Ik schreef gisteren over het ontstaan van het Hashemitische koninkrijk in Jordanië: Abdullah greep er de macht in de jaren na de Eerste Wereldoorlog en verwierf na de Tweede Wereldoorlog de koningstitel, de westelijke Jordaanoever en Jeruzalem.
Abdullah maakte serieus werk van de integratie van de westelijke Jordaanoever in zijn koninkrijk en was elke vrijdag in Jeruzalem voor het middaggebed. De voorspelbaarheid van zijn aanwezigheid werd zijn dood: hij werd in 1950 opgewacht en vermoord.
Het illustreert de groeiende stabiliteit van de door hem gecreëerde staat dat hij zonder problemen werd opgevolgd door zijn zoon Talal en dat deze, toen hij geestesziek bleek te zijn, al even probleemloos werd vervangen door de jonge koning Hussein.
Hij erfde een koninkrijk met anderhalf miljoen inwoners. 500.000 daarvan woonden vanouds in Transjordanië, waar ook zo’n 100.000 vluchtelingen uit Palestina leefden. De andere 900.000 leefden op de Westelijke Jordaanoever, en daarvan woonde ruim de helft op de plaats waar ze altijd hadden gewoond, terwijl de rest daar in de oorlog van 1948 door Israël naartoe was verdreven. Dat het koninkrijk Jordanië, met een ongekend vluchtelingenprobleem, betrekkelijk stabiel was, mag een wonder heten.
De situatie was nog ingewikkelder toen in Egypte Nasser aan de macht kwam, die de panarabische claim van de Hashemitische dynastie kaapte en waanzinnig populair was. Dit werd verergerd doordat het Jordaanse leger een Britse commandant had, John Glubb, die liever geen Arabische officieren in zijn leger zag. Nassers beschuldigingen dat Jordanië de Arabische zaak slechts halfhartig was toegedaan, konden hierdoor geloofwaardig klinken. Hussein ontsloeg Glubb, zegde het Brits-Jordaanse verdrag op en vond voor de hierdoor gedorven subsidies een vervangende sponsor in Saoedi-Arabië. De inkt van deze overeenkomst was nog niet droog toen in Irak, waar een andere tak van het Hashemitische huis aan de macht was, revolutie uitbrak (1958).
Oorlog 1967
Iedereen verwachtte een soortgelijke gebeurtenis in Jordanië, maar de rijke families en het leger waren op de hand van Hussein, de inlichtingendienst functioneerde en er was betrekkelijk weinig corruptie, waardoor efficiënt kon worden omgegaan met de staatsfinanciën, de middelen van het bedrijfsleven en het geld dat gastarbeiders vanuit de Golfstaten naar huis stuurden. De democratische organen verloren echter aan betekenis en tot overmaat van ramp was Jordanië speelbal in een complex diplomatiek spel. Toen Syrië en Egypte bijvoorbeeld in 1967 ten strijde wilden trekken tegen Israël, kon Jordanië, dat geen enkel belang had bij deze oorlog, zich er niet aan onttrekken. Dat wil overigens niet zeggen dat Jordanië een willoos slachtoffer was: de onmiddellijke aanleiding van de oorlog, dat Egypte Israëls vrije vaart door de Rode Zee afsneed, was een idee uit Amman.
Ik weet niet zeker of ik Salibi’s analyse kan volgen dat de Jordaanse beslissing om in 1967 deel te nemen aan de oorlog tegen Israël, rationeel was.
Was it better for Jordan to join Egypt and Syria in a defensive war against Israel, and share defeat with them? Or was it more prudent for Jordan to keep out such a war, no doubt to pay a much heavier price if it did so?
Ik waag te betwijfelen dat het verlies van de westelijke Jordaanoever, de aankomst van tienduizenden Palestijnse vluchtelingen en de destabilisatie van het koninkrijk door de PLO werkelijk minder erg waren dan het alternatief: neutraliteit en een tijdelijke status als paria onder de Arabische landen, die zonder twijfel zou zijn gecompenseerd door steun vanuit de Verenigde Staten en een vredesverdrag met Israël, dat dan Jordaniës bezit van Jeruzalem en de westelijke Jordaanoever zou erkennen.
Hoe dit ook zij: Jordanië behoorde tot de verliezers van de Zesdaagse Oorlog, kreeg enorme vluchtelingenstromen te verwerken en dreigde te worden overgenomen door de PLO. Salibi’s hoofdstuk “Two Sovereignties in Conflict” is het boeiendste deel van de tweede helft van The Modern History of Jordan. Het beschrijft in groot detail de aanloop naar de Zwarte September en de uiteindelijke crisis. Het had nauwelijks anders kunnen lopen omdat de PLO een complex samenwerkingsverband was, waarin Yasser Arafat, die tot elke prijs de eenheid wilde bewaren, meer dan eens moest handelen tegen zijn betere oordeel in.
In feite is het boek met het Jordaans-Palestijnse conflict ten einde. Na 1970 lagen de Jordaanse grenzen vast en was het vluchtelingenvraagstuk geschapen. De verdreven Palestijnen kregen het Jordaanse burgerrecht, maar de kiesdistricten zijn zó gevormd dat de aloude Transjordaniërs een grotere stem hebben in het parlement (voor zover dat überhaupt een stem heeft in het koninkrijk). Salibi had daaraan mogen toevoegen dat ook de sjiieten in Jordanië bij de vorming van de kiesdistricten zijn achtergesteld.
Tegelijk was Jordanië na de Zwarte September een duidelijkere eenheid. Als er al kritiek was op de monarchie, werd deze niet al te hardop geuit. Zeker nadat Hussein zijn aanspraak op de westelijke Jordaanoever had laten vallen en de PLO had erkend als enige vertegenwoordiger van het Palestijnse volk, was er een basis om in Jordanië het parlementaire leven weer te hervatten. Althans volgens Salibi, die misschien iets eerlijker was geweest als hij had gezegd dat de invloed van de volksvertegenwoordiging niet zó groot is dat we van een volwaardige democratie mogen spreken.
Publieke opinie
Toch is het ook weer niet zo dat er helemaal geen volksinvloed is. Zoals bekend nam Jordanië, toen de oude president Bush met een brede coalitie van Arabische landen besloot Irak aan te vallen om zo Koeweit te bevrijden, daaraan geen deel. Salibi meent dat dit is omdat de Amerikaanse campagne door vrijwel alle Arabieren werd ervaren als een hervatting van de Kruistochten. Dictatoriaal bestuurde landen als Syrië en Saoedi-Arabië konden de publieke opinie negeren, maar Jordanië niet. Dit gold volgens Salibi des te meer omdat het zijn panarabische appèl niet wilde kwijtraken.
Misschien is dat waar. Ik weet het niet. Wat ik wel denk te weten, is dat Salibi zich te veel heeft vereenzelvigd met zijn onderwerp, en dan met name met de Hashemitische monarchie. Het voorwoord noemt als een van Salibi’s informatiebronnen prins Hassan, de broer van Hussein, die enkele dagen voor diens dood als kroonprins werd vervangen door Husseins zoon Abdullah II. Onaardig gezegd is de auteur van The Modern History of Jordan in feite de spreekbuis van de Jordaanse monarchie.
Vriendelijker gezegd: het kan geen kwaad kennis te nemen van Jordaniës eigen visie op het recente verleden. Al is het maar omdat Jordanië, althans volgens Salibi, nog steeds panarabische ambities heeft en zich momenteel mengt in het conflict in Syrië. Het is niet uit te sluiten dat het Hashemitische koninkrijk in de van ISIS bevrijde gebieden een invloedssfeer zal willen creëren.