Het Westfries Museum in Hoorn is bekend vanwege haar collectie objecten en schilderijen uit de jaren 1500-1800, waarbij het accent op de Gouden Eeuw en VOC-tijd ligt. In het museum is van 17 december 2016 tot 9 april 2017 de tentoonstelling “Vêrlander. Weeskinderen van de VOC” te zien.
Tussen 1602 en 1796 was de VOC oppermachtig in de zeer lucratieve handel met de landen in de Indische Oceaan. In bijna twee eeuwen stuurde Nederlands eerste en in zijn tijd grootste multinational bijna 5.000 schepen uit naar diverse havens in heel Azië. De compagnie verhandelde in die periode zo’n 2,5 miljoen ton aan goederen en bood werk aan bijna een miljoen Europeanen. Overal in Azië ontstonden Nederlandse handelsposten. Niet altijd liep het goed af met de schepen die uitvoeren. Zo’n 650 schepen verdwenen door piraterij, brand of doordat ze aan de grond liepen.
Overlevenden
Wat is er vier eeuwen later over van de contacten tussen de mannen van de VOC en de inheemse bevolking? Hoe verging het de overlevenden van de schepen die voor de kust van West-Australië schipbreuk leden? Legden ze contact met de inheemse bevolking? Hoe keek de oorspronkelijke bevolking naar de families Wouthuyzen en Joostensz, die zich rond 1650 in de Molukken op het minuscule Indonesische eilandje Kisar vestigden om te fungeren als de ogen en oren van de VOC? Wat is er over van de taal bij de Koranna die in Zuid-Afrika leefden toen Jan van Riebeeck daar landde en sommigen van hen tot ‘kaptein’ bevorderde?
Deze vragen inspireerden fotograaf Geert Snoeijer om op pad te gaan, op zoek naar de ‘weeskinderen van de VOC’. Hij werd vergezeld door historica en antropologe Nonja Peters (Curtin University of Perth), historicus Bart de Graaff en taalwetenschapper Aone van Engelenhoven (Universiteit Leiden).
‘Ware mensen’ – Vêrlander
De tentoonstelling “Vêrlander” vindt plaats op vier continenten tegelijk. In Hoorn ligt het accent op 30 portretten van fotograaf Geert Snoeijer, die de ‘ware mensen’ – zoals bruine Afrikanen tussen blank en zwart in ook wel genoemd worden – in beeld brengt. Deze ‘ware mensen’ waren dikwijls nakomelingen van VOC’ers en noemen zichzelf vol trots ‘Basters’ (Bastaards) of ‘Donkere Hollanders’.
Op 17 december vond de officiële opening van de tentoonstelling plaats in het bijzijn van de ambassadeurs van Australië en Indonesië. Beiden kregen het eerste exemplaar van het boek Vêrlander, forgotten children of the VOC. Ook verscheen, van de hand van Bart de Graaff, bij de tentoonstelling het boek Ik, Yzerbek (Uitgeverij Scriptum, 2016), waarin allerlei ‘Ware Mensen’ geportretteerd worden en hun levensverhalen beschreven staan. Het boek beschrijft de verhalen van negentiende-eeuwse kapiteins als Goliat Yzerbek, Frederik Vleermuis, Piet Witvoet en Adam Kok. Daarbij geeft de auteur een indringend beeld van de situatie waarin hun afstammelingen, die in Zuid-Afrika veelal voor tweederangsburgers doorgaan, vandaag de dag verkeren.
Veelprater Hendrik Bott
Een kleine passage uit het boek gaat over ‘ware mens’ Hendrik Bott. Deze Bott is een veelprater, volgens De Graaff, een kleine man met een keurige snor, een bril en prachtig witte tanden. De Graaff vervolgt:
Hendrik is een belangrijk man in Rietfontein. Eigenaar van het Kalihari Info Centre Tented Camp en actief in de plaatselijke kerk. Voorvechter van Baster-belangen op sociaal en politiek gebied. Al is de mede door hem in 1993 opgerichte Bastervolkorganisasie nooit echt van de grond gekomen. En is ook de eis van Dirk Vilanders nazaten om teruggave van 70.000 hectare grond geen succes geworden. Desondanks blijft Bott een strijdbare Baster. Het trotse product van de raciale kruisbestuiwing die in 1652 begon. Toen Jan van Riebeeck voet aan land zette in de Kaap. Met tachtig mannen en twintig vrouwen.” (45)
Bott vervolgt in het interview dat er dus zestig mannen op zoek moesten naar een inlands vrouw. Vervolgens roept Hendrik Bott uit:
En wat het daar uitgekom? Dis Bastertjies wat daar uitgekom het!
Boek: Ik, Yzerbek – Bart de Graaff
Westfries Museum: Vêrlander. Weeskinderen van de VOC