De Nieuwe en de Oude Wereld op de kaart van Waldseemüller
Een beeld van de contouren van dit nieuwe werelddeel, voor zover destijds bekend, geeft een wereldkaart uit 1507. Deze werd getekend door Martin Waldseemüller, de man die het continent de naam ‘Amerika’ gaf. Van deze kaart is slechts één exemplaar overgeleverd, thans in de Library of Congress te Washington. Eerder was deze planisfeer 350 jaar lang in het bezit van de graven van Wolfsegg in Baden-Württemberg. De kaart zat in een verzamelband uit de bibliotheek van Johannes Schöner (1447-1547), een astronoom en globemaker die in Neurenberg doceerde. Zijn bibliotheek ging over in die van de Neurenbergse koopman Georg Fugger. In 1656 kocht keizer Ferdinand III de 22.000 banden van de Fugger-collectie, waarvan de restanten zich nu bevinden in de Österreichische Nationalbibliothek in Wenen. Het convoluut met de kaart van Waldseemüller uit 1507 maakte toen al geen deel meer uit van deze boekenverzameling.
Waldseemüller studeerde theologie in Freiburg en maakte zich als student vermoedelijk de grondbeginselen van de kosmografie eigen, aan de hand van Ptolemaeus en Euclides. In Bazel kwam hij in contact met de drukker Johannes Amerbach, die zijn belangstelling voor cartografie kan hebben aangewakkerd: behalve veel bijbels drukten de vroege grafische ondernemers ook veel kaarten. Rond 1500 circuleerden er ongeveer 60.000 losse, gedrukte kaarten in Europa.
Waldseemüller vervaardigde zijn wereldkaart in St. Dié, in het graafschap Lotharingen. Aan het einde van de vijftiende eeuw had de graaf van dit gebied zich staande weten te houden tegen de annexatiedrang van zijn Bourgondische buren. Hij wilde de macht van zijn huis glans verlenen door van St. Dié een cultuurcentrum te maken, onder meer door het oprichten van het Gymnasium Vosagense. De graaf trok geleerden van naam aan om daar de geografie te onderwijzen, de antieke wetenschap die de humanisten nieuw leven hadden ingeblazen. Afgezien van Waldseemüller behoorden Mathias Ringmann en Jean Basin de Sendacourdit tot dit eminente gezelschap. De eerste was betrokken bij het uitgeven van Portugese en Spaanse verslagen van de ontdekkingsreizen, de tweede was een ervaren vertaler van klassieke en eigentijdse teksten.
Dit driemanschap besloot een verbeterde uitgave van Ptolemaeus’ Cosmographia te maken, bestaande uit drie onderdelen: twee wereldkaarten, bijgewerkt volgens de kennisstand van dat moment, en een inleiding in de kosmografie. De ene wereldkaart bestaat uit twaalf stroken die bedoeld waren voor het maken van een kleine globe; de andere is een grote wandkaart van 120 x 240 centimeter, samengesteld uit twaalf bladen. Op deze kaart is de wereld tweemaal afgebeeld: in het groot over alle twaalf bladen en in het klein over de bovenkant van de twee middelste bladen. In de vier hoeken staan tekstblokken en langs de randen zijn blazende koppen afgebeeld, die de windrichtingen voorstellen. Aan de onderrand staat de titel:
“Universalis cosmographia secundum Ptholomaei traditionem et Americi Vespucii aliorumque lustrationes” (‘Wereldbeschrijving volgens de traditie van Ptolemaeus en de reizen van Amerigo Vespucci en anderen’)
