprookje van het socialistische systeem werd niet meer serieus genomen. De medailles bleken twee kanten te hebben. De ene kant van de gouden, zilveren of bronzen medaille was roem ter meerdere eer en glorie van het socialistische vaderland. De andere kant was een misdadige en perverse staatsbemoeienis die sporters ten gronde richtte: doping.
In dit artikel wordt ingegaan op de geschiedenis van doping en sport in de DDR, alsmede op de achtergrond van staatsplan 14.25 en de bemoeienis van de Staatssicherheit (Stasi). Voorts wordt een beknopt overzicht gegeven van slachtoffers van het systeem. Afgesloten wordt met een slotbeschouwing.
De geschiedenis van doping
Alvorens in te gaan op de geschiedenis van doping, verdient het aanbeveling te preciseren wat doping is. In 1963 werd doping in de sport door de Raad van Europa gedefinieerd als:
“De toediening of het gebruik van een lichaamsvreemde stof en/of een fysiologisch middel in abnormale hoeveelheden en/of via een niet gebruikelijke toedieningswijze om opzettelijk op een oneerlijke manier de prestatie van een individu tijdens wedstrijden te verbeteren”.2
Al in de Noorse mythologie werd gesproken van Berserkers, krijgers die zich met een razende furie in het strijdgewoel stortten. Onderzoekers zijn van mening dat deze furie werd opgewekt door het eten van paddenstoelen, die bufotenine afscheiden.
Het eerste geval waarvan bekend is dat stimulerende middelen gebruikt werden om sportieve prestaties te verbeteren, was in het oude Griekenland. Bij Olympische Spelen in de derde eeuw voor Christus dronken hardlopers een kruidendrank waardoor zij langer konden blijven presteren. Dit gebruik sloeg over op de Romeinen. Menners van strijdwagens voerden hun paarden verschillende mengsels om sneller te kunnen rennen en gladiatoren gebruikten spierversterkende middelen. Er werden prestatieverhogende middelen ingezet, zoals testikels van stieren en honden en harten van leeuwen. Overleveringen van de Inca’s wezen uit dat zij niet alleen mengsels van coffeïne en alcoholhoudende dranken innamen, maar dat ze ook vlak voor een wedstrijd op Coca-bladeren kauwden.
Het gebruik van stimulantia was lange tijd toegestaan. In Europa was het ondanks slachtoffers, tot de vroeg zestiger jaren van de twintigste eeuw niet verboden. De term doping komt oorspronkelijk uit het zuiden van Afrika, waar stammen vanaf de tiende eeuw na Christus verschillende combinaties van planten, kruiden en poeders ‘dop’ noemden. Deze middelen werden gebruikt om scherper en sneller te zijn en langer wakker te kunnen blijven. Toen Nederlandse kolonisten in de zeventiende eeuw bekend raakten met dit gebied en de bewoners, raakten zij tevens bekend met de drugs. Zij gingen alle stimulerende middelen aanduiden als dop, dat later in het Engels verbasterd werd tot dope of doping.
Vanaf de negentiende eeuw vervingen drugs en chemisch gemaakte middelen de oude paddenstoelen, plantenwortels en bladeren. Al in 1807 werd opium gebruikt in grote atletiekwedstrijden en in de jaren zestig van dezelfde eeuw werd nitroglycerine, dat ook een onderdeel is van dynamiet, gebruikt om vermoeidheid tegen te gaan in wielerrondes.4 Het eerste gedocumenteerde geval van doping vond tijdens een zwemwedstrijd in Nederland in 1865 plaats.5 Na de Tweede Wereldoorlog, waar de geallieerden en de Duitsers onder andere amfetamines en testosteron gebruikten, nam het dopinggebruik een grote vlucht. In de afgelopen halve eeuw kwamen alle steroïden, vormen van bloeddoping en andere stimulerende middelen, die we kennen van alle grote dopingschandalen, op de markt.6
Sport in de DDR
Sport als vrijetijdsbesteding was weliswaar gewenst en hoog gewaardeerd, maar werd in de breedte vanwege gebrekkige middelen weinig gesteund. Anders lag het met topsport, dat was gebonden aan ideologische richtlijnen en doelstellingen. Reeds in de vijftiger jaren was de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) al druk met het royaal ondersteunen van topsport. In 1950 bepaalde de eerste jeugdwet in de DDR dat er een universiteit voor lichamelijke cultuur nodig was. Deze werd vervolgens op 22 oktober 1950 ingehuldigd. Daarmee waren ook op het gebied van onderzoek en onderwijs de voorwaarden geschapen die het mogelijk maakten de ontwikkeling van sport planmatig en wetenschappelijk te beïnvloeden.
