Heel wat vermaarde Duitse schilders hebben tijdens de renaissance lange tijd een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling en verspreiding van de Europese schilderkunst. Hun werken, vaak van een betoverende schoonheid, ‘leven’ nu nog steeds verder in kerken, kastelen en musea. Een overzicht:
Noordelijke renaissance als kunsthistorische stroming
Albrecht Dürer (1471-1528)
Daarnaast schilderde Dürer met veel oog voor details zowel karaktervolle portretten alsook gouaches van landschappen en afbeeldingen uit de dieren- en plantenwereld, zoals zijn bekende ‘Junge Feldhase’.
Toch is hij in onze contreien voornamelijk bekend geraakt door zijn zelfportretten waarbij hij zich liet inspireren door de Christuspassie. De portretten hebben krachtige lijnen, ietwat schuine gezichten en vaak grote ogen. Zijn schilderijen kenmerken zich door een sterke, waardige en beheerste expressie. Op het einde van zijn leven evolueerden zijn werken echter onder invloed van het reformistisch ideeëngoed van Maarten Luther (1483-1546) tot meer sobere en ingetogenere voorstellingen.
Zijn schilderijen, etsen en gravures zijn in zowat alle beroemde musea te bewonderen zoals het ‘Louvre’ te Parijs, het ‘Städel Museum’ in Frankfurt Am Rhein, de ‘Alte Pinakothek’ te München en uiteraard ook in zijn geboortestad, waar zijn voormalige woonhuis aan de ‘Neurenbergse Kaisersburg’ nu omgevormd is tot een levendig en aanschouwelijk museum.
Lucas Cranach de Oude (1472-1553)

Lucas Cranach was ongetwijfeld één van de belangrijkste schilders uit de Duitse Renaissance. Net als Dürer was hij eveneens een verdienstelijk graveur en etser. Hij was de vader van Hans Cranach en Lucas Cranach de Jonge die beiden als schilder in zijn voetsporen zouden treden.
Het grootste deel van zijn leven bracht Lucas Cranach door in Wittenberg waar hij, in combinatie met een apotheek en wijn- en kruidenhandel een aanzienlijk schildersatelier had. Het was ook in Wittenberg dat hij Maarten Luther leerde kennen, waarmee hij trouwens goed bevriend raakte. Het is dan ook niet vreemd dat Cranach zich in zijn latere werken liet inspireren door de reformatietheorieën van Luther.
In 1505 trad Lucas Cranach in dienst als hofschilder van de lokale Saksische keurvorst Frederik III, bijgenaamd de Wijze (1463-1525), die hem al na enkele jaren verhief in de adelstand. Als familiewapen koos Cranach voor een gevleugelde slang waarmee hij van toen af aan al zijn werken signeerde. Hij legde zich vooral toe op het schilderen van altaarstukken, portretten en Bijbelillustraties. Naast deze religieuze thema’s schilderde hij ook talloze mythologische en erotisch getinte werken waarbij vooral de frêle vrouwenfiguren met een ietwat klein hoofd, neerhangende schouders, kleine borsten en lange armen en benen typerend zijn. Zijn schilderijen zijn in verscheidene musea in Duitsland te bezichtigen. De grootste Cranach-verzameling, zo’n 56 werken, vind je echter in de ‘Gemäldegalerie Alte Meister’ in Dresden, het Firenze van het Noorden.
Vermeldenswaardig in deze samenhang is dat het Paleis van Schone Kunsten te Brussel binnenkort (van 20 oktober 2010 tot 23 januari 2011) een tot op heden zelden vertoonde tentoonstelling organiseert over deze veelzijdige kunstenaar. Op deze expo zullen een 150-tal schilderijen, prenten en tekeningen vertoont worden die Cranachs verfijnde, authentieke en originele kunst voor het voetlicht moeten brengen.
Matthias Grünewald (1470-1528)
In zijn gesloten vorm is de compositie opgebouwd uit een centraal middenstuk dat de kruisiging van Christus voorstelt. Het geheel met zijn zijluiken rust op een predella waarop de graflegging is afgebeeld. De in het middelpunt weergegeven gekruisigde Christusfiguur met de smartelijke gelaatsuitdrukking en de doorboorde handen en voeten weerspiegelt op een ongeëvenaarde wijze de kwelling en het leed van de Messias. Aan de ene zijde, en in een lager perspectief, zien we een in het wit geschilderde bijna zwijmelende Moeder Gods ondersteund door Johannes de Evangelist met net daarnaast en lichtjes op de voorgrond, een knielende Maria Magdalena te herkennen aan haar zalfpotje. Aan de andere zijde is Johannes de Doper afgebeeld met aan zijn voeten het Lam Gods, symbool voor het offer van Christus. De zijpanelen stellen respectievelijk de heilige Sebastiaan voor, herkenbaar aan de vele pijlen in zijn lichaam, en de heilige Antonius Abt, hier afgebeeld met zijn attribuut de Tau-staf.
De achterkant van het altaarstuk bestaat dan weer uit verscheidene taferelen waarop het leven van de heilige Antonius Abt en de heilige Paulus van Thebe te bewonderen zijn.
Matthias Grünewald overleed in het Duitse Halle in de deelstaat Saksen-Anhalt op 58-jarige leeftijd aan de gevolgen van de pest.
Hans Holbein de Jonge (1497-1543)
De onrust die de reformatie met zich meebracht, zorgde er echter voor dat de opdrachten van de Rooms Katholieke Kerk stagneerden en uiteindelijk zelfs stopten. Hierdoor was hij verplicht uit te wijken naar andere oorden. Dankzij de vriendschappelijke relatie die hij onderhield met Erasmus werd hij in Londen voorgesteld aan Thomas More (1478-1535) die hem op zijn beurt introduceerde aan het Engelse hof, waar hij uiteindelijk hofschilder werd van Hendrik VIII (1491-1547).
Dit was een gebruikelijke praktijk in een tijdperk waar de polaroidfoto of andere vorm van fotografie nog onbestaande was. Hendrik VIII vond het portret maar niets en veel te flatteus maar kon onder het reeds aangekondigde huwelijk niet meer uit. Amper een jaar later was hij dan ook reeds gescheiden van zijn Anna en maakte reeds plannen om in het huwelijksbootje te treden met Catharina Howard (ca. 1520-1542).
Net als Matthias Grünewald overleed Hans Holbein op vrij jonge leeftijd tengevolge van de pest. Veel van zijn werken zijn te bewonderen in het ‘Louvre’ en natuurlijk ook in de ‘National Gallery’ te Londen.