Een bron van hoop
Op nieuwjaarsdag 1804 kwam in Gonaïves, aan de westkust van Saint-Domingue, een groep generaals bijeen om een nieuwe natie te stichten. Aangevoerd door Jean-Jacques Dessalines zongen zij hun onafhankelijkheidsverklaring. Hij en een paar anderen in de groep waren vroeger slaaf geweest. Sommigen waren in Afrika geboren, waren daar tot slaaf gemaakt1 en hadden de Middenpassage overleefd; anderen, onder wie ook Dessalines, waren in de Franse kolonie in slavernij geboren. Nu plaatsten ze hun handtekening naast die van voormalige slavenhouders, van wie er één kennelijk de bijnaam ‘goede witte’ droeg, le bon blanc. Velen onder deze generaals waren van gemengde, Europees-Afrikaanse afkomst, en waren al sinds lang voor het begin van de Revolutie vrij man.
Sommigen hadden enkele jaren eerder tegen Dessalines gevochten in een bloedige burgeroorlog. Maar nu stonden ze achter hem, en achter zijn verklaring dat de band met Frankrijk voorgoed verbroken was en dat ze tot de dood toe zouden vechten voor het behoud van hun vrijheid en onafhankelijkheid. Haïti werd gesticht op de puinhopen van wat vijftien jaar eerder de meest winstgevende kolonie ter wereld was. Uitgangspunt van het nieuwe begin was de vanzelfsprekende waarheid dat niemand slaaf mag zijn.
Het was een sensationeel protest tegen de wereld van toen. Slavernij was een hoofdonderdeel van het bloeiende handelskapitalistische systeem dat voor Europa winstgevend, voor Afrika verwoestend, en voor heel Amerika een aanjager van snelle groei was. De machtigste Europese imperia hadden een breed en diepgeworteld belang bij het voortbestaan van de slavernij, en hetzelfde gold voor een groot deel van het land ten noorden van Haïti, dat zich al eerder onafhankelijk verklaarde: de Verenigde Staten van Amerika.
Hoe winstgevend dit wrede systeem kon zijn, daarvan leverde Saint-Domingue al tientallen jaren het sterkste bewijs. Maar in 1791 waren de slaven massaal in opstand gekomen. Het werd de grootste opstand in de wereldgeschiedenis, en de enige die lukte. Deze Antilliaanse revolutionairen verwierven binnen enkele jaren vrijheid voor alle slaven in het Franse imperium.
Toussaint Louverture, de man die in het kielzog van de emancipatie2 de leiding nam in Saint-Domingue, had de Fransen gewaarschuwd dat iedere poging tot herinvoering van slavernij in de kolonie was gedoemd te mislukken. Hij zou het zelf niet meer beleven, maar hij kreeg gelijk. Want toen het erop leek dat Napoleon de emancipatie wilde terugdraaien, vochten de mensen in Saint-Domingue met succes om dat te voorkomen. Langs een weg van jarenlange strijd, bruut geweld en oorlog van grootmachten werden slaven burgers in het rijk dat hen tot slaaf gemaakt had. Zo werden zij stichters van een nieuwe natie. (…)
Genegeerd
De Haïtiaanse Revolutie werd voor bestrijders van de slavernij – speciaal voor slaven elders in Amerika – een voorbeeld van wat men kon bereiken, en een bron van hoop. Voor verdedigers van slavernij werd Haïti een toonbeeld van de rampzalige gevolgen van vrijheid. Het economisch en politiek geïsoleerde Haïti werd in de negentiende eeuw een voorwerp van minachting en van openlijk racistische polemiek.
De meeste historici in Europa en Noord-Amerika negeerden de Haïtiaanse Revolutie. In Haïti zelf waren er twee historici – Beaubrun Ardouin en Thomas Madiou – die een uitvoerig verhaal schreven op basis van archiefwerk en interviews met nog levende getuigen en deelnemers. Zij brachten een rijke nationalistische geschiedschrijving op gang, die in het buitenland weinig bekendheid kreeg.
Kort voor de Tweede Wereldoorlog schreef de Caribische intellectueel en activist C.L.R. James zijn boek The Black Jacobins. Dit blijft het klassieke relaas van de revolutie. In het licht van de onafhankelijkheidsstrijd die hij destijds in Afrika op gang zag komen, zag James zijn verhaal als een voorbeeld van de kansen en de gevaren van zo’n gevecht. De titel laat zien dat hij zich bewust was van de krachtige kruisbestuiving tussen de revolutie in Frankrijk en die op de Antillen.3 Fraai beschreef hij ook de dilemma’s waar Louverture voor stond als verdediger van de vrijheid tegen slavernij-imperia. James wees nadrukkelijk op de grote betekenis van zijn verhaal voor de wereld waarin hij leefde.
