Frits Bolkestein en zijn kritiek op de euro

6 minuten leestijd
Frits Bolkestein in 2010
Frits Bolkestein in 2010 (CC BY-SA 2.0 - Marcel Oosterwijk - wiki)

Frits Bolkestein, VVD-leider van 1990 tot 1998, was in de jaren negentig de eerste aanvoerder van een gevestigde Nederlandse politieke partij die vraagtekens plaatste bij de Europese eenwording. Hij twijfelde niet aan de voordelen van economische samenwerking, maar had bezwaren tegen afdracht van nationale soevereiniteit aan ‘Brussel’. Hij had ook bedenkingen tegen invoering van de euro.

Zijn kritiek viel op, omdat voor Nederlandse politici Europese eenwording lang vanzelfsprekend was. Wat bracht hem tot zijn standpunten?

VVD: lang pro-Europees

Vanaf de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG, later ‘Europese Gemeenschap’ genoemd) was de VVD net zo pro-Europees als andere Nederlandse partijen. Nederland was als handelsland gebaat bij de EG. Als klein land bood economische samenwerking relatief veel voordeel.

Florus Wijsenbeek, VVD-Europarlementariër van 1984 tot 1999, was in de jaren zeventig en tachtig secretaris-generaal van het Europese verband van liberale partijen. In zijn column in het tweewekelijkse VVD-ledenblad Vrijheid en Democratie kon de Europese eenwording hem niet snel genoeg gaan.

Partijgenoot Wim van Eekelen was staatssecretaris van Europese Zaken toen de Europese Akte werd getekend. Dit verdrag bewerkstelligde de opheffing van de Europese binnengrenzen per 1 januari 1993: één gezamenlijke markt met vrij verkeer van personen en goederen.

De VVD ontvangt van oudsher veel stemmen uit het bedrijfsleven en de financiële sector. Beroepsgroepen die Europese samenwerking beschouwen als bevorderlijk voor de economie.

Bolkesteins bezwaren

In 1991 werd het Verdrag van Maastricht getekend. In het kort hield kwam dit neer op invoering van een gemeenschappelijke Europese munt, die uiteindelijk euro ging heten, en omvorming van de Europese Gemeenschap tot Europese Unie (EU).

Jacques Delors (CC BY-SA 3.0 - wiki)
Jacques Delors (CC BY-SA 3.0 – wiki)
Na tekening van dit verdrag bleken de Europese burgers gereserveerder dan hun politici. Denemarken zag na een referendum af van deelname aan de euro. Ondanks steun van zowel president Mitterand als oppositieleider Chirac stemden de Fransen in hun referendum slechts nipt vóór het Verdrag van Maastricht. Onderzoekers hebben geconstateerd dat ‘euroscepsis’ in het publieke debat een bijeffect is van het Verdrag van Maastricht.

Een mogelijke verklaring kan zijn dat de meest uitgesproken voorstanders van het Verdrag van Maastricht, de Franse voorzitter van de Europese Commissie Jacques Delors en de Duitse bondskanselier Helmut Kohl, het liefst ook een federaal Europa zagen. In hun enthousiasme gingen ze wellicht te snel voor de bevolking.

Bolkestein verklaarde in 1992 begrip te hebben voor de uitkomst van het Deense referendum. Probeerde hij stemmen voor de VVD te winnen door in te spelen op de euroscepsis?

Reactie op Duitse eenwording?

Historici die zich bezighielden met de Europese eenwording hebben geopperd dat zijn standpunt deels reactie geweest kon zijn op de Duitse eenwording. De hoofdstad van West-Duitsland was Bonn, een stad in het westen van de meest westelijke deelstaat. De afstand tussen ‘Den Haag en Bonn’ was letterlijk kort. Zolang Duitsland nog verdeeld was, had West-Duitsland baat bij goede betrekkingen met alle andere EG-landen. In een EG van aanvankelijk zes landen was de invloed van de kleine Benelux-landen – Nederland, België, Luxemburg – relatief groot. Dit was nog het geval toen de EG in 1986, toen Spanje en Portugal toetraden, groeide naar twaalf lidstaten.

Na de Duitse hereniging in 1990 werd Berlijn hoofdstad van Duitsland. Niet lang daarna werd besloten dat de Bondsdag, het Duitse parlement, in 1999 naar Berlijn zou verhuizen. De afstand tussen Den Haag en Berlijn is fysiek groter. West-Duitsland lag in het westen van Europa, het herenigde Duitsland daarentegen letterlijk in het midden van het continent. Vrijwel direct na het uiteenvallen van het Warschaupact gingen stemmen op om Oost-Europese landen lid te laten worden van de EU. Lag het niet voor de hand dat in een uitdijende EU de invloed van kleine landen verminderde en dat Duitsland gebaat was bij het zich vooral richten op de andere grote landen?

Voor deze these pleit dat de verhoudingen tussen Nederland en Duitsland inderdaad verslechterden tijdens het derde kabinet-Lubbers (1989-1994). Dit kwam vooral omdat Kohl en de Nederlandse premier Ruud Lubbers elkaar niet lagen. Lubbers joeg in deze periode meerdere buitenlandse leiders tegen zich in het harnas. De Duitse bondskanselier Gerhard Schröder (1998-2005) gaf openlijk de voorkeur aan intensieve contacten met de grote landen boven evenveel contact met alle negen, ook de kleinere, buurlanden. Maar Schröders SPD werd pas de grootste partij in september 1998, terwijl Bolkestein al begin augustus, direct na het aantreden van het tweede kabinet-Kok (1998-2002) zijn partijleiderschap opgaf.

