De kabinetsformatie duurt weer ontzettend lang. Al aanzienlijk meer dan honderd dagen wordt er onderhandeld, maar de afloop is nog absoluut niet in zicht. Het zou vermoedelijk maar weinig verbazing wekken als er opnieuw een record uitrolt.
De vorige keer waren er 299 dagen nodig voor een nieuw kabinet kon worden beëdigd. De keer ervoor kostte het 225 dagen. Het lijkt wel of het steeds meer tijd vergt om een regering tot stand te brengen. Komt dat doordat de politieke tegenstellingen steeds groter worden? Misschien, maar in het verleden kon het ook al heel lang duren voor er een kabinet op het bordes van de koning stond. Neem de formatie van 1956.
Van enorme politieke conflicten was toen geen sprake. De verkiezingsuitslag wees op een voortzetting van de kabinetten onder leiding van de populaire PvdA’er Willem Drees. Die waren al toe aan hun vierde versie. (Volgens sommige historici, die Drees I Drees-Van Schaik noemen, de derde). De hoofdrollen in deze kabinetten werden vervuld door de KVP (later opgegaan in het CDA) en de PvdA, de zogeheten rooms-rode samenwerking.
Uitgekeken
Dat de vorming van Drees IV zoveel tijd kostte kwam vooral doordat deze twee partijen nogal op elkaar uitgekeken waren geraakt. Aanvankelijk hadden ze hun tegenstellingen zoveel mogelijk genegeerd om de heiligverklaarde wederopbouw mogelijk te maken. Maar bij wat hun zesde coalitie zou moeten worden (KVP en PvdA hadden eerder al samen geregeerd na de Tweede Wereldoorlog, eerst in een noodkabinet, later onder leiding van de katholiek Louis Beel) kwamen de strijdpunten steeds helderder aan het licht.
Bovendien was er sprake van verstoorde verhoudingen. Het zogeheten Bisschoppelijk Mandement uit 1954, waarin roomsen onder meer het verbod kregen lid te worden van de socialistische omroep VARA, zorgde voor veel ongenoegen aan PvdA-zijde.
KVP en PvdA hadden samen een royale (zeker in huidige ogen) meerderheid van 99 zetels. Daarbij kwamen dan nog de protestant-christelijke ARP en de CHU, de twee andere partijen die later met de KVP zouden opgaan in het CDA. Zij beschikten in totaal over 28 Kamerzetels. Aanvankelijk praatte ook de VVD (13 zetels, flink gestegen bij de verkiezingen) nog mee, zodat alleen de SGP en de CPN (samen 19 zetels) de oppositie zouden vormen. Maar de liberalen haakten af, waardoor alleen de linkse PvdA en de christelijke centrumpartijen overbleven. Die konden trouwens ook in de Eerste Kamer op een royale meerderheid bogen.
Nauwelijks makkelijker
Het vertrek van de weinig compromisgezinde VVD maakte het nauwelijks makkelijker om Drees IV te vormen. Zoals gezegd traden de verschillen tussen de PvdA enerzijds en de christelijke partijen anderzijds steeds meer op de voorgrond. Controverses bestonden onder meer over huurverhoging (KVP voor, PvdA tegen) en defensie (de KVP was voorstander van een verhoging van het budget, de PvdA niet). Ook het automatisch ontslag voor vrouwelijk personeel dat in het huwelijk trad (de PvdA was daar fel tegen) zorgde voor onenigheid.
Er is zelfs overwogen een kabinet zonder verkiezingswinnaar PvdA tot stand te brengen. Uiteindelijk lukte het toch de partijen op één lijn te krijgen. Daarvoor was wel een hele serie informateurs en formateurs nodig. In totaal kostte dat 122 dagen, volgens toenmalige begrippen onvoorstelbaar veel. Met het perspectief van nu was de formatie overigens helemaal niet zo tijdrovend. Ze is op de ranglijst van naoorlogse kabinetten inmiddels gezakt tot een tamelijk bescheiden zevende plaats. Want niet alleen bij de afgelopen twee kabinetten duurde het veel langer voor ze hun eed konden afleggen, ook bij Van Agt I, Den Uyl, Rutte I en Balkenende II nam de formatie meer tijd in beslag.
Klompé
Uiteindelijk verscheen er in hetzelfde jaar een kabinet dat – voor het eerst – niet uitsluitend uit mannelijke ministers bestond (hoewel het grotendeels dezelfde gezichten bevatte als Drees III). Er was één vrouwelijke politieke gezagsdrager, Marga Klompé (KVP). Een vrouwelijke staatssecretaris was er al sinds 1953: Anna de Waal (ook KVP). Ook zij trad opnieuw aan in Drees IV, al zou ze in 1957 weer opstappen.
Het vierde kabinet-Drees hield het niet veel langer vol. Het viel in december 1958, nadat een KVP-amendement tegen een belastingverhoging was aanvaard dat al door PvdA-minister van Financiën Henk Hofstra als ‘onaanvaardbaar’ was bestempeld. Eerder was de regering al geconfronteerd met internationale verwikkelingen als de Suezcrisis en de Hongaarse opstand, alsmede tal van binnenlandse affaires.
Drees IV werd opgevolgd (na een tussenkabinetje onder leiding van KVP’er Beel) door het centrumrechtse kabinet-De Quay.