Tijdens de Beeldenstorm in 1566 werden in verschillende steden in Europa, waaronder in de Lage Landen, religieuze beelden en liturgische gebruiksvoorwerpen in katholieke kerken verwoest. De Beeldenstorm leidde indirect tot het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog en het ontstaan van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
De Beeldenstorm in de Nederlanden begon volgens de geschiedenisboeken op 10 augustus 1566. In Steenvoorde, een dorp in Zuid-Vlaanderen dat tegenwoordig overigens bij Frankrijk hoort, preekte op die dag een protestantse vluchteling met de toepasselijke naam Sebastiaan Matte. Hij was net teruggekeerd uit Engeland en tijdens zijn hagenpreek sloeg de vlam in de pan. Zo’n twintig van de toehoorders drongen na afloop van de preek een nabijgelegen klooster binnen en sloegen daar de religieuze beelden aan stukken.
In de weken hierna werden honderden kerken en andere katholieke heiligdommen bezocht door protestanten. Beelden werden verwoest, maar ook door plunderingen verdwenen veel waardevolle objecten. Met name in de Zuidelijke Nederlanden werden veel vernielingen aangericht.
Politieke onrust
De Beeldenstorm ontstond niet vanuit het niets. Het jaar 1566 was sowieso al onrustig geweest. De lage adel uit de Nederlanden had zich verbonden en was in opstand gekomen tegen het gezag van de katholieke Spanjaarden die met hun inquisitie ernst maakten met de vervolging van protestanten, ketters in hun ogen. Op 5 april 1566 boden zo’n tweehonderd edelen in Brussel een smeekschrift aan landvoogdes Margaretha van Parma aan. De landvoogdes, die vreesde voor gewapend verzet, besloot de edelen uiteindelijk enigszins tegemoet te komen. De vervolging van ketters hield hierdoor tijdelijk op. Toen de Spanjaarden merkten dat de hagenpreken – religieuze diensten in de openlucht waarin onder meer de katholieke kerk openlijk werd bekritiseerd – steeds meer (gewapende) toehoorders trokken, werd echter wel besloten troepen te formeren. Eventueel gewapend verzet wilde de landvoogdes voor zijn.
Geuzen
Toen de edelen hun smeekschrift aanboden aan de landvoogdes, zou raadsman Karel van Berlaymont het volgende tegen de landvoogdes hebben gezegd.
“N’ayez pas peur, Madame, ce ne sont que des gueux” (vertaling: Wees niet bang, mevrouw, het zijn slechts bedelaars).
Helemaal uit het niets kwam die opmerking niet, want de edelen gingen bij binnenkomst volledig in tegen het protocol. In plaats van dat de hoogste in rang voorop liep, kwam als eerste de meest eenvoudige edelman van het gezelschap binnen. Deze kennelijk wat armoeiig ogende edelman liep bovendien mank. De sarcastische opmerking over de edelen werd opgevangen door een aantal van hen. Deze waren in hun nopjes met de toezegging dat de kettervervolging zou worden verzacht en vielen niet zo over de belediging. Edelman Hendrik van Brederode kwam tijdens een feestmaal zelfs nog met een kwinkslag terug op de opmerking van Margaretha van Parma’s raadsman:
“Als wij dan geuzen zijn, laten we dan ook maar bedelzakken dragen en uit bedelzakken drinken.”
Na een slok wijn te hebben genomen, voegde hij daar nog aan toe:
“Ik heb gedronken op de gezondheid van de geuzen. Leve de geuzen!”
In de weken hierna verspreidde het begrip ‘geuzen’ zich razendsnel over de Nederlanden. Er verschenen onder meer geuzenspreuken en armbanden met daaraan kleine bedelnapjes. De Nederlandse edelen gingen vanaf deze tijd door het leven als geuzen. En Hendrik van Brederode ging de geschiedenisboeken in als le Grand Gueux (de Grote Geus).
