Journaliste Géraldine Schwarz herinnert zich nog zeer goed kerstfeest in het grootouderlijk huis in Mannheim. Er heerste telkens een gemoedelijke Duitse sfeer van lekker tafelen, cadeaus uitdelen en samen kerstliederen zingen. De familiefeesten vonden elk jaar plaats in de ‘mooie kamer’, een ruimte waarin haar vooral de zware en chique meubelen opvielen. Pas veel later, toen Schwarz zich in het verleden van haar grootouders begon te verdiepen, bekroop haar een duistere gedachte. De veel te grote tafel, stoelen en kasten konden niet anders dan afkomstig zijn van een Joodse familie.
Meelopers of daders?
Bij weinigen zit de geschiedenis zo dicht op de huid als bij Géraldine Schwarz. Grootvader Karl was weliswaar geen overtuigde nationaalsocialist, maar bezat wel een lidkaart van de NSDAP. In 1938 profiteerde hij van de arisering van Joodse handelszaken. Grootvader Lucien langs moederszijde was een gendarme in de ‘vrije zone’ van Frankrijk, beter bekend als het Vichyregime. De indirecte betrokkenheid van beide families bij de vervolging van Joden en verzetslieden is voor de Frans-Duitse schrijfster een kapstok om uitgebreid te reflecteren over de verantwoordelijkheid van de Mitläufer, de ‘meelopers’ of de passieve uitvoerders van de nazi-ideologie. Haar boek De Geheugenlozen werd een confronterende denkoefening over hoe mensen bij de verwerking van het oorlogsverleden plots aan een collectieve amnesie blijken te lijden.
Géraldine Schwarz inspireerde zich op de documenten die ze terugvond in de kelder van het grootouderlijk huis in Mannheim. Dit familiearchief leerde haar dat Karl Schwarz na de oorlog jarenlang correspondeerde met Julius Löbmann, een Joodse handelaar van wie hij vóór de oorlog tegen een spotprijs een oliehandel had overgenomen. Löbmann overleefde de oorlog en kwam uiteindelijk in de Verenigde Staten terecht. Zoals vele lotgenoten probeerde hij langs juridische weg een schadevergoeding te krijgen voor zijn verloren gegane handelszaak. In zijn brieven aan Löbmann verwees Karl Schwarz naar zijn eigen belabberde financiële situatie om aan de restitutie te ontkomen.
Het boek oordeelt streng over de Mannheimse oliehandelaar. Het onvermogen van Karl Schwarz om in te zien dat hij ook verantwoordelijk was voor het onheil dat de familie Löbmann overkwam, is volgens zijn kleindochter symptomatisch voor het gedrag van vele Duitsers na de oorlog. De vooroorlogse generatie leek na 1945 een deel van haar geheugen verloren te zijn. Door het…
‘…gebrek aan schuldgevoelens en de welbewuste en collectieve verblinding kon het Duitse volk iedere vorm van verantwoordelijkheid voor nazimisdaden resoluut van de hand wijzen’,
…aldus Géraldine Schwarz. Zij schrijft dit toe aan de breed verspreide adoratie van Adolf Hitler vanaf de jaren 1930. Vele Duitsers konden zich niet indenken dat de Führer voor de Jodenvervolging kon zijn. Toen Hitler met zijn zelfmoord het naziregime definitief in elkaar liet storten, voelde de vooroorlogse generatie zich als het ware vrijgepleit van elke schuld. Uitspraken van Géraldines grootmoeder zoals ‘De Joden hadden ze niet mogen vermoorden’ of ‘Als de Führer dit had geweten, was het niet gebeurd’ zijn in elk geval illustratief voor de verering voor Hitler én voor de complexe houding van Duitsers tegenover de Joden.
