De BBC-serie Ancient Worlds, gepresenteerd door de Britse historicus Richard Miles, gaat over de geschiedenis van diverse oude beschavingen. De leidende these achter de zes documentaires is dat oude beschavingen niet primitief of statisch waren, maar hoogontwikkeld en dynamisch. Daarnaast leert de geschiedenis dat beschavingen opgaan, blinken, neergaan en verzinken. Deze bespreking behandelt uitgebreid de afleveringen 1 en 5 van de dvd-serie.
Centraal in de complete serie staat de vraag of oude beschavingen echt zo verschilden van de moderne maatschappij qua cultuur in de zin van ‘manier van denken’. Of zijn er door de tijd heen overeenkomsten qua menselijk gedrag? En hoe hielden oude beschavingen hun cultuur op de langere termijn al dan niet in stand?
Ancient Worlds maakt in 312 minuten duidelijk hoe in de Prehistorie en Oudheid politiek, religie, economie, sociale dynamiek, literatuur en architectuur met elkaar verweven waren. De serie behandelt beschavingen uit met name het oude Midden-Oosten, Egypte, Griekenland, Rome en het Middellandse Zeegebied. Zo leren we onder meer dat de Hettieten rond 1500 v.Chr. de diplomatie, een belangrijk politiek weefmiddel, uitvonden. Meer dan 70 Hettitische vredesverdragen hebben de maalstroom van de tijd overleeft.
De klemtoon in de serie ligt op de overeenkomsten tussen de mens uit oude beschavingen en de moderne mens. Potscherven en archeologische vondsten leren ons veel over het ontstaan van sociale lagen of klassensystemen in de oude beschavingen. De sociale stratificatie in de Prehistorie en Oudheid werd gevoed door economische specialisatie en economische ontwikkelingen ná de uitvinding van de landbouw.
Religie als thema komt ook uitgebreid aan bod: tempels bijvoorbeeld vormden in oude beschavingen het centrum van ruilhandel, evenals een belangrijke sociale ontmoetingsplaats voor onder meer politiek leiders en handelaren. Deze tempels zouden uiteindelijk vervangen worden door kerken – denk aan het Romeinse Rijk – en later ook moskeeën.
Aflevering 1: “Komt allen tezamen”
Verhit debat
Volgens de Grieken was de basis voor een gezonde beschaving eunomia: goede orde (letterlijk: goede wetgeving’). Dit uitgangspunt lijkt niet te passen bij het huidige chaotische Irak. Dit land was dan wel de bakermat van de menselijke beschaving – 6000 jaar geleden toen Sumerië bloeide -, maar tegenwoordig lijkt Irak eerder op een plek waar de beschaving is geëindigd, aldus een van de archeologen in de documentaire. Grappig vond ik dit, want als geschiedenisleraar heb ik ook mijn leerlingen dit soort opmerkingen horen maken.
In Mesopotamië, gelegen in het huidige Irak en Syrië, ontstond de eerste stad uit de geschiedenis: Uruk, de ‘moeder aller steden’, dat volgens de mythologie gebouwd was door de halfgod Gilgamesj. De stad was met 30.000 inwoners groter dan Athene in de vijfde eeuw of Jeruzalem in de eerste eeuw voor Christus. Opgravingen hebben aangetoond dat er in de stad voortdurend gesloopt en herbouwd werd, een dynamiek die dus niet alleen huidige moderne steden als New York of Dubai kenmerkt. In Uruk was dit (her)bouwen waarschijnlijk bedoeld om mensen aan het werk te houden ten behoeve van de maatschappelijke rust en sociale samenhang.
Imperiums en goden
Het archeologische debat over de vroegste beschaving rond Uruk is behoorlijk verhit, terwijl ook de diverse oorlogen in en rond Irak sinds de jaren 1980 het onderzoek bemoeilijkten. Het zwaartepunt van het archeologisch onderzoek verschoof mede daarom naar het toen relatief rustige Noord-Irak en Syrië. In het noorden van Syrië, waar de prehistorische plaats Tell Brak een belangrijke informatiebron werd over oude beschavingen, vond een team rond de archeoloog Clemens Reichel nog een andere oude stad: Hamoukar. Deze vondst leidde tot grote scepsis bij een aantal collega-archeologen uit de academische wereld. De stad bleek net zo oud als de vondsten in Irak, aldus de ontdekkers, alleen had zij wat minder invloed in de regio.
Oorlog hoorde net als vrede bij de beschaving, aldus een betwistbare stelling van Miles. Een van de meest oorlogszuchtige Mesopotamische vorsten was Sargon van Akkad en diens kleinzoon Naram-Sin. Sargon veroverde rond 2300 v.Chr. een gebied dat zich uitstrekte van Turkije tot Irak, met ‘uitlopers’ naar Israël en Perzië. Niet alleen was het fenomeen ‘imperium’ nieuw, ook was Naram-Sin de eerste vorst in de geschiedenis die zichzelf ‘God’ noemde.