“Jedermann an jedem Ort – einmal in der Woche Sport” (Iedereen, overal – een keer per week sporten)
…was de slogan van DDR-leider Walter Ulbricht in 1959 om lichaamsbeweging in het dagelijks leven te promoten.7 Maar deze oproep tot sport verhulde slechts met moeite de feitelijke richting van het DDR-sportbeleid. De breedtesport stond nooit in de belangstelling van de autoriteiten. Supermoderne sportaccommodaties en trainingsfaciliteiten voor topsport tegenover oude, vervallen accommodaties voor breedtesport. Belangrijker was de indeling van sport in de gebieden “Sport I” en “Sport II”: categorieën die de medaille-intensieve sporten duidelijk onderscheidden van de “normale” sportbeoefening, door het type en de mate van ondersteuning. Vooral de olympische disciplines werden sterk ondersteund en dan vooral die sporten waarin veel medailles te halen vielen, zoals zwemmen, atletiek, roeien, kanovaren, wielrennen, turnen en ski-sport.8
Voor gewone sporters, die aangewezen waren op slecht uitgeruste trainingsfaciliteiten, golden andere regels. Dat bleek bijvoorbeeld bij de aanschaf van speciale sportschoenen. De planeconomie met haar tekorten in alles, miste ook hierin haar uitwerking niet. Die schoenen waren er niet.9 Het probleem spitste zich verder toe, toen in 1969 de breedtesport ten gunste van topsport het onderspit dolf. Vooral sporten waarbij veel materiaal werd gebruikt kregen te maken beperkingen en sportaccomodaties werden voortaan uitsluitend voor topsport ter beschikking gesteld.
De staats- en partijleiding van de DDR zag in topsport een belangrijk middel om zich internationaal te profileren. Het ondersteunen van sport was een belangrijke zuil van de SED-politiek, in het bijzonder haar buitenlandse politiek. In de grondwet was vastgelegd dat voor een volmaakt beeld van een socialistische persoonlijkheid, sport nodig was en daarom werd gestimuleerd en ondersteund.10 Sporters moesten de natie dienen en hun land waardig vertegenwoordigen. Hiervan getuigde ook de veel gebruikte term “Ambassadeurs in trainingspak”. Sport was een belangrijk instrument in de “klassenstrijd”, vooral tussen beide Duitse staten. Vooral na de bouw van de muur was er een Duits-Duitse politieke strijd in de sport, waarbij het vooral om erkenning ging. Geld speelde hierin geen rol voor de toch al niet rijke DDR. Voor lonen, bouw van stadions en wetenschappelijk onderzoek liepen de kosten in de honderden miljoenen.11
Het traject naar de top
De focus slechts gericht op topsport, mondde uit in een goed uitgebouwd systeem dat bijna alle scholen en ten dele ook de kinderopvang betrof. Elke twee jaar organiseerden de “Deutsche Turn- und Sportbund” en de “Freie Deutsche Jugend”, plaatselijke, regionale en landelijke sportwedstrijden, de zogenaamde “Kinder- und Jugendspartakiaden”.12 Ruwweg zo’n 60.000 kinderen werden naar wetenschappelijke criteria geselecteerd en door trainers voor een tak van sport voorgedragen. Het was niet hun eigen keuze. In een keiharde selectie drongen de meest belovende kinderen door tot “niveau 2“. Zij werden bij sportclubs ondergebracht en genoten tegelijk onderwijs in kinder- en sportscholen. Eén van beide was niet mogelijk. Wie niet door kon en aan “de veilige kant” belandde, viel in een gat zonder adequate sportmogelijkheden. De DDR spaarde liever het geld uit, dan het op een andere manier aan sportbeleving uit te geven. De overgrote meerderheid – circa 90 procent – viel af. De rest bleef bij de sportclub en in de kinder- en sportschool. Zij behoorden dan tot de ongeveer tweeduizend actieve sporters die tot de top behoorden, bijvoorbeeld bij jeugdselecties of het nationale team.