Ruim veertig jaar later zag de Martinikaanse dichter en activist Aimé Césaire eveneens dat ‘het grote vraagstuk dat de twintigste eeuw uit alle macht probeert op te lossen: het koloniale vraagstuk,’ in Haïti voor het eerst in al zijn complexiteit aan de orde kwam; in Haïti werd de knoop voor het eerst vastgetrokken en voor het eerst ook losgetrokken.
Latere historici in Haïti, Frankrijk en de Verenigde Staten hebben nieuwe visies gegeven op de kolonie Saint-Domingue en haar ondergang. Er kwamen uitvoerige studies over het slavenbestaan en de ‘vrije mensen van kleur’, nieuwe geschiedenissen van de revolutie en nieuw onderzoek naar de invloed van Afrikaanse culturen op het verloop ervan. Tegelijk verschenen studies over slavernij, slavenverzet en het emancipatieproces elders in Noord- en Zuid-Amerika, wat ook nieuw licht wierp op de Haïtiaanse Revolutie. Door al dat werk werd beter zichtbaar hoe de gebeurtenissen destijds werden beleefd – en dat ze van groot belang waren voor de bredere worsteling om de invulling van vrijheid en burgerschap, een gevecht dat in de achttiende en negentiende eeuw de Atlantische wereld mede vormgaf.
De revolutie begon als verzet van witte kolonisten tegen het Franse rijksgezag, maar al snel werd het een gevecht om rassengelijkheid, en vervolgens een strijd tegen slavernij. De slaven die in 1791 in opstand kwamen, organiseerden zich tot een geduchte militaire en politieke macht, die op den duur door de republikeins-Franse bestuurders in de arm genomen werd. Deze republikeinen, belaagd door vijanden binnen en buiten de kolonie, gingen in 1793 een verbond aan met de opstandige slaven. Ze boden vrijheid in ruil voor militaire steun, wat heel snel uitliep op afschaffing van de slavernij in de kolonie. Dit besluit, genomen in Saint-Domingue, werd in 1794 in Parijs geratificeerd. De slaven in alle Franse koloniën werden burgers van de Franse Republiek.
Deze gebeurtenissen vormden de radicaalste politieke verandering van het ‘Revolutietijdperk’, de periode die loopt van de jaren 1770 tot de jaren 1830. Het was ook de duidelijkste concretisering van het idee dat de ‘Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger’, in 1789 door Frankrijk geproclameerd, universele rechten betrof. Men kon ze niet tot Europa beperken en niet voorkomen dat ze in de koloniale havens aan land zouden gaan, hoewel zulke maatregelen vaak werden bepleit.
Uitbreiding van het burgerschap
Het slavenoproer van Saint-Domingue leidde tot uitbreiding van het burgerschap over rasgrenzen heen, in weerwil van de gigantische politieke en economische belangen die destijds met het slavernijsysteem gemoeid waren. Als wij nu in een wereld leven waar een democratisch bestel in principe niemand uitsluit, dan komt dat voor een aanzienlijk deel door het optreden van de slaven in Saint-Domingue die volhielden dat mensenrechten ook hún rechten waren.
In die eerste fase van de Haïtiaanse Revolutie mikten de opstandige slaven niet op een breuk met Frankrijk. Onafhankelijkheid of autonomie was iets waar toen vooral slavenhouders om riepen, niet de slaven. De slaven werden gaandeweg bondgenoot van de rijksmacht. Ze hielpen bij de verdediging van de kolonie tegen de vijanden van Frankrijk, en op die manier verwierven ze de vrijheid en burgerrechten. ‘De verschrikkelijkste ramp die ooit een imperium getroffen heeft’, zoals de revolutie ooit werd genoemd, stelde feitelijk een ingrijpend probleem aan de orde voor koloniale imperia in hun toenmalige vorm, en korte tijd bood zij een model voor andersoortige rijksrelaties.
Een echte nationale bevrijdingsoorlog begon in Saint-Domingue pas na de eeuwwisseling. De emancipatie werd in 1794 in de wacht gesleept door een verbond met de Franse Republiek, maar werd pas veiliggesteld door de overwinning op het Franse leger in 1803. De inwoners van het nieuwe land Haïti ontliepen daarmee het droeve lot van de mensen op een ander Frans eiland, Guadeloupe, waar in 1803 het grootste deel van de bevolking weer tot slaaf werd gemaakt.