Neen zeggen
Géraldine Schwarz gelooft niet in de stelling dat de Duitsers uit angst niet durfden te reageren tegen de antisemitische maatregelen van het regime. Tot op zekere hoogte klopt dit. Duitsland was dan wel een partijdictatuur, maar mensen waren inderdaad niet verplicht om aan te sluiten bij de NSDAP (het aantal leden telde op haar hoogtepunt 15 procent van alle Duitsers). Dat Karl Schwarz zich toch bij de partij aansloot was dan misschien wel ingegeven door opportunistische overwegingen, maar dit pleit hem volgens zijn kleindochter op geen enkele manier vrij van medeverantwoordelijkheid. Daarbij hadden Duitsers volgens haar nog steeds de vrijheid om tot op zekere hoogte hun afkeuring te laten blijken. Zij leidt dit af uit foto’s en getuigenissen bij een van eerste deportatie-acties van Joden in Duitsland, meer bepaald in Mannheim op 22 oktober 1940. Duitsers keken onbewogen toe, sommigen applaudisseerden, anderen keken de andere kant uit. Deze reacties waren cruciaal want bepaalde uitlatingen van Reinhard Heydrich (hoofd van het Reichssicherheitshauptamt) wijzen uit dat het naziregime de acties in Mannheim en omgeving als een testcase zag. De naziterreur werd gradueel opgebouwd en toetste voortdurend de reacties van mensen om een bepaalde maatregel te veralgemenen. Mensen met moed konden zich inderdaad tot op een zekere hoogte distantiëren van het Duits-Arische verwachtingspatroon. Maar de kunst was dan wel om onder de radar te blijven.
De passages over de familie Schwarz en over de herinneringscultuur in Duitsland en Frankrijk vormen het meest gedocumenteerde en intrigerende deel van het boek. Ondanks het verschillende oorlogsverleden tonen beide landen een duidelijke geheugenloosheid.
Zelfs Konrad Adenauer, die vóór de oorlog als burgemeester van Keulen openlijk het nationaalsocialisme had afgewezen, minimaliseerde na 1945 de verantwoordelijkheid van de Mitläufer. Zo keurde de populaire kanselier ook de door de geallieerden opgelegde denazificatie en re-educatie openlijk af. Meer nog, in zijn regeerperiode konden ettelijke nazi-functionarissen het ambt van minister of rechter bekleden. Anderzijds was het dezelfde Adenauer die meende dat de Joodse oorlogsslachtoffers recht hadden op een morele en materiële wiedergutmachung. Het zou evenwel nog tot de jaren 1960 duren vooraleer de Duitse bevolking de werkelijkheid van de Holocaust echt onder ogen wilden zien. Het tweede Auschwitz-proces (1963-1965) speelde in de vorming van een Duits collectief besef een centrale rol.
De Franse slag
De oorlogsbeleving in Frankrijk valt natuurlijk in geen enkel opzicht te vergelijken met Duitsland. Maar ook hier valt de geheugenloosheid op. Na de oorlog ontstond de patriottische mythe dat nagenoeg de hele Franse bevolking via ‘la Résistance’ had bijgedragen aan de geallieerde overwinning. De werkelijkheid was natuurlijk helemaal anders. Vooreerst was het verzet in Frankrijk niet zo breed verspreid als men in bepaalde kringen wilde doen geloven. Daarnaast was er de controversiële rol van het Vichy-regime dat jarenlang werd vergoelijkt als een verdienstelijke poging van een argeloze maarschalk Pétain die onder een dekmantel van de collaboratie Frankrijk voor erger had behoed. Dat het Vichy-regime inzake Jodenvervolging op een bepaald ogenblik nog activistischer was dan de Duitsers werd pas jaren later helemaal duidelijk. Deze vergoelijking verklaart waarom vele Vichy-functionarissen na de oorlog hun werk gewoon konden verderzetten. Het duurde tot eind vorige eeuw vooraleer Franse historici de ware proporties van het collaboratieregime blootlegden.
De omgang met geschiedenis is in Frankrijk totaal anders in vergelijking met Duitsland. Daar waar oorlogsherinnering in Frankrijk vooral een zaak is van de staat, historici en slachtofferverenigingen, is dit in Duitsland eerder een collectief proces dat gedragen wordt door meerdere actoren in de samenleving. De verwerking van het oorlogsverleden verloopt in Duitsland ook meer genuanceerd. Zo realiseert men er zich zeer goed hoe vaag de grens kan zijn tussen Täter en Mitläufer.