Basis voor de selectie vormde de verplicht toegepaste verdeelsleutel voor de verschillende takken van sport. Voorrang kregen de “medaille intensieve sporten” (met minimale inzet een maximale medailleoogst), zoals zwemmen en kanovaren, wielrennen, atletiek en wintersporten. Het systeem selecteerde ongeveer 3 procent van de DDR-schooljeugd. Een vergelijkbaar systeem in het maatschappelijk veld bestond er in DDR niet. Zo belangrijk was de politieke functie van sport waarin medailles konden worden gewonnen.13
In de strijd naar de top stonden 5000 begeleiders, 4700 trainers, 1000 artsen en fysiotherapeuten klaar. Daarbovenop kwamen nog de kosten voor onderzoek, fabricage en import van doping en niet in de laatste plaats de Stasi. Exorbitante kosten voor een bijna failliet systeem.14
Sedert 1952 kon men reeds spreken van beroepssport in de DDR. Ondanks arbeidsovereenkomsten waren sporters vrijgesteld van arbeid, onder doorbetaling van bovengemiddelde salarissen door bedrijven, leger of andere organisaties. Ze werden “staatsamateurs”. Na afloop van de sportcarrières werden de salarissen doorbetaald, althans als men trouw aan het socialisme bleef. De sporters waren door de staat beloonde ambtenaren met carrièregarantie, zwijgplicht en contactverbod met niet-staatsambtenaren of niet-staatsorganisaties. Resultaat van dit beleid was een totale afhankelijkheid van het systeem, een gelijkschakeling, men paste zich aan. Dit verklaarde ook waarom bij grote historische gebeurtenissen in de DDR, zoals de arbeidersopstand van 17 juni 1953, de bouw van de muur op 13 augustus 1961, Praag 1968, de uitwijzing uit de DDR van zanger Wolff Biermann, de demonstraties op maandagen in de herfst van 1989 en de opening van de muur in 1989, topsporters geen waarneembare rol van betekenis hebben gespeeld. In tegendeel: het nationale voetbalelftal van de DDR poseerde in de dagen na de bouw van de muur in 1961, gewapend met machinegeweren bij de muur en sloeg zich zelf op de borst voor hun aandeel in het beschermen van de muur.15
Al die kosten, al die inzet van duizenden medewerkers moesten natuurlijk wel resultaat opleveren. Daar hadden ze in Oost-Berlijn wat op gevonden.
Doping met service van de staat
Sedert midden zestiger jaren werd doping (men noemde het ondersteunende middelen) gebruikt in de DDR, echter nog niet zo centraal gepland en gecoördineerd als tien jaar later. Midden jaren zeventig werden wereldwijd dopingcontroles in de sport ingevoerd. Vanaf dat moment moesten de (staats)sportfunctionarissen mogelijkheden zoeken om deze controles te omzeilen.
Op 14 juni 1974 besloot het Centrale Comité van de SED tot de invoering van het “Staatsplanthema 14.25”. Dit plan omvatte de opbouw van een door de staat georganiseerd, gestuurd en ondersteund dopingprogramma bij topsporters. Systematisch onderzoek naar ondersteunende middelen die in het lichaam niet of nauwelijks waren terug te vinden, werd groots opgezet. Sportinstituten, centra voor microbiologie, een faculteit geneeskunde, alsmede farmaceutische bedrijven werden ingezet.
In eerste instantie werden voornamelijk anabolica als Oral-Turinabol, Androstendion en Mestanolon toegediend. Deze toediening werd slechts in uitzonderingsgevallen met de sporter besproken. Artsen en psychologen braken met hun geheimhoudingsplicht en bespraken hun “geval” met trainers en functionarissen, maar niet met de sporter of zijn/haar ouders. Opgelopen schade werd zo mogelijk verborgen gehouden, wat een risico op vervolgschade opleverde. Steekproeven toonden aan dat bij een opgelopen handicap de “magische” grens van 20 procent (ernstig gehandicapt) vrijwel nooit werd overschreden, ook al bedroeg de schade in sommige gevallen meer dan 50 procent.16
Het door de staat toegepaste dopingprogramma betrof niet alleen mondige volwassen sporters. Ook minderjarigen kregen doping toegediend zonder dat zij of hun ouders het wisten. In totaal betrof het circa 15.000 sporters.17 In takken van sport waarin het allerhoogste kon worden bereikt, werden ook dertien- en veertienjarigen van doping voorzien. In de atletiek, kano- en roeisport en in verschillende wintersporten begon de doping met hormonen in de regel bij de zestien- en zeventienjarigen.