De kleine wereldkaart bovenin bestaat uit twee halfronden, omspannen met een raster van gekromde lengte- en breedtegraden. Zij geven het aardoppervlak weer dat gelegen is tussen 66º N.B. en 40º Z.B. Aan de linkerzijde van de inzet is ten halve lijve Ptolemaeus weergegeven, aan de rechterzijde Amerigo Vespucci. Boven diens linkerschouder is bij het woord ‘Aquilo’ (noordenwind) een wesp afgebeeld. Waarschijnlijk is dit een toespeling op zijn naam, want het Latijnse ‘vespa’ betekent wesp. Ptolemaeus kijkt naar het oostelijk halfrond en zijn blik valt op de vanouds bekende wereld: Europa met Groenland als een schiereiland in de IJszee, ongeveer twee derde van Azië en heel Afrika behalve de meest zuidelijke punt. Vespucci kijkt naar het westelijk halfrond en ziet de recent ontdekte wereld, bestaande uit Amerika, Japan, China en de Indonesische archipel. Noord- en Zuid-Amerika zijn verbonden door de smalle strook van Midden-Amerika. Ten oosten van die landengte ligt een zeer grote golf, in het noorden begrensd door een landtong, mogelijk Florida, en in die zeeboezem liggen de grote eilanden Cuba, Jamaica en Hispaniola, en groepen kleinere. Ten westen van Noord-Amerika, niet ver uit de kust, ligt Japan, verderop het vasteland van China en de Indonesische archipel. Tussen de vanouds bekende en de nieuw ontdekte wereld is op het kleine kaartje voor het eerst in de geschiedenis van de cartografie de Stille Zuidzee weergegeven. Watervlakten omgeven de grote landmassa’s en beslaan een groter deel van het aardoppervlak dan het land.
‘America’
De grote kaart heeft de vorm van een hart, waarop de gekromde lengteen breedtegraden de bolvorm van de aarde suggereren. De nulmeridiaan loopt over de Canarische Eilanden, de evenaar door Midden-Amerika, het Caribisch gebied, de Sahel en de Hoorn van Afrika, over Taprobana (Ceylon) en door Zuid-China. Het weergegeven aardoppervlak ligt, evenals op de kleine kaart, tussen 66º N.B. en 40º Z.B. Het is echter op een andere manier in twee helften verdeeld. De linkerhelft omvat Amerika, Europa, Afrika en het Midden-Oosten, de rechter het hele overige Azië, inclusief Japan en de Indonesische archipel. Om geheel Afrika te kunnen weergeven en te laten zien dat het kan worden omvaren, is de onderrand van het hart op de betreffende plaats voorzien van een uitstulping. Zuid-Amerika is door de gekozen projectie verder uitgerekt dan op de kleine kaart. De zuidpunt is afgesneden door de rand van de hartvormige kaart, zodat onduidelijk is of daar een passage naar de oostelijke oceaan is; tussen Noorden Zuid-Amerika lijkt zo’n passage wel te bestaan, althans volgens de grote kaart. Het woord ‘America’, waaraan Waldseemüllers planisfeer zijn eminente status dankt, staat midden in Zuid-Amerika.
De benaming slaat kennelijk alleen op het zuidelijk deel van het continent. Waldseemüller beschouwde Amerigo Vespucci, met enig recht, als de ontdekker ervan. Midden-Amerika is aangeduid als ‘Parias’, Noord-Amerika heeft geen eigen naam. Een rechte lijn met het bijschrift: ‘het verdere land is onbekend’ bakent Zuid- en Midden-Amerika aan de westkant af. De westelijke afbakening van Noord-Amerika is minder rechtlijnig, maar bevat eveneens de vermelding dat het verdere land onbekend is. Op de kleine kaart met de halfronden bovenin is dwars door Afrika een lijn getekend, met daaronder de tekst: ‘terra Ptolomeo incognita’. Zoals de eerdere wereldkaarten van Martellus, laat ook die van Waldseemüller zien wat recent ontdekt was en wat er nog te ontdekken viel.
