De Eerste Wereldoorlog en een nieuw Europa

4 minuten leestijd
Dikke Bertha, Duitse houwitser die tijdens de Eerste Wereldoorlog werd gebruikt - cc.
Dikke Bertha, Duitse houwitser die tijdens de Eerste Wereldoorlog werd gebruikt - cc.

Na het oorlogsgeweld van 1914-1918 was er in Europa behoefte aan een nieuwe ordening van de maatschappij en vernieuwing van politiek en cultuur. Schrijvers, politici, kunstenaars en wetenschappers sloegen een nieuwe koers in, wat leidde tot een grondige heroriëntatie in Europa vanaf 1918. De bundel Na de catastrofe. De Eerste Wereldoorlog en de zoektocht naar een nieuw Europa (Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2014), belicht aan de hand van 21 portretten de enorme impact van de ‘Grote Oorlog’ op de Europese geschiedenis.

Na de catastrofe staat onder reactie van de historici Frits Boterman, Arnold Labrie en Willem Melching. Het boek bevat naast de bijdragen van de redacteuren, interessante artikelen van Eerste Wereldoorlog-kenners als Paul Moeyes, Samuël Kruizinga en Marjet Brolsma. Er is gekozen voor een biografische insteek: 21 portretten van vooraanstaande Europeanen laten zien hoe de Eerste Wereldoorlog hun denken en doen heeft beïnvloed en zo de geschiedenis van Europa vanaf 1918 richting heeft gegeven (of stuurloosheid veroorzaakte).

Fysieke en psychologische kloof

De redacteuren beklemtonen vooral de discontinuïteit die het oorlogsgeweld veroorzaakte, waarmee ze historici als Barbara Tuchmann en Modris Eksteins volgen:

“Er lijkt veel voor te zeggen om in het geval van de Eerste Wereldoorlog vooral het aspect van discontinuïteit te benadrukken. Die visie is op zich niet nieuw, Barbara Tuchmann schreef reeds in haar boek The Proud Tower dat deze oorlog ‘een fysieke zowel als een psychologische kloof [heeft] geslagen tussen twee tijdperken.’ En datzelfde discontinuïteitsperspectief ligt bijvoorbeeld ten grondslag aan Modris Eksteins’ meer recente Rites of Spring, waar de periode 1914-1918 wordt betiteld als ‘de spil waar de moderne wereld om draaide’.” (10)

Verraad aan de geest

De biografieën van de 21 hoofdrolspelers in dit boek laten goed zien hoe de Eerste Wereldoorlog op politiek, cultureel, economisch artistiek en maatschappelijk vlak breuken sloeg in Europa. Demografisch en economisch gezien was het verlies groot, drie grote multinationale rijken vielen uit elkaar (het Ottomaanse, Russische en Oostenrijk-Hongaarse Rijk), xenofobie en antisemitisme werden gemeengoed in het nationale debat en, last-but-not-least, kwamen nieuwe dictatoriale politieke systemen tot leven: het communisme, fascisme en nationaalsocialisme.

De cultureel-intellectuele erfenis van de oorlog valt moeilijk te onderschatten. Met name de politisering van culturele en intellectuele ideeën was typerend voor de decennia die volgden op 1918:

“Voor veel intellectuelen was, vanuit hun gefrustreerd elitair besef en hun bittere oorlogservaringen, het fascisme een aantrekkelijke ideologie in zijn antidemocratische en antisocialistische stellingname. Vrijheid en gelijkheid waren in diskrediet gebracht (Pierre Drieu La Rochelle). Veel intellectuelen pleegden verraad aan de geest, in de woorden van Julien Benda (La trahison de clercs) . Wat de extreem-rechtse krachten en ideologieën onderscheidden van de reguliere politieke partijen was, afgezien van een sterke antidemocratische, antisocialistische en antiliberale houding, vooral de verheerlijking van geweld en martiaal gedrag, discipline, hiërarchie, orde en het propageren van compromisloos activisme zonder moreel besef (decisionisme). Cultuurkritiek werd omgezet in een ideologische stellingname tegen de oude orde (Oswald Spengler).” (14)

Tatlin-toren: ongebreidelde artistieke verbeeldingskracht

Tatlin-toren, 1919
Tatlin-toren, 1919
Het boek geeft geen compleet, maar wel een representatief beeld van de belangrijkste cultuurvormende personen uit het interbellum. Zo krijgen denkers en doeners als Benito Mussolini, Adolf Hitler en Leon Trotski de aandacht, evenals kopstukken uit de cultureel-intellectuele elite van die tijd: Thomas Mann, Albert Einstein, Frederik van Eeden en Käthe Kollwitz.