Vooral bij het zwemmen werden vrouwen dankzij doping, ware medaille-machines. Documenten bewijzen dat alle jonge vrouwen van het nationale zwemteam van de DDR vanaf hun veertiende jaar in het anabolica-programma werden opgenomen. Ook in andere sporten werd geëxperimenteerd, soms nog met jongere sporters. Bij het meisjes-turnen werden de jonge deelneemsters groeiremmers toegediend. Hun lichamen bleven daardoor klein, gracieus en beweeglijk. Dagmar Kesten, in 1988 winnares van een zilveren medaille bij de Olympische Spelen, zei later:
“Liever dan die medaille had ik een jeugd gehad”.18
Het dopingpakket was rijk geschakeerd, van “klassieke stimulantia” tot massaal misbruik van anabolica (jaarlijks gebruik: 2 miljoen tabletten) tot toedienen van hormonen, psychofarmaca, alsmede bloeddoping en groeihormonen. Dit laatste middel werd reeds jaren toegepast bij kleine mensen met groeistoornissen. Bij onjuist gebruik of verhoogde dosis kon het tot misvorming van sommige lichaamsdelen leiden. Mensenrechtenschendingen waren het product van de centrale planning in dit segment van van de DDR-sport. Klein was de dadergroep niet. Jaarlijks waren rond 1500 personen bezig met onderzoek naar en toepassing van doping. Vaak gebeurde dit in samenwerking met de Stasi, die voor haar eigen sportorganisatie, SV Dynamo Berlin, nog betere dopingpraktijken wilde ontwikkelen in haar strijd tegen andere sportclubs, zoals die van het leger, “Vorwärts”.
Hetzelfde mechanisme werkte in het voetbal. Naast doping was er nog een andere vorm van sportbedrog, namelijk verborgen manipulatie van scheidsrechters ten gunste van de voetbalclub SV Dynamo, waarvan de baas van de Stasi, Erich Mielke, sedert 1954 voorzitter was. Vanwege intimidatie van de pers werden deze praktijken niet blootgelegd. Het verbaasde niemand dat de club zeer succesvol was in de DDR-Oberliga.19
De jonge sporters kregen hun dagelijkse dosis van die mensen die ze het meest vertrouwden en met wie ze de meeste tijd doorbrachten: hun trainers. Sporters werd gezegd dat die gekleurde pillen vitamines waren. Ze moesten die pillen voor de ogen van hun trainer wegslikken en hen werd verboden daar ook maar met iemand over te praten. Kleine meisjes die grote sportsterren wilden worden, werden gewoon verraden.20
Kritiek van de atleten was in zijn algemeenheid slechts binnen nauwe grenzen mogelijk. Aangezien de salarissen van de trainers direct samenhingen met de prestaties van hun pupillen, werd tegen hun belangen in besloten. Dit ging het gemakkelijkst wanneer men de sporters beloog en bedroog. De lijst van doping werd steeds langer met chemische cocktails voor de sporters, met opiaten, testosteron, etc. Een eindeloze lijst. Opvallend was dat op grond van deze ethische problematiek, nogal wat artsen (20 procent) en trainers in de loop van de jaren tachtig zich aan dit systeem onttrokken. Dit was slechts mogelijk door elders te gaan werken. De rest heeft tot 1990 volkomen onethisch gehandeld, afgezien van een enkel geval waarin toch de pupil werd geïnformeerd. Ook van de zijde van de sporters begon in de tachtiger jaren weerzin te bestaan tegen toediening onder dwang. Sportartsen en -psychologen waren verplicht de atleten geruststellende informatie te geven. Aan deze rechteloosheid werd het verbod van vrije artsenkeuze toegevoegd. Viel op dat iemand zich wendde tot een medicus van de “normale” gezondheidsdienst, dan was ontslag uit de sport het gevolg. De betrokken artsen moesten een geheimhoudingsverklaring bij de Stasi ondertekenen. Sporters verlieten met valse, onschuldige diagnoses de sport, onwetend van lichamelijke schade en gevaren.21