De periode tussen deze twee spectaculaire kantelmomenten werd gedomineerd door de legendarische leider Toussaint Louverture. Als generaal en hoogste legerleider in de kolonie diende hij de Franse Republiek door Saint-Domingue tegen buitenlandse invallers te beschermen. Tegen het einde van de jaren 1790 begon hij als politieke en militaire spilfiguur van de kolonie een autonoom binnenlands en internationaal beleid uit te stippelen. Hij legde daarmee de grondslag voor de onafhankelijkheidsstrijd na zijn gevangenneming in juni 1802 en zijn dood in gevangenschap. Hij stond in deze periode van acht jaren voor de grote dilemma’s waarmee ook zijn opvolgers in het onafhankelijke Haïti te maken zouden krijgen, net als nationalistische leiders elders in het Caribisch gebied. (C.L.R. James vergeleek hem in 1963, in het voorwoord bij een heruitgave van zijn boek, met Fidel Castro.)
Voor het behoud van de emancipatie was volgens Louverture nodig dat ook de plantage-economie behouden werd, en dat witte planters werden gestimuleerd om terug te komen. De voormalige slaven hadden zich de vrijheid heel anders voorgesteld. Maar Louverture handhaafde en verfijnde een systeem van gedwongen arbeid met als doel dat zij op de plantages bleven werken.
Een nieuw soort samenleving
Historici hebben onderzocht hoe het einde van de slavernij tot nieuwe conflicten en nieuwe vormen van onderdrukking heeft geleid in plantagesamenlevingen zoals Jamaica, Cuba en de Verenigde Staten. Saint-Domingue was na de revolutie de eerste ‘postemancipatie’-samenleving in heel Amerika. Wat hier plaatsvond, diende later als referentiepunt bij debatten over de beste manier om van slavernij tot vrijheid te komen.
De afschaffing van de slavernij ging in Saint-Domingue abrupt. Er was hier geen periode van geleidelijke overgang zoals die er later wel zou komen in de noordelijke Verenigde Staten. De meeste abolitionisten waren voorstander van geleidelijkheid. In Saint-Domingue stonden de bestuurders voor een onthutsende nieuwe situatie. Ze moesten een manier bedenken om de effecten van emancipatie in goede banen te leiden. Het nieuwe arbeidsregime dat in de plaats van slavernij kwam, stond binnen enkele jaren onder leiding van zwarten, veelal voormalige slaven.
Maar de toenemende onenigheid tussen bedrijfsleiders en plantagewerkers over de grenzen van de vrijheid had toch veel overeenkomsten met de strijd die zijn sporen zou trekken door latere emancipatieprocessen. Als we de Haïtiaanse Revolutie in deze context plaatsen, gaan we meer begrijpen van haar kenmerkende, ingewikkelde maatschappelijke conflicten.
Afrikaanse revolutie
De Haïtiaanse Revolutie was als transcultureel gebeuren uniek. De bevolking van Saint-Domingue was in de achttiende eeuw niet alleen merendeels slaaf, maar ook merendeels in Afrika geboren. De slaven kwamen uit heel verschillende regio’s, hadden ook allerlei politieke, sociale en religieuze achtergronden, en de Haïtiaanse Revolutie nam vormen aan die deze Afrikanen hadden meegebracht. James zag lang geleden al dat deze revolutie een voorloper was van de dekolonisatiestrijd in Afrika.
Vandaag beseffen we meer en meer dat de Haïtiaanse Revolutie in veel opzichten een Afrikaanse revolutie was. Maar voor historici van de Haïtiaanse Revolutie is er, zo heeft David Geggus opgemerkt, geen moeilijker probleem dan ‘het dubbele gevaar’ dat we de slaven ‘ofwel exotiseren, ofwel verwesteren’ om op die manier ‘een voorstelling te krijgen van de attitudes en opvattingen van die Afrikanen, en kinderen van Afrikanen, van twee eeuwen geleden’.
Al sinds het ogenblik waarop slaven in Saint-Domingue in 1791 in opstand kwamen, gaan beschouwingen over de revolutie vaak uitvoerig in op het geweld. Dat de bloedbaden van de Haïtiaanse Revolutie soms het werk waren van opstandige slaven, en later van zwarte officieren en soldaten, heeft mensen gefascineerd en er is intensief over gedebatteerd. Veel auteurs menen rekenschap te moeten afleggen voor het geweld van deze of gene partij. Beging de ene partij eerst een gruweldaad en was de andere dan alleen op vergelding uit? Waren gruweldaden van de rebellen alleen maar een antwoord op die van slavenhouders?
