Heel wat vermaarde Duitse schilders hebben tijdens de renaissance lange tijd een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling en verspreiding van de Europese schilderkunst. Hun werken, vaak van een betoverende schoonheid, ‘leven’ nu nog steeds verder in kerken, kastelen en musea. Een overzicht:
Noordelijke renaissance als kunsthistorische stroming
Onder invloed van het in Italië opkomende ‘Quattrocento’ namen kunstenaars en schilders in de Lage Landen en Noord-Europa meer en meer afstand van de toen nog vrij gangbare laatmiddeleeuwse beeldende kunst en ontwikkelden voornamelijk bij het schilderen een enigszins afwijkende stijl ten opzichte van de Italiaanse vroegrenaissance. Deze zogenaamde Noordelijke renaissance werd gekenmerkt door een uitgesproken technisch raffinement, het gebruik van een weergaloos uitgebreid kleurenpallet en oog voor een gedetailleerde realistische weergave. Het gebruik van veel van deze stijlkenmerken zou nog tot halverwege de zestiende eeuw nazinderen bij heel wat van deze Duitse schilders. Hieronder een kennismaking met enkele van hen:
Albrecht Dürer (1471-1528)
Al tijdens zijn leven verspreidde de roem van deze kunstenaar uit Neurenberg zich tot ver buiten de grenzen van Duitsland. Naast een meesterlijk kunstschilder was hij tevens een geniaal graveur. Hij kende dan ook heel wat succes en bijval omwille van zijn prachtige houtsneden en talrijke kopergravures. Eén van Dürers bekendste gravures, vol van symboliek en bovenzinnelijke verwijzingen, is ongetwijfeld ‘Melencolia’ waarbij op verbluffende wijze een beeld wordt geschetst van het immer doorgaand streven van de mens naar kennis en wetenschap, terwijl diezelfde mens in twijfel en melancholie geconfronteerd wordt met zijn aardse vergankelijkheid.
Daarnaast schilderde Dürer met veel oog voor details zowel karaktervolle portretten alsook gouaches van landschappen en afbeeldingen uit de dieren- en plantenwereld, zoals zijn bekende ‘Junge Feldhase’.
Toch is hij in onze contreien voornamelijk bekend geraakt door zijn zelfportretten waarbij hij zich liet inspireren door de Christuspassie. De portretten hebben krachtige lijnen, ietwat schuine gezichten en vaak grote ogen. Zijn schilderijen kenmerken zich door een sterke, waardige en beheerste expressie. Op het einde van zijn leven evolueerden zijn werken echter onder invloed van het reformistisch ideeëngoed van Maarten Luther (1483-1546) tot meer sobere en ingetogenere voorstellingen.
Zijn schilderijen, etsen en gravures zijn in zowat alle beroemde musea te bewonderen zoals het ‘Louvre’ te Parijs, het ‘Städel Museum’ in Frankfurt Am Rhein, de ‘Alte Pinakothek’ te München en uiteraard ook in zijn geboortestad, waar zijn voormalige woonhuis aan de ‘Neurenbergse Kaisersburg’ nu omgevormd is tot een levendig en aanschouwelijk museum.
Lucas Cranach de Oude (1472-1553)
Lucas Cranach was ongetwijfeld één van de belangrijkste schilders uit de Duitse Renaissance. Net als Dürer was hij eveneens een verdienstelijk graveur en etser. Hij was de vader van Hans Cranach en Lucas Cranach de Jonge die beiden als schilder in zijn voetsporen zouden treden.
Het grootste deel van zijn leven bracht Lucas Cranach door in Wittenberg waar hij, in combinatie met een apotheek en wijn- en kruidenhandel een aanzienlijk schildersatelier had. Het was ook in Wittenberg dat hij Maarten Luther leerde kennen, waarmee hij trouwens goed bevriend raakte. Het is dan ook niet vreemd dat Cranach zich in zijn latere werken liet inspireren door de reformatietheorieën van Luther.
In 1505 trad Lucas Cranach in dienst als hofschilder van de lokale Saksische keurvorst Frederik III, bijgenaamd de Wijze (1463-1525), die hem al na enkele jaren verhief in de adelstand. Als familiewapen koos Cranach voor een gevleugelde slang waarmee hij van toen af aan al zijn werken signeerde. Hij legde zich vooral toe op het schilderen van altaarstukken, portretten en Bijbelillustraties. Naast deze religieuze thema’s schilderde hij ook talloze mythologische en erotisch getinte werken waarbij vooral de frêle vrouwenfiguren met een ietwat klein hoofd, neerhangende schouders, kleine borsten en lange armen en benen typerend zijn. Zijn schilderijen zijn in verscheidene musea in Duitsland te bezichtigen. De grootste Cranach-verzameling, zo’n 56 werken, vind je echter in de ‘Gemäldegalerie Alte Meister’ in Dresden, het Firenze van het Noorden.
Vermeldenswaardig in deze samenhang is dat het Paleis van Schone Kunsten te Brussel binnenkort (van 20 oktober 2010 tot 23 januari 2011) een tot op heden zelden vertoonde tentoonstelling organiseert over deze veelzijdige kunstenaar. Op deze expo zullen een 150-tal schilderijen, prenten en tekeningen vertoont worden die Cranachs verfijnde, authentieke en originele kunst voor het voetlicht moeten brengen.