Van het oorspronkelijk centralistisch gestuurde dopingprogramma was in de loop van de jaren tachtig weinig overgebleven. Over het gehele land hadden zich dopingcentra gevormd, gefinancierd door de Stasi, door actieve SED-districtsbesturen, door notoir ambitieuze sportclubs, door premie-afhankelijke trainers en soms ook door succesvolle atleten die doping uit het westen meebrachten om het in valuta om te wisselen. Onderzoeken in Russische archieven brachten aan het licht welke Russische preparaten het DDR-sportprogramma in de jaren tachtig inzette. Het zelfde gold voor onderzoeken in Roemeense en Bulgaarse archieven. In de herfst van 1989 werd het bevel gegeven belastend materiaal te vernietigen. Tussen november 1989 en april 1990 verdween veel materiaal in de papierversnipperaar, maar niet alles. Met het openen van de archieven viel het sportwonder DDR als een kaartenhuis in elkaar. Deze archieven brachten veel duistere zaken aan het licht: het systeem had veel slachtoffers geproduceerd. Schattingen in de DDR wezen uit dat als gevolg van het Staatsplanthema 14.25 bij zo’n 20 procent van de sporters onherstelbare schade was opgetreden. Slachtoffers berichtten later dat, naast het toedienen van doping, ze ook te maken hebben gehad met lichamelijk geweld, sadisme, seksueel misbruik en alle denkbare vormen van psychische kwellingen.22
Gevolgen doping
Van de circa 15.000 sporters die in aanraking kwamen met doping, waren/zijn velen lichamelijk afgetakeld. Ze kamp(t)en met leverfalen, nierproblemen, versleten botten en gewrichten. Ook depressie en zelfmoordneigingen kwamen/komen veel voor, evenals miskramen en onvruchtbaarheid. Omdat de gevolgen van doping bij sommige sporters pas later aan het licht kwamen, richtte de Bondsrepubliek in 2002 een fonds op, zodat slachtoffers aanspraak op een vergoeding konden maken.
Onderstaand een korte opsomming van de in totaal 1350 (stand 2018) dopingslachtoffers die door vakliteratuur en in de rechtspraak als erkend werden verklaard:
- Worstelaar, geb. 1950, actief 1970-1985, hartkwaal en manisch-depressief.
- Gewichtheffer, geb. 1951, actief 1965 – 1980, hartinfarct, diabetes, 3x dialyse per week, ernstige schade aan organen, dood in 2014.
- Atlete, geb. 1956, actief 1969 – 1980, depressies, artrose in alle gewrichten en rugwervel, chronische pijn.
- Atlete, geb. 1957, actief 1970- 1979, zware depressie, artrose, zelfmoord zoon vanwege zware depressies.
- Biatlon-atleet, geb 1957, actief 1972 – 1980, verstoorde lymfe klieren, kanker.
- Zwemmer, geb. 1957, actief 1963 – 1972, sterke verdikking hartkamerwand, ontsteking milt, leverschade, dood 1973.
- Roeier, geb. 1958, heupoperaties, diabetes, wervelverstijving, hoge bloeddruk.
- Atleet, geb. 1957, actief 1971 – 1985, levercirrose, geen werkende alvleesklier, dood 1993.
- Atlete, geb. 1958, actief 1972 – 1977, borstkanker, depressie, miskraam.
- Atlete, geb. 1960, actief 1972 – 1982, 1 kind met aan elkaar gegroeide tenen, 2 kinderen met syndroom van Down.
- Kanovaarder, geb. 1960, actief 1973 – 1981, verlammingen, artrose, gewrichtsproblemen, tekort testosteron, diabetes, storing in de stofwisseling.
- Atlete, geb. 1960, verwijderen eierstokken, chronische nierontstekingen.
- Ski-langlaufster, geb.1960, actief 1972 – 1982, menstruatiestoringen, boulimie, abortus wegens gehandicapt kind.
- Atlete, geb. 1961, actief 1975 – 1984, depressie, meervoudige uitval organen, dood 2010.
- Kanovaarster, geb. 1961, actief 1975 – 1982, ontsteking hartspier, asthma, maagkanker, dood 2004.