Hersenpan
De geografische kracht van Egypte was de Nijl. Slechts 4 procent van Egypte was vruchtbaar en de regio was dan ook bijna volledig afhankelijk van de overstromingen van Nijl tussen juni en september, naast een ingenieus irrigatiesysteem dat een veel groter gebied bebouwbaar maakte.
Egyptenaren waren nieuwsgierig maar ook conservatief, langzaam in het overnemen van buitenlandse technologieën en behoorlijk xenofobisch: buitenlanders waren in Egyptische ogen altijd minderwaardig of vies. Opvallend is dat in veel Egyptische kunst staat afgebeeld hoe een enorme Egyptenaar een kleine buitenlandse vijand de hersenpan inslaat. Maar er kwamen veranderingen, want de elfde dynastie farao’s – rond 2000 v.Chr. – stond Klein-Aziatische immigranten (Hyksos) toe, vanwege hun specialistische kennis over scheepsbouw. De Hyksos werden echter dominant en begonnen Egypte te overheersen.
1400 kilometer
Ten slotte besteedt deze aflevering aandacht aan de stad Kanesj in Anatolië, Turkije. Er bestond een rechtstreekse handelsroute tussen deze plaats en Assur in Mesopotamië, een route van 1400 kilometer. Het handelstraject strekte zich nog verder uit tot Afghanistan en Egypte. Een soort voorlopers van onze globale wereldeconomie, aldus de presentator.
De belangrijkste handelsproducten op deze route waren tin (uit Perzië/Afghanistan) en textiel (uit Anatolië). Aardig is de vermelding dat de handelaren in Centraal-Anatolië bescherming kregen van de koning, in ruil voor belastingen. Volstrekt uniek was dus ook het middeleeuwse leenstelsel niet. Belangrijke bronnen voor de kennis over de Anatolische handelsroutes zijn maar liefst 22.000 gevonden kleitabletten die zijn geschreven over een periode van 60 tot 80 jaar. De Anatoliërs sloegen de kleitabletten van handelaren niet stuk, maar op in hun eigen archieven. Daardoor beschikken we nu nog over talloze reisverslagen van handelaren uit het Midden-Oosten.
Aflevering 5: “Stad van de mens, stad van God”
In de vijfde aflevering staat de Pax Romana (27-180 na Chr.) van keizer Augustus en zijn opvolgers centraal. Hoe hield een kleine groep Romeinse bestuurders, met aan de top een keizer, een enorm rijk bij elkaar? En welke factoren zorgden ervoor dat het eens zo vredige Romeinse Rijk aan het wankelen werd gebracht en uiteindelijk ten val kwam?
Romeinse Rijk
Het Romeinse Rijk besloeg op zijn hoogtepunt liefst vijf miljoen vierkante kilometer grondgebied, van de Muur van Hadrianus in Brittannië tot de rivier de Eufraat in het Midden-Oosten. Het rijk maakte theorieën over beschaving concreet: in de 10.000 steden die het rijk telde, waren overal een tempel, een markt, een politiek centrum en vaak ook een badhuis en aquaducten te vinden.
Het Romeinse burgerschap was het bindmiddel dat deze uniformiteit mogelijk maakte. Overwonnen volkeren mochten hun eigen identiteit bewaren en kregen als cadeau een tweede paspoort, namelijk het Romeinse staatsburgerschap. Dit gulle vergeven van het predicaat ‘staatsburger’ vormt een belangrijke verklaring van het succes van het Romeinse Rijk. Daarnaast bloeiden handel en economie op door het relatief rustige politieke klimaat.
140.000 ton graan
De Pax Romana van keizer Augustus en de keizers na hem – luid verkondigd via propaganda en middels een herkenbare, stabiele politieke staatsinrichting – hield slechts tijdelijk stand. Zo werd het enorme territorium bestuurd door slechts 10.000 bureaucraten, terwijl het totale rijk – naast Rome – bijna 60 miljoen ingelijfde onderdanen telde. Deze knielden lang niet allemaal voor de Romeinse keizer maar voelden zich onderdrukt, zoals de vele Germanenstammen of de groeiende groep christenen.
De perverse hobby’s van de aandachtstrekker Nero komen aan bod, evenals diens arenaspelen (met christenen in de bijrol) om het volk rustig te houden. Goedkoop vermaak en goedkoop voedsel vormden een belangrijke machtsbasis van de Romeinse keizers. Het voedsel ging in de gedaante van graan in grote hoeveelheden overzee richting Rome. Tijdens de regeerperiode van keizer Augustus bijvoorbeeld, importeerden de Romeinen in totaal 140.000 ton (!) graan uit Egypte. Ook werden massaal wijn, olie, vis, specerijen en zijde ingevoerd.
Vrede door verwoesting
De prijs voor deze welvaart was echter hoog. De Romeinse historicus Tacitus rapporteerde hierover kernachtig het volgende: “De Romeinen maken een woestijn en noemen die vrede.” Hiermee toucheerde Tacitus het kernprobleem van het Romeinse Rijk: het Romeinse staatsburgerschap bracht de inwoners dan wel economische welvaart, maar drukte tegelijk alle oppositie en tegenspraak in. De Romeinen stichtten vrede door eerst alles te verwoesten.
