Op 11 oktober 1850 overlijdt in Oostende na een aanslepende ziekte op achtendertigjarige leeftijd koningin Louise Marie d’Orléans, de dochter van de Franse koning Louis-Philippe en gemalin van de eerste Belgische vorst Leopold I. In uitvoering van haar laatste wilsbeschikking wordt haar stoffelijk overschot bijgezet in de Sint-Barbarakapel van de Onze-Lieve-Vrouwkerk te Laken, een beslissing die het leven van een rustig plattelandsdorp voor altijd zou wijzigen. Een overzicht:
Een landelijk dorp krijgt Koninklijke allures
Tot hoever juist de geschiedenis van de parochie Laken en de lokale Maria verering teruggaat blijft voor de meeste historici nog steeds niet met volle honderd procent zekerheid te duiden. Sommige bronnen maken melding dat hier omstreeks het jaar 850 van onze jaartelling een kleine kapel stond. Anderen houden het steevast bij een dertiende-eeuwse bedevaartskerk die zou zijn opgericht ter ere van een Maria-beeldje waaraan miraculeuze eigenschappen werden toegeschreven.
Aan zowel het wonderbeeldje van Maria als de vroeg gotische kerk is een volkslegende verbonden. Volgens de overlevering stortten de muren van de in opbouw zijnde kerk tot drie maal toe in. De metsellieden dachten aan vandalen en trokken bij nacht en ontij de wacht op om de snoodaards in hun nekvel te vatten. Tot hun verbazing zagen ze hoe, eenmaal de zon onder, de Heilige Maria, vergezeld van de heilige Barbara (1) en Catharina (2) uit de hemel neerdaalden en met een gouden draad voor het te bouwen godshuis een volledig nieuw zuidelijk georiënteerd grondplan in de richting van Brussel afbakenden. Dit werd als een openbaarmaking beschouwd en als teken van eeuwige bescherming voor de stad Brussel. Hierdoor werd het koor, in tegenstelling tot vrijwel alle andere kerken, naar het zuiden gericht.
Een andere legende verhaalt dat Brussel halverwege de zeventiende eeuw werd geteisterd door een lange aanhoudende droogte. Water was schaars, het vee stierf en de bevolking was ten einde raad. Vertwijfeld liet Aartshertog Leopold (1614-1662), de toenmalige landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden, het miraculeuze Maria-beeldje uit Laken overbrengen naar de Sint-Michiels en Sint-Goedele kerk (zie ook artikel: Sint-Michiel in het Brusselse straatbeeld) alwaar voor het beeld een speciale mis werd opgedragen. De rest van het verhaal laat zich raden: nadat de eredienst was gevierd en het beeldje terug naar Laken was gebracht, begon het tot opluchting van de Brusselaars overvloedig te regenen en werden aan het beeldje nog meer wonderlijke krachten toegeschreven.
Maar daarvoor had ook bijvoorbeeld Aartshertogin Isabella (1566-1633) reeds een bijzondere devotie voor dit beeldje van de Moeder Gods. Dit alles maakte dat Laken in de daaropvolgende decennia en eeuwen uitgroeide tot een geliefkoosde residentieplaats van allerlei monarchen. Zo lieten de Oostenrijkse gouverneurs Aartshertogin Maria Christina en Prins Albert van Saxen-Teschen er een pand ombouwen tot hun zomerverblijf dat ze de naam ‘Schoonenberg’ meegaven (zie ook artikel: De Brusselse musea van het Verre Oosten). Het is hier dat later de Franse keizer Napoleon Bonaparte kort zou vertoeven net zoals de Hollandse koning Willem I. Na de onafhankelijkheid van België, neemt Leopold I er eveneens zijn intrek en krijgt Laken daardoor zijn definitieve Koninklijke allures.
Van dorpskerk tot Koninklijke crypte
Na de dood van koningin Louise Marie is het de Belgische architect Joseph Poelaert (1817-1879) die door middel van een architecturale wedstrijd de opdracht krijgt toegewezen om de plannen uit te tekenen om op de vroegere plaats van de dertiende-eeuwse parochiekerk een Koninklijke kerk met dito crypte te bouwen. Kort nadien, in 1854, legt Leopold I de eerste steen van de nieuwe neogotische kerk die het oude bedehuis moet vervangen.
Ofschoon de nieuwe neogotische kerk reeds in 1872 wordt ingewijd, is deze op dat moment verre van voltooid. Poelaert had immers ondertussen de opdracht voor de bouw van het nieuw Brussels justitiepaleis in de wacht gesleept (zie ook artikel: Het Brusselse justitiepaleis, architecturaal huzarenstukje of puur wangedrocht) en had voor de verdere detailafwerking van de kerk nog maar weinig interesse. Zo waren op sommige plaatsen de pinakels bovenop de steunberen niet uitgekapt en was ook de torenspits niet volledig af, waardoor het godshuis lange tijd een plomp en verre van sierlijk uitzicht had.