Politiek geweld was een belangrijk kenmerk van de Haïtiaanse Revolutie, zoals van veel eerdere en latere revoluties. De Haïtiaanse verdient een lezing die het geweld in zijn context plaatst, de complexiteit van dat geweld onder ogen ziet, en zich er niet door laat afleiden van de ideologische en politieke betekenis van de idealen en ideeën die ze voortbracht.
Ras
Nog een vereiste voor goed begrip van de Haïtiaanse Revolutie is dat rassenkundige termen – wit, zwart, mulat – niet worden gebruikt als verklarende categorieën, maar als sociale constructies die zelf om verklaring vragen. Wie het individuele en collectieve handelen tijdens de revolutie hoofdzakelijk in termen van ras of klasse verklaart, krijgt vaak geen compleet of samenhangend beeld van het hoe en waarom. Bevolkingsgroepen van Afrikaanse afkomst die niet in slavernij leefden waren bijvoorbeeld maatschappelijk en politiek zeer divers.
Binnen die groepen waren velen van gemengde Europees-Afrikaanse afkomst, maar niet iedereen; een klein aantal was zwart. De algemene aanduiding ‘mulat’ is daarom misleidend: ze behelst een raciale versimpeling van een complexe werkelijkheid, en daarom heb ik hem vermeden. Ik gebruik de term die de voorkeur had van veel politiek actieve leden van deze groep in de tweede helft van de achttiende eeuw: gens de couleur libres, of korter, gens de couleur – vertaald als ‘vrije mensen van kleur,’ ‘mensen van kleur’ of ‘vrije gekleurden’.
Identificatie met een ras speelde duidelijk wel een uiterst belangrijke rol in de revolutie en was, naast economische, sociale en culturele factoren, mede bepalend voor het handelen van individuen en groepen en voor hun reacties op elkaar. Tegelijk waren er allerlei ideologische en politieke krachten die soms verdeeldheid brachten binnen groepen die een ‘ras’ vormen en die wij daarom misschien te gemakkelijk als een eenheid zien. De meest zinvolle benadering is dat we kijken naar de politieke projecten die in de diverse stadia van de revolutie ontstonden, en naar manieren waarop mensen en groepen daar vorm aan gaven en er zelf ook door gevormd werden.
Vertaald door Arend Smilde
Boek: Wrekers van de Nieuwe Wereld
Noten ▼
1 – De woorden ‘waren daar tot slaaf gemaakt’ heb ik hier ingevoegd, mede om duidelijk te maken in welke betekenis de term ‘slaafgemaakte’ of ‘tot slaaf gemaakte’ in dit boek wordt gebruikt. Ze dient als verwijzing naar een al of niet aanwijsbaar moment waarop de verandering van juridische status heeft plaatsgevonden. In mijn waarneming is dit de betekenis waarin de meeste Nederlandstaligen deze term spontaan opvatten. Afgeleide, verruimde of toegevoegde betekenissen, die in hedendaags Nederlands discours over het slavernijverleden en hedendaags racisme soms een belangrijke functie hebben, bleken in het kader van een geschiedenisboek niet goed bruikbaar en zelfs verwarrend. Daarom, maar ook omdat het woord slave(s) bijna duizend keer in de Engelse tekst van dit boek voorkomt, heb ik het in de regel eenvoudig als ‘slaaf ’ of ‘slaven’ vertaald. Waar de auteur enslaved schreef, heb ik dat in principe gehonoreerd met de langere term. Deze aanpak heeft zijn instemming.
2 – De betekenis van ‘emancipatie’ en ‘emanciperen’ is in dit boek het precieze tegendeel van ‘tot slaaf maken’: ‘vrijlating’ of ‘vrijmaking’, resp. ‘in vrijheid stellen’. Het gaat hier dus niet om een proces of trend of ideaal, maar om formele beëindiging van de eigendomsrelatie die het wezen van de slavenstatus uitmaakt.
3 – De termen ‘Antillen’ en ‘Caribisch gebied’ gelden voor de auteur als vrijwel synoniem en inwisselbaar: ‘Caribisch’ is alleen noodzakelijk wanneer de term duidelijk mede verwijst naar delen van het Latijns-Amerikaanse kustgebied tot en met Frans-Guyana (dus inclusief Suriname). In de vertaling is deze regel gevolgd, weliswaar met een royaler gebruik van ‘Antillen’ – vooral omdat dit een korter en mooier woord is, maar tegelijk als herinnering aan het feit dat er naast Nederlandse ook Franse, Engelse en nog meer Antillen bestonden en bestaan.