Géraldine Schwarz schrijft het toe aan een fundamenteel verschillende cultuur. Terwijl men in Duitsland op een meer pluralistische en pragmatische manier omgaat met andere domeinen zoals economie, onderwijs of cultuur, heerst in Frankrijk nog steeds een etatistische en centralistische benadering. Het is duidelijk dat de schrijfster niet hoog oploopt met haar ‘moederland’…
Herinneren in de DDR
Het boek doet een verdienstelijke poging om verder te kijken dan de oorlogsperiode. Zo trekt Géraldine Schwarz de vraag over verantwoordelijkheid door tot de recentere geschiedenis, onder meer tot de val van de Berlijnse Muur. Na 1989 bleek hoe moeilijk DDR-burgers het hadden om het communistische verleden een plaats te geven. Oost-Duitse leiders werden nauwelijks gestraft, sommigen werden na de Duitse hereniging zelfs in het bestuursapparaat van de nieuwe Bondsrepubliek geïntegreerd. En wat met de massa informanten van de Stasi die miljoenen mensen bespioneerden en overleverden aan een paranoïde staatsapparaat? Waren zij Mitlaüfer of Täter? Ook in deze kringen hoort men vaak de vraag wat zij in feite fout hebben gedaan. Schwarz schrijft dit onvermogen toe aan een onvolwassen verwerking van het oorlogsverleden.
In het oosten van Duitsland stond na 1945 niet het slachtoffer, maar de verzetsman, de communist en de soldaat van het Rode Leger centraal bij een herdenking. Hoe het nationaalsocialisme precies in elkaar zat kwam er nooit aan bod, evenmin als de nuance tussen daders en meelopers.
‘De verwerking van het nationaalsocialisme, die zo centraal stond in de identiteitsvorming van de West-Duitsers, had in de DDR niet plaatsgevonden, waardoor het herenigde Duitsland met een explosieve erfenis opgezadeld zat’.
Het verklaart vandaag mede de xenofobe reacties en het succes van extreemrechts in het oosten van het land.
Voor de Nederlandse editie van het boek schreef Schwarz een afsluitend hoofdstuk over hoe moeilijk Nederland het vandaag nog steeds heeft om zijn rol in de Jodenvervolging precies in te schatten. Vaak verschuilen Nederlanders zich achter de perceptie dat de bevolking tijdens de oorlog gewoon de aanmaningen van de koningin en de autoriteiten opvolgde om de Duitse bevelen niet te dwarsbomen. Voor Schwarz verklaart dit waarom er in Nederland vandaag geen holocaustmuseum bestaat of waarom de Nederlandse staat nooit excuses aanbood voor haar verantwoordelijkheid in de deportaties. Deze laatste vaststelling is sinds het verschijnen van het boek in elk geval achterhaald. Naar aanleiding van 75 jaar bevrijding van Auschwitz-Birkenau in januari 2020 bood premier Rutte in naam van de regering openlijk zijn excuses aan voor ‘de instanties die tekortschoten als hoeders van recht en veiligheid’.
En vandaag?
Géraldine Schwarz schreef met De Geheugenlozen een boek dat in deze tijden bijzonder actueel is. Het voorbeeld van haar grootvader doet ons nadenken over hoe ver schuld en verantwoordelijkheid kunnen gaan. Schwarz is op dit vlak zeer duidelijk: haar boek is één lang pleidooi om het verleden onder ogen te willen zien en hiervan ook de gevolgen te willen dragen. De Geheugenlozen is dus niet zozeer een historisch relaas of een familiegeschiedenis, maar vooral een waarschuwing voor een ontkenning of vertroebeling van de geschiedenis. Het boek zoekt uitdrukkelijk de aansluiting bij hedendaagse populistische tendensen. Of het relaas mensen zal overtuigen die vandaag kwaadwillig dit verleden enkel door een eigen ideologische bril willen zien, blijft echter de vraag. We hoeven maar in Vlaanderen te blijven om te horen dat een bezoek aan het concentratiekamp van Breendonk onze kinderen in feite aanzet tot ‘zelfhaat’… Geweld op een volk door een ander volk wordt dan goedgepraat en gebanaliseerd. Goed wordt dan kwaad en kwaad wordt goed. In dat geval zegevieren inderdaad de geheugenlozen.
Boek: De geheugenlozen – Géraldine Schwarz