De grote kaart bevat enkele verwijzingen naar de fauna en de bewoners van de nieuw ontdekte gebieden. In de zuidpunt van Afrika zijn een olifant en een groep naakte mannen met knotsen afgebeeld, mogelijk een verwijzing naar de Khoikhoi. In Zuid-Amerika is een papegaai te zien. Een tekstblokje onder een schip dat langs de kust vaart noemt de vloot van Pedro Álvares Cabral, de ontdekker van Brazilië, en voegt daaraan toe:
‘Hier gaan de mannen, vrouwen, kinderen en zelfs moeders naakt.’
Deze informatie zal stammen uit de Mundus Novus van Vespucci.
Bronnen
Voor het maken van zijn kaart raadpleegde Waldseemüller verschillende soorten bronnen, in de eerste plaats oudere wereldkaarten in manuscript. Een gedetailleerde vergelijking van de door hem gebruikte plaatsnamen en die op eerdere kaarten toonde aan, dat hij veel ontleende aan de wereldkaart van de Genuese cartograaf Nicoló Caveri uit 1503-1504. Caveri gebruikte een andere projectie dan Waldseemüller, maar leverde hem veel voorbeelden voor de profielen van de landmassa’s. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de weergave van het Caribisch gebied. Daarnaast gebruikte Waldseemüller allerlei teksten, zoals uiteraard de Cosmographia van Ptolemaeus en het boek van Marco Polo, maar vooral de Mundus Novus van Vespucci.
De datering van de kaart en de toeschrijving aan Waldseemüller gaan terug op een brief van Mathias Ringmann, gedateerd 5 april 1507. Deze liet de drukker en boekverkoper Johannes Amerbach in Bazel weten, dat hij en zijn collega’s Waldseemüller en Basin de Sendacour werkten aan een nieuwe uitgave van Ptolemaeus. Dat wil nog niet zeggen dat zij het project in dat jaar ook voltooiden. Vooral de afbeelding van de Stille Zuidzee op de kaart valt moeilijk met die datum te rijmen. De Spaanse ontdekkingsreiziger en conquistador Vasco Nuñez de Balboa doorkruiste pas in 1513 de Midden-Amerikaanse landengte en zag het grote water aan de andere kant. De overlevenden van de eerste wereldomzeiling door Fernão de Magelhães keerden in 1522 terug in Spanje. Was Waldseemüllers voorstelling bedoeld als een geografische hypothese en een uitnodiging tot verdere verkenning, zoals de bijschriften bij de rechte lijnen van de westkust van Amerika doen vermoeden? Of is de kaart, althans dit exemplaar, van later datum? John W. Hessler voert argumenten aan voor de stelling dat de kaart in 1507 is getekend, maar met de Ptolemaeus-editie tussen 1513 en 1516 is gedrukt door Johannes Schott in Straatsburg.
Ptolemaeus
Waldseemüller zag zich zelf meer als een voortzetter van Ptolemaeus dan als iemand die radicaal brak met diens geografie. Zo paste hij in zijn kaart de zogenaamde tweede projectie van Ptolemaeus toe en was zijn gradenraster een navolging van de meester uit de Oudheid. In de weergave van de Oude Wereld mocht dan van alles zijn aangepast, Ptolemaeus had een zeer aanzienlijk deel van het aardoppervlak gekend, zoals de kleine kaart bovenin liet zien. Hij was bekend geweest met de landen die zich uitstrekten over 180 lengtegraden, vanaf de Canarische Eilanden tot aan Cattigara in Zuidoost-Azië. Door ‘de reizen van Vespucci en anderen’ moest Ptolemaeus’ beeld van de wereld worden aangepast, maar het hoefde niet overboord te worden gegooid. Die aanpassing had Waldseemüller inderdaad aangebracht. Bij hem strekte Afrika zich verder zuidwaarts uit dan bij Ptolemaeus en kon het werelddeel worden omzeild. De Indische Oceaan was niet ingesloten door land. In het westen lag een nieuw werelddeel, waarvan de ontdekking nog lang niet was voltooid.