Edinburgh, 1992

In 1992 vonden in Edinburgh de slotonderhandelingen plaats over de EU-meerjarenbegroting 1994-1999. Deze onderhandelingen werden gevoerd door regeringsleiders en ministers van Buitenlandse Zaken. Ministers van Financiën zaten niet aan tafel.

Ministers en ambtenaren van Buitenlandse Zaken zijn doorgaans pro-EU, ongeacht de kosten. Hun collega’s van Financiën zijn zelden tegen de EU, maar letten beroepshalve op de financiële onderbouwing. Door mensen van Financiën niet mee te laten praten, bestond de kans dat politieke wenselijkheid voorrang kreeg boven financiële onderbouwing.

Voor Nederland waren premier Lubbers en buitenlandminister Hans van den Broek de onderhandelaars. Van den Broek trad begin januari 1993 toe tot de Europese Commissie. Lubbers probeerde na zijn premierschap (1982-1994) voorzitter te worden van de Europese Commissie. De meerjarenbegroting pakte nadelig uit voor Nederland. Afgevraagd werd of beiden soepel waren geweest met het oog op hun verdere Europese carrières.

Minister van Financiën Wim Kok (PvdA) was afgereisd naar Edinburgh, maar werd niet tot de vergadering toegelaten. Toen Gerrit Zalm (VVD) hem opvolgde (1994-2002 en 2003-2007), waren de ambtenaren op Financiën het voorval van twee jaar eerder nog niet vergeten. Kok, premier van 1994 tot 2002, steunde hem consequent bij toekomstige Europese begrotingsonderhandelingen. ‘Edinburgh’ kan meegespeeld hebben in de standpuntbepaling van Bolkestein.

Euro

Aannemelijk is dat Bolkestein voorzag dat het opgeven van de nationale munt feitelijk neerkwam op het gedeeltelijk afstaan van nationale soevereiniteit aan de Europese Unie. Niet iedere politicus vindt dat even wenselijk.

Guldenmunt uit het jaar 2000
Guldenmunt uit het jaar 2000
De Nederlandse gulden en de Duitse mark waren sterke munten. De Franse franc en de Italiaanse lire waren dit niet. Invoering van de eenheidsmunt in de jaren negentig werd eerder ingegeven door politieke verlangens dan door economische gelijkwaardigheid. Kohl zag invoering van een gemeenschappelijke munt als noodzakelijk voor Europese eenwording. Franse presidenten hoopten dat een gemeenschappelijke munt voorkwam dat Duitsland meer invloed zou verwerven in Europa dan Frankrijk.

Frankrijk was een te groot land om buiten de euro te houden. Bolkestein en VVD-minister van Financiën Zalm probeerden wel Italië uit de euro te houden. Frankrijk had echter van oudsher banden met Italië. Frankrijk had bovendien de diplomatieke reflex om altijd mét Italië in supranationale verbanden te stappen, zodat ze samen op konden trekken. Zo ook in dit geval. In het Europese Parlement gaat zetelverdeling op basis van inwoneraantal. Frankrijk en Italië hebben samen meer inwoners dan Duitsland.

Italië wilde graag Griekenland erbij, ook al was dit economisch evenmin een sterk land. Zalm heeft zich hier tegen verzet. Maar met Italië al binnen de euro viel er weinig tegen te doen.

Bolkestein stond alleen

In 2012 noemde Bolkestein in een aflevering van Buitenhof de euro als reden om het partijleiderschap van de VVD in 1998 neer te leggen. Hij bleek binnen de VVD alleen te staan in zijn bezwaren tegen invoering van de munt. Het moet gezegd worden dat VVD-prominenten die zijn bezwaren tegen invoering van de euro en/of Europese eenwording die naast economisch ook politiek was deelden, veelal tot zijn medewerkers behoorden. Zij behoorden in zijn tijd als partijleider tot het door journalisten zo genoemde ‘klasje van Bolkestein’ of waren zijn kabinetsmedewerkers toen hij van 1999 tot 2004 Europees Commissaris was.

Was het anders gelopen als Bolkestein zijn partij had meegekregen? Waarschijnlijk niet. De andere partijen in de Tweede Kamer waren overwegend vóór invoering van de euro. Pas in 2005, toen Nederlanders in een referendum tégen invoering van de Europese grondwet stemden, werd euroscepsis door alle partijen erkend (zonder dat iedere partij het daarmee eens was) als een bestaand fenomeen.

Had de VVD-fractie tegen invoering van de euro gestemd, was zij door de Partij van de Arbeid en D66 uit de regering gezet. Daarnaast was de partij waarschijnlijk uit elkaar gevallen – veel partijleden waren vóór.

Zijn besluit om direct na het aantreden van het tweede kabinet-Kok zijn leiderschap neer te leggen is altijd omstreden geweest. Kiezers die vanwege hem VVD stemden – met 38 Kamerzetels het hoogste aantal tot dan – ervaarden het als ‘kiezersbedrog’. Zijn besluit om in 1999 Europees Commissaris te worden verbaasde menigeen, vanwege zijn eerdere kritiek. Al werd dit door sommigen verdedigd: goed dat er ook eens een kritische Eurocommissaris was.

Bronnen â–¼

G. Zalm, ‘De romantische boekhouder’ (Amsterdam, 2009), 323-324 en 329.
×