- Kunstrijdster, geb. 1961, actief 1975 – 1989, hartvergroting, depressies, artrose, cystes in borsten en baarmoeder.
- Zwemmer, geb. 1961, toediening doping op 8-jarige leeftijd, ontsteking hartspier, zware copd.
- Zwemster, geb. 1962, actief 1967 – 1978, borstkanker, schade wervelkolom, verlies linker eierstok, beschadiging tussenwervelschijf.
- Kunstrijdster, geb. 1963, actief 1967 – 1978, verlies beide eierstokken, tumor, depressies, boulimie.
- Zwemster, geb. 1963, actief 1972 – 1979, verzwaring stem, hormoonstoringen.
- Atlete, geb. 1964, actief 1978 – 1984, depressies, angsten, posttraumatische stressstoornis.
- Roeister, geb. 1964, actief 1976 – 1982, sterke lichaamsbeharing, baardgroei, depressie, migraine, schade wervelkolom, acute pijnstoornissen.
- Gewichtheffer, geb. 1962, actief 1976 – 1985, tumoren, psychosen.
- Handbalster, geb. 1965, actief 1979 – 1985, depressies, zware artrose, verlammingen in schouder.
- Ski-langlaufer, geb. 1966, beschikt niet meer over eigen hartslag, 3e pace-maker, impotent.
- Atlete, geb. 1966, actief 1978 – 1983, schade wervelkolom, hersentumor.
- Volleybalster, geb. 1966, actief 1979 – 1986, neurologische bewegingsstoornis, talrijke operaties, beroerte.
- Turnster, geb. 1965, actief 1975 – 1982, depressies, boulimie, miskraam, zelfmoordpoging.23
Dan is er nog het verhaal van Heidi Krieger. Op eenentwintigjarige leeftijd, in 1986, won zij goud bij het kogelstoten op het Europees kampioenschap atletiek in Stuttgart. Achter haar rug noemden media haar “Hormonen Heidi”. Deze bijnaam was goed gekozen. Ook zij was slachtoffer van het doping-programma. De blauwe pillen die zij slikte, bleken geen vitaminen, maar het middel Oral-Turinabol, een anabole steroïde. Door het jarenlange gebruik van de anabolen begon haar lichaam mannelijke trekken te vertonen. Ook had ze schade aan haar rug, knieën en heupen. Na jaren van depressies, onzekerheid en zelfmoordgedachten onderging ze in 1997 een geslachtsveranderende operatie. Heidi gaat nu door het leven als Andreas.24 , 25
De Stasi en de sport in de DDR
In het sportbeleid van de SED nam de Stasi een prominente plaats in. Het alledaagse leven van de topsporters werd beheerst door een rigoureuze controle van de Stasi. In 1972 werkte circa 10 procent van de Olympische deelnemers in München voor de Stasi. In 1976 in Montreal was het 14 procent, in Lake Placid in 1980 20 procent en in Sarajevo in 1984 25 procent. Voor deze controles waren in de jaren tachtig zo’n drieduizend vrijwillige agenten actief.26 De arm van de Stasi reikte tot diep in het privé-leven. Hoofdtaak op dit gebied was onder andere het verhullen van doping-praktijken, het verzamelen van uitgebreide informatie over sporters en het verhinderen dat topsporters de DDR wilden ontvluchten. Overal had de Stasi ogen en oren, niet voor niets had ze bij het volk de bijnaam “Horch und Guck”.
Een informant van de Stasi informeerde zijn chefs dat men meer doordrongen moest zijn van het probleem van geheimhouding van het dopingprogramma. Hij waarschuwde dat de politieke explosiviteit van het dopingprogramma werd veronachtzaamd. Ook waarschuwde hij dat doping met niet-geteste middelen te lichtvaardig werd bedreven en dat bij bekend worden van een “schadegeval”, het internationale aanzien van de DDR, negatief zou worden beïnvloed.27
Na de Olympische Spelen in Seoul in 1988 kwamen spectaculaire gevallen van doping aan het licht. Het Internationale Olympisch Comité (IOC) wilde krachtiger tegen doping optreden. Dit werd een probleem voor de DDR. Moest men hierin meegaan? In een rapport van een Stasi-informant, zelf in de topsport actief, werd melding gemaakt van reacties van sommige sporters op mogelijke beperkingen in het toedienen van doping. Het rapport toonde indirect aan dat doping voor trainers en sporters de alledaagse praktijk was. Duidelijk werd dit in de reactie van een van de atleten, die zonder ondersteunende middelen slechtere prestaties vreesde:
“Dan stop ik direct”. 28
Ondanks de grote inzet van Stasi-informanten vluchtten in de jaren 1950 – 1989 totaal 615 sporters uit de DDR, voornamelijk bij atletiek, voetbal en roeien.29
In 2000 vonden in Berlijn doping-processen plaats. De hoogste drie functionarissen in de sportwereld van de DDR werden wegens hulp bij zware mishandeling veroordeeld tot voorwaardelijke gevangenisstraffen van 15 tot 22 maanden.