Ter illustratie van de inhoud neem ik een interessant artikel als voorbeeld: het stuk van Joes Segal, universitair docent Geschiedenis aan de Universiteit Utrecht, die schrijft over de Russische kunstenaar Vladimir Tatlin (1885-1953). Deze Tatlin werkte in 1919-1920 aan ‘een van de meest prestigieuze objecten die nooit zijn uitgevoerd’, namelijk aan het Monument voor de Derde Internationale, dat – indien gerealiseerd – bekend zou zijn geworden als de Tatlintoren. Hoewel Tatlin een eigenzinnig kunstenaar was, laat zijn loopbaan goed zien welke impact oorlog en revolutie op de Russische kunst en cultuur hadden. Tatlins revolutionaire toren, zo schrijft Segal bevlogen, ‘blijft fascineren als manifest van ongebreidelde artistieke verbeeldingskracht in barre tijden’. (283)

Tatlin stamde af van Nederlandse voorouders, de scheepsbouwer Van Tatling, die door tsaar Peter de Grote was meegenomen naar Rusland na zijn verblijf in Zaandam en Amsterdam. In 1914 bezocht Vladimir, als verdienstelijk zanger en bandoeraspeler, Parijs en raakte daar gefascineerd door een tentoonstelling van Pablo Picasso en door de Eiffeltoren. Na terugkomst in Rusland legde hij zich toe op schilderen, met name in het nieuwe genre van het reliëf. Toen in oktober 1917 de Russische Revolutie uitbrak, kwam hij aan het hoofd te staan van de Moskouse afdeling van het departement van Beeldende Kunsten (IZO) van de NarKomPros, het centrale orgaan dat het Russische cultuurbeleid uitzette.

Van 1918-1920 legde Tatlin zich toe op een revolutionair project, namelijk een monument voor de Derde Internationale die een tegenhanger zou moeten vormen van de Eiffeltoren. Het veelvormige gebouw zou voorzien worden van radiomasten, draaiende componenten die met verschillende omloopsnelheden om hun as zouden draaien, dubbel glas om een constante binnentemperatuur te garanderen, elektrische liften en garages voor auto’s e motoren. Een grote batterij gekleurde schijnwerpers moest allerlei revolutionaire leuzen op het wolkendek projecteren. Zelf zei Tatin over deze toren:

“Je moet niet staan of zitten in dit bouwwerk, je moet mechanisch worden getransporteerd, goedschiks of kwaadschiks, terwijl voor je de boodschappen van een boodschappen-agitator opflitsen en verderop het laatste nieuws, een decreet, een besluit, de aankondiging van de allerlaatste uitvinding.” (291)

Na de catastrofe - Boterman, Melching & Labrie
Na de catastrofe – Boterman, Melching & Labrie
Uiteindelijk zou de toren nooit gerealiseerd worden, waarvoor een aantal verklaringen bestaat. Zo was er te weinig staal om het project te realiseren. Voorts was het project te kostbaar om uit te voeren, zeker in de periode van hongersnood en burgeroorlog van 1917 tot 1921. Ten slotte hadden Lenin en Trotski weinig belangstelling voor de uitvoering van Tatlins model, omdat ze in hun algemeenheid weinig sympathie hadden voor avant-garde. Lenin was inmiddels aan de macht en hekelde moderne kunstvormen als kubisme, expressionisme en futurisme omdat ‘het volk’ deze artistieke expressievormen niet zou begrijpen.

In 1929 kwam Tatlin nog met een ander interessant project, dat ook nooit ten uitvoer is gebracht: de letatlin, een bijzondere ‘luchtfiets’. Het betrof een soort zweefvliegtuig dat als project echter letterlijk en figuurlijk nooit van de grond gekomen is.

~ Enne Koops

Bekijk dit boek bij:

Bestel dit boek bij de Historiek Geschiedeniswinkel

0
Reageren?x
×