Matthias Grünewald (1470-1528)
Samen met Dürer en Cranach behoorde Matthias Grünewald tot het kruim van de Duitse renaissance-schilders. Zijn meest bekende werk is het ‘Isenheimer altaar’, een veelluik dat thans bewaard wordt in het ‘Unterlinden museum’ te Colmar in de Elzas. Grünewald werkte meer dan vijf jaar aan dit meesterstuk dat bestemd was voor het Antonietenklooster te Isenheim. Hij maakte hierbij gebruik van een intens kleurenpallet, gaande van pikzwart tot lichtgeel om uitdrukking te geven aan zijn gemoedsstemming.
In zijn gesloten vorm is de compositie opgebouwd uit een centraal middenstuk dat de kruisiging van Christus voorstelt. Het geheel met zijn zijluiken rust op een predella
waarop de graflegging is afgebeeld. De in het middelpunt weergegeven gekruisigde Christusfiguur met de smartelijke gelaatsuitdrukking en de doorboorde handen en voeten weerspiegelt op een ongeëvenaarde wijze de kwelling en het leed van de Messias. Aan de ene zijde, en in een lager perspectief, zien we een in het wit geschilderde bijna zwijmelende Moeder Gods ondersteund door Johannes de Evangelist met net daarnaast en lichtjes op de voorgrond, een knielende Maria Magdalena te herkennen aan haar zalfpotje. Aan de andere zijde is Johannes de Doper afgebeeld met aan zijn voeten het Lam Gods, symbool voor het offer van Christus. De zijpanelen stellen respectievelijk de heilige Sebastiaan voor, herkenbaar aan de vele pijlen in zijn lichaam, en de heilige Antonius Abt, hier afgebeeld met zijn attribuut de Tau-staf.
Eenmaal het veelluik geopend ontdekken we pas echt de genialiteit van Grünewald. Van links naar rechts aanschouwt de bezoeker achtereenvolgens de Annunciatie door de aartsengel Gabriël, de lofuitingen door de engelen voor de Madonna en kind en de Wederopstanding met een in een intens licht badende Christus die zich vanuit zijn lege graftombe statuesk naar de hemel verheft.
De achterkant van het altaarstuk bestaat dan weer uit verscheidene taferelen waarop het leven van de heilige Antonius Abt en de heilige Paulus van Thebe te bewonderen zijn.
Matthias Grünewald overleed in het Duitse Halle in de deelstaat Saksen-Anhalt op 58-jarige leeftijd aan de gevolgen van de pest.
Hans Holbein de Jonge (1497-1543)
Hans Holbein de Jonge maakte deel uit van een heuse schilderdynastie. De jonge Hans leerde de schilderkunst van zijn vader, maar zoals vele van zijn tijdgenoten hield ook hij er verscheidene nevenactiviteiten op na. Zo was Holbein naast schilder ook een bekwaam boekillustrator. Hij verzorgde onder meer de kantlijnillustraties met pen- en inkttekeningen voor een exemplaar van Desiderius Erasmus’ (1466-1536) boekwerk ‘Lof der zotheid’, alsook meerdere Bijbelafbeeldingen voor Maarten Luther. Toch verwierf hij vermaardheid omwille van zijn indringende portretschilderingen. Holbein wist als geen ander op zijn composities de essentie van de te portretteren persoon weer te geven. Hij schilderde uitermate realistisch met zeer veel aandacht voor details daarbij gebruikmakend van de sfumato-techniek, een schildertechniek waarbij kleuren gelijdelijk in elkaar overgaan en de contouren zacht zijn.
De onrust die de reformatie met zich meebracht, zorgde er echter voor dat de opdrachten van de Rooms Katholieke Kerk stagneerden en uiteindelijk zelfs stopten. Hierdoor was hij verplicht uit te wijken naar andere oorden. Dankzij de vriendschappelijke relatie die hij onderhield met Erasmus werd hij in Londen voorgesteld aan Thomas More (1478-1535) die hem op zijn beurt introduceerde aan het Engelse hof, waar hij uiteindelijk hofschilder werd van Hendrik VIII (1491-1547).
Hij portretteerde niet alleen de Engelse koning, maar ook diens toenmalige derde echtgenote Jane Seymour (ca. 1509-1537) en talrijke vooraanstaande hovelingen. Nadat Jane Seymour in het kraambed was overleden schilderde hij gedurende de onderhandelingen voor een nieuw en vierde huwelijk van Hendrik VIII ook het portret van diens aanstaande echtgenote: Anna van Kleef (1515-1557).
Dit was een gebruikelijke praktijk in een tijdperk waar de polaroidfoto of andere vorm van fotografie nog onbestaande was. Hendrik VIII vond het portret maar niets en veel te flatteus maar kon onder het reeds aangekondigde huwelijk niet meer uit. Amper een jaar later was hij dan ook reeds gescheiden van zijn Anna en maakte reeds plannen om in het huwelijksbootje te treden met Catharina Howard (ca. 1520-1542).
Net als Matthias Grünewald overleed Hans Holbein op vrij jonge leeftijd tengevolge van de pest. Veel van zijn werken zijn te bewonderen in het ‘Louvre’ en natuurlijk ook in de ‘National Gallery’ te Londen.
Rudi Schrever
Brusselse stadsgids
Rondleidingen op aanvraag
e-mail: [email protected]