Slotbeschouwing
Topsport stond hoog in aanzien in de DDR en was deel van het buitenlands beleid. Kosten noch moeite werden gespaard om sporters tot wereldprestaties te brengen. Doping werd hiervoor op grote schaal toegediend. De verantwoordelijken was bekend dat bij sporters onherstelbare schade werd aangericht. Dit werd met het oog op de politieke doelen op de koop toegenomen. Deze doelen waren in het belang van de heersende SED. Met sportieve successen verschafte het regime zich intern legitimatie en verhoogde ze in het buitenland haar aanzien. Honderden sporters werden door dit beleid blijvend ernstig gehandicapt. De misdadige kant van de medaille.
1 – Geipel, Ines; Staatsplan “Sieg”. Die Stasi im Leistungssport. In: Bundeszentrale für Politische Bildung, 06. 01. 2017.
2 – Geschiedenis van doping. In: dopingautoriteit.nl
3 – Schmeisser, Claudia; Doping? Dopingkontrollen! Hochschule Mittweida – University of Applied Sciences (FH), Dresden 2010.
4 – Geschiedenis van doping. In: isgeschiedenis.nl
5 – Schmeisser. Schrijfster van deze studie voert geen bron op voor deze stelling.
6 – Geschiedenis van doping. In: isgeschiedenis.nl
7 – Sport in der DDR: Kampf um die Weltspitze. In: Mitteldeutsche Rundfunk (www.mdr.de) 09 März 2020.
8 – Ilko-Sascha Kowalczuk. Die 101 wichtigsten Fragen, München 2009, 107.
9 – Sport in der DDR: Kampf um die Weltspitze. In: Mitteldeutsche Rundfunk (www.mdr.de) 09 März 2020.
10 – Verfassung der Deutschen Demokratischen Republik von 6. April 1968, artikel 25, lid 3.
11 – “Botschafter im Trainingsanzug” In: stasi-unterlagen-archiv.de
12 – Sport in der DDR. In: de.academics.com
13 – Spitzer, Giselher. Vorbild oder Zerrbild? Der DDR-Hochleistungssport im Licht neuer Forschungen. In: Horch und Guck, Heft 5/2005, blz 21-31.
14 – Idem
15 – Spitzer. Vorbild oder Zerrbild?
16 – Spitzer, Vorbild oder Zerrbild?
17 – Geipel, Ines. Konzept für einen einzurichtenden „Akutfonds des Sports“ zur nachhaltigen Unterstützung der Doping-Opfer in Deutschland. In: Doping-Opfer-Hilfe e.V (www.no-doping.org)
18 – Dreher, Kerstin und Kuss, Melanie, Medaillen-Maschinen dank Anabolica. In: planet-wissen.de, 2003.
19 – Spitzer, Vorbild oder Zerrbild? De DDR-Oberliga was de eredivisie van de DDR.
20 – Idem.
21 – Idem.
22 – In: Das Parlement. Uitgave van Der Deutsche Bundestag 2021.
23 – Geipel, Staatsdoping in der DDR
24 – Gevolgen DDR-doping werken nog steeds door. In: website Duitsland Instituut.
25 – Zie ook de website www.andreas-krieger-story.org.
26 – Geipel, Staatsdoping in der DDR.
27 – Bericht des IM Klimmer zum Geheimnisschutz beim Staatsplanthema 14.25. In: stasi-mediathek.de
28 – Information über Diskussionen zum Umgang und zur Anwendung von unterstützenden Mitteln im Leistungsport, 27. 1. 1989. In: stasi-mediathek.de
29 – Botschafter im Trainingsanzug.