In de daarop volgende jaren onderging de kerk mede door de Duitse architect Friedrich von Schmidt (1825-1891) (3) en zijn Belgische evenknie Alphonse Groothaert (1860-1922) (4) verscheidene verdere bouwfasen en werden uiteindelijk de westbouw en de 99 meter hoge torenspits in de twintigste eeuw voltooid. Het uiteindelijke resultaat is een mengeling van allerlei vroeg- en laatgotische elementen: zo zorgen de ranke bundelpijlers die het kruisribgewelf schragen voor een verticaliserend effect geaccentueerd door een imponerend triforium, terwijl de sobere bladversieringen aan de kapitelen dan weer typisch zijn voor een eerdere periode.
De Koninklijke crypte zelf situeert zich onder een grote kegelvormige koepel achter het priesterkoor dat de bezoeker via een trap kan betreden. Onderaan deze trappartij siert een stijlvol polychroom mozaïek met de wapenschilden van de toenmalige negen Belgische provinciën (5) de vloerbedekking. Eenmaal in de eigenlijke crypte aangekomen zijn het vooral de schitterende kruisgewelven en de grote zuilen met pilasters met fijn uitgehouwen Korinthische kapitelen die van deze ruimte een indrukwekkend geheel maken. Centraal vormt het wit marmeren grafmonument van Leopold I en zijn (tweede) echtgenote Louise Marie de blikvanger. Daaromheen staan de praalgraven van de daaropvolgende Belgische vorstenparen en familieleden. Via monumentale bronzen deuren, een werk van de kunstenaar Henri-Joseph Holemans bereikt men de zijnissen, versierd met gracieuze tympanen ingelegd met mozaïeken.
Religieuze twist met Belgisch compromis
In 1865 komt Leopold I te sterven en vrijwel onmiddellijk ontstaat een heuse politieke en religieuze rel over hoe de eerste vorst der Belgen moet begraven worden. Kern van het probleem: Leopold I was van protestantse huize en bovendien een eminente vrijmetselaar. De toenmalige kerkleiders hadden het er dan ook zeer moeilijk mee dat de overleden vorst doorheen een katholieke kerk moest gebracht worden om bijgezet te worden in de crypte. Na veel gepalaver kwam een typisch Belgisch compromis uit de bus: aan de achterzijde van het godshuis werd in de muur een gat geslagen en een toegang uitgegraven tot aan de crypte, hetgeen voor alle partijen een aanvaardbare tussenoplossing bleek te zijn.
Het mysterieus geheim van de crypte?
Met de regelmaat van de klok duiken ook nu nog allerlei verhalen, theorieën en hypothesen op die de kunstroof van het paneel van de ‘Rechtvaardige Rechters’ van de gebroeders Van Eyck moeten oplossen (zie ook artikel: Rechtvaardige Rechters van het Lam Gods onder handen genomen). Zo verscheen enige tijd geleden een publicatie die het verdwenen paneel situeerde in de Koninklijke crypte. Volgens de auteur zou de vermoedelijke dader, Arsène Goedertier, het paneel verborgen hebben in het grafmonument van wijlen Koning Albert I die in 1934 overleed, hetzelfde jaar dat het paneel ontvreemd werd. Waarheid of niet, het verhaal zal wellicht nooit op zijn echtheid kunnen getoetst worden, want het Paleis weigert toestemming te verlenen voor een onderzoek van de graftombe in de Koninklijke crypte.
Praktische informatie
Bijkomende informatie over de Belgische monarchie en de openingsuren van de crypte zijn te vinden op: www.monarchie.be
Rudi Schrever
Brusselse stadsgids
Rondleidingen op aanvraag
e-mail: [email protected]
(1) Beschermheilige tegen een plotse dood, brand en bliksem, schutspatroon van militairen en gezien haar bijzondere gaven ook van dakdekkers, steenhouwers, beiaardiers, brandweerlui en architecten.
(2) Patrones van molenaars en ambachtslui, maar ook één van de veertien ‘noodhelpsters’ van wie de gelovigen de hulp kunnen inroepen bij tegenspoed.
(3) Bekende Duitse architect die in zijn jeugdjaren onder meer meewerkte aan de Dom van Keulen en later de plannen ontwierp voor verscheidene godshuizen en het stadhuis van Wenen.
(4) Belgische architect, voornamelijk werkzaam te Brussel waar hij heel wat Art Nouveau herenhuizen ontwierp. Volledigheidshalve dient hierbij in deze samenhang eveneens vermeld te worden dat in de opeenvolgende bouwfasen van de nieuwe Lakense kerk ook twee andere architecten meewerkten, met name Antoine Trappeniers en Louis De Curte.
(5) In 1995 werd de toenmalige provincie Brabant opgesplitst in de provincie Vlaams-Brabant en Waals-Brabant waardoor België vanaf toen tien provinciën telt. Tegelijkertijd ontstond eveneens het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.