Macht edelen
Het conflict dat met de Beeldenstorm definitief tot uitbarsting kwam, smeulde echter al langer. Veel edelen moesten maar weinig hebben van de Spaanse koning Filips II. Toen die in 1555 zijn vader Karel V opvolgde, besloot hij een hele lading aan gezagdragers te laten importeren zodat hij er zeker van was dat er bij zijn afwezigheid nog wel geregeerd werd zoals hij wilde. Tot die tijd hadden de lokale edelen nog redelijk wat zeggenschap, maar onder de zeer gelovige Filips II werd dat steeds minder en werd het gezag verder gecentraliseerd.
Na vier jaar in Brussel te hebben geresideerd vertrok Filips II naar Spanje, om nooit meer terug te keren naar de Nederlanden. Zijn halfzus Margaretha van Parma installeerde hij als landvoogdes. Zij werd bijgestaan door Antoine Perrenot, die later bekend werd als kardinaal de Granvelle. Aanvankelijk had Willem van Oranje als hoge edelman nog wel een aardige ingang bij de landvoogdes en Perrenot, maar toen hij in 1561 trouwde met de lutherse Anna van Saksen viel hij in ongenade bij Filips II en Perrenot. Door tussenkomst van de graven van Egmont en Horne besloot Filips II wat later om Perrenot terug te halen naar Spanje, maar duidelijk bleef dat de invloed van de edelen tanende was. Wanneer men in Spanje aanklopte bij Filips II om te klagen over de strenge kettervervolgingen, bleek bovendien dat de koning feitelijk weinig zin had om zich met de kwestie te bemoeien. Zijn aandacht werd vooral opgeslokt door een slepend conflict met de Turken.
Economie
In de jaren vijftig en zestig van de zestiende eeuw maakten de Lage Landen daarnaast economisch een moeilijke tijd door. Doordat de Spaanse staatsschuld enorm was opgelopen, werd in 1557 een moratorium afgekondigd voor de rentebetaling op staatsschulden. Legio kleine spaarders, maar ook enkele belangrijke bankiers kwamen hierdoor ernstig in de problemen. Daarnaast zorgde de teloorgang van de bloeiende lakennijverheid er in Antwerpen voor dat veel mensen hun werk verloren en financieel in de problemen kwamen.
Tot overmaat van ramp kregen de Lage Landen door de zware winter van 1564-1565 te maken met een grote misoogst. Brood werd een enorm kostbaar goed en er werd op grote schaal honger geleden.
Religieus
Dat het de mannen en vrouwen die een ravage aanrichtten in de katholieke godshuizen allemaal om het geloof te doen was, is dus niet waarschijnlijk. De onvrede had vele voedingsbodems. Wel is het een feit dat de beeldenstormers vaak werden aangevoerd door predikanten. Protestantse kerkenraden betaalden in sommige gevallen zelfs voor de ‘diensten’ van de vernielers.
Strafexpeditie
De uitbarsting van de volkswoede tijdens de Beeldenstorm kan gezien worden als een schakel in het verzet van de lage adel tegen het bewind van de Spaanse koning Filips II. Die was woedend over de aangerichte vernielingen in de katholieke heiligdommen en stuurde daarom een van zijn krachtigste onderdanen naar het noorden: de hertog van Alva. Deze kreeg een leger van 10.000 man mee om de opstand te onderdrukken.
Alva verving de gematigde Margaretha van Parma als landvoogd en begon onmiddellijk na zijn aankomst in Brussel op 22 augustus 1567 met de vervolging en onderdrukking van de protestantse ketters. Hij stelde een Bijzonder Gerechtshof in, de zogenaamde Raad van Beroerten. Dit gerechtshof werd door het volk al snel Bloedraad genoemd. Niet voor niets: naar schatting werden er 6.000 tot 8.000 protestanten door de Raad van Beroerten veroordeeld. Het zou nooit meer goed komen. De Beeldenstorm leidde daarmee indirect tot het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog en het ontstaan van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
De Beeldenstorm
De vlam slaat in de pan
Tachtigjarige Oorlog
Boek: De Beeldenstorm
Bronnen ▼
– Geschiedenis van de Nederlanden, Hans Blom e.a.
– De Beeldenstorm – Van oproer tot opstand in de Nederlanden, Jan J.B. Kuipers