Het jaar 238 na Chr. kan als een keerpunt aangemerkt worden. Aan de randen van het Rijk begonnen barbaren binnen te dringen en in Rome brak een politieke crisis uit: de stad moest voor het eerst in eeuwen een stadsmuur bouwen om indringers tegen te houden. Het leger redde de citadel nog, maar vanwege de soldijkosten stegen de belastingen tot een recordhoogte.
In de 50 jaar die volgden, kwamen en gingen in totaal 49 keizers… Aristocratische keizers werden voortdurend vervangen door militaire leiders (‘krijger-keizers’), terwijl senatoren plaatsmaakten voor sergeant-majoors. Rome militariseerde meer dan haar lief was. Noodgedwongen.
Christendom brengt wereldrijk op knieën
In 293 stelde Diocletianus een nieuwe regeringsvorm in: de tetrarchie, een bestuur door vier keizers tegelijk die elk een eigen probleem aanpakten vanuit een eigen regeringscentrum. Rome was nu niet meer hét centrum van het rijk. Natuurlijk ontstond hierdoor op termijn rivaliteit. Nog niet binnen de eerste generatie bestuurders, maar wel onder hun nageslacht.
Een bijkomende, meer subtielere vijand van het Romeinse Rijk was het christendom. Doordat de Romeinen in 70 na Chr. een joodse opstand in Jeruzalem neersloegen, raakten de joden in diaspora (=verspreiding). De joden en tot christenen bekeerde joden belandden in het hele Middellandse Zeegebied. De christenen hadden feitelijk totaal geen connectie met de vele Romeinse goden, de keizerverering of de weelde van de elite van het rijk.
Een niet te onderschatten gevolg was, zo stelt de documentaire, dat veel Romeinse aristocraten die zich tot het christendom hadden bekeerden afstand namen van de elite, ascetisch werden en zich alleen nog bezighielden met hun eigen heiligheid. Door deze brain drain verloor het Romeinse Rijk een groot deel van haar bestuurlijke en intellectuele elite. Uiteindelijk stond de bekeerde keizer Constantijn in 313 met het ‘Edict van tolerantie’ het christendom toe binnen het rijk. Hij liet in Jeruzalem de Heilige Grafkerk bouwen en in Rome de Sint-Pieter.
Het christendom begroef alle adagia van het vroegere Romeinse Rijk: de paus en bisschoppen en niet de keizer werden leidende figuren, tempels verdwenen voor kerken en weelderige uitspattingen maakten plaats voor ascetisme, de talloze Romeinse goden maakten plaats voor één god. Typerend voor de omslag is dat toen de Visigoten in 410 Rome platliepen, de theoloog Augustinus dit in zijn beroemde boek De Stad van God aangreep als bewijs dat aardse rijken vergaan (zoals het Romeinse Rijk) en geestelijke rijken blijven bestaan (zoals de hemel).
Slot
De dvd-collectie Ancient Worlds biedt verrassende perspectieven op de groei, bloei en ondergang van de belangrijkste oude beschavingen. Als geheel is het een boeiende en leerzame serie, die zeker nieuwe inzichten oplevert over de (pre)historische samenlevingen in het Midden-Oosten.
Soms miste ik wel het wetenschappelijke tegengeluid. Als de archeoloog Reichel spreekt over de spectaculaire vondst van de stad Hamoukar in Noord-Syrië, als zijnde een mogelijk net zo oude stad als Uruk, brengen de documentairemakers de tegenargumenten van andere archeologen onvoldoende in kaart. Alleen de ontdekker Reichel komt aan het woord en niet zijn opposanten. Reichel noemt ook geen overtuigende argumenten om de betrouwbaarheid van zijn vondst te onderstrepen.
Daarnaast valt te betwijfelen of het christendom wel zo’n dominante factor was bij de val van het Romeinse Rijk. Zo was de economische ineenstorting van het Romanum imperium – zoals Peter Raedts, hoogleraar Middeleeuwse Geschiedenis aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, in 2010 betoogde in Geschiedenis Magazine -, dé cruciale factor die het Romeinse Rijk kwetsbaar maakte. Want geld was nodig om het soldij te betalen en alleen met tevreden soldaten kun je een groot rijk verdedigen. Zoals Raedts schrijft:
Toch had het Romeinse leger de indringers onder controle kunnen krijgen, als niet in 430 een van die stammen, de Vandalen, was overgestoken naar Afrika en daar de rijkste provincie in het westen bezet had. In één klap was Rome zijn melkkoe kwijt en daardoor op een cruciaal moment niet meer in staat een groot leger op de been te houden. Nog twee keer heeft het Romeinse leger geprobeerd Afrika terug te veroveren, in 440 en in 468. Als dat gelukt was, zou het rijk in het westen waarschijnlijk overleefd hebben, maar de nederlaag in 468 betekende dat het rijk voorgoed zijn inkomsten kwijt was en dus ook zijn soldaten. (bron)
In 476 kwam er een einde aan het West-Romeinse Rijk.
DVD: Ancient Worlds