Generaal, schrijver, dandy, fijnproever, wereldreiziger en landschapsarchitect. Wie dat op zijn visitekaartje kan zetten mag zich veelzijdig noemen. De Bundeskunsthalle in Bonn wijdt een tentoonstelling aan de excentrieke negentiende-eeuwse Duitse vorst Hermann graaf von Pückler-Muskau (1785-1871). Als ontwerper van tuinen liet hij ook in Nederland sporen na.
Onder de titel Parkomanie. Die Gartenlandschaften des Fürsten Pückler is tot 18 september 2016 een tentoonstelling te zien rond de in de vergetelheid geraakte, veelzijdige Pruisische aristocraat. Twee van de door hem in Engelse stijl aangelegde tuinen staan op de UNESCO Werelderfgoedlijst: een in Bad Muskau, aan de Neisse op de grens met Polen, en een in Babelsberg bij Potsdam. Ze worden beide gerekend tot de hoogtepunten van de negentiende-eeuwse Europese landschapsarchitectuur. Maar eigenlijk is Pückler zelf veel interessanter.
Vorstendom Muskau
De jonge Hermann von Pückler-Muskau kreeg in zijn jeugd de reputatie ‘oncontroleerbaar’ te zijn. In 1802 brak hij tegen de wens van zijn vader een rechtenstudie in Leipzig af om dienst te nemen als luitenant in het Saksische ‘Regiment der Gardes du Corps’. Zijn bizarre door de romantiek geïnspireerde escapades buiten de kazerne leverden hem algauw de bijnaam ‘Dolle Pückler’ op. Zo mocht hij graag over Unter den Linden in Berlijn heen en weer rijden in een rijtuigje getrokken door vier witte herten. Af en toe hield hij dan halt om dames te versieren.
Maar een uitbundige levensstijl kost veel geld en Pückler werkte zich diep in de schulden. In 1804 vluchtte hij daarom naar Wenen. Daar begon Pückler aan een voetreis die hem door Zwitserland, Italië en Frankrijk voerde, voor hij in 1810 terugkeerde naar Muskau. Na de dood van zijn vader werd hij ‘Herr der Freie Standesherrschaft Muskau’. Een ‘Standesherr’ had historisch veel vrijheden en privileges.
De vrije heerlijkheid Muskau omvatte naast het stadje Bad Muskau een gebied van circa 500 km² met 41 dorpen, diverse landerijen, een ijzermijn, een bruinkoolmijn, smederijen en glasblazerijen. Oorspronkelijk viel Muskau onder het koninkrijk Bohemen, dat op zijn beurt deel uitmaakte van het Heilige Roomse Rijk. Maar na de Napoleontische oorlogen kwam het te vallen onder de koning van Pruisen.
Engelse tuinen
In de slag bij Leipzig of de Volkerenslag in oktober 1813 versloeg een anti-Franse coalitie Napoleon. Pückler diende als adjudant van Karl August groothertog van Saksen-Weimar. Daarna was hij verbindingsofficier met tsaar Alexander I en fungeerde hij enige tijd in het Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden als militair gouverneur van Brugge. Het beheer van zijn eigen vorstendommetje liet hij in die jaren over aan zijn vriend de dichter en componist Leopold Schefer.
Op een reis door Engeland was Pückler erg onder de indruk geraakt van de Engelse tuinen en landschapsparken. In 1815 begon hij in Muskau enthousiast met een uitgebreide renovatie van zijn eigen kasteeltuin in Engelse stijl. De tuin van Slot Muskau werd een regelrechte sensatie en een voorbeeld voor andere tuinen. Pückler’s reputatie was meteen gevestigd. Zijn visie op tuinen legde Pückler vast in het boek Andeutungen über Landschaftsgärtnerei, dat in 1834 verscheen. Zijn stijl was veel losser en natuurlijker dan de tot dan toe wat stijve Duitse interpretatie van Engels tuindesign.
Reizen
Pücklers passie voor tuinaanleg, vrouwen en luxe bracht hem opnieuw in financiële moeilijkheden. Op voorstel van zijn ruimdenkende echtgenote gravin Lucie von Hardenberg liet hij zich in 1826 van haar scheiden om een schijnhuwelijk aan te gaan met een rijke Engelse dame. Maar omdat het plannetje er te dik bovenop lag, trapte geen Engelse dame erin. Ook na de scheiding bleven Pückler en de oudere Lucie een vast koppel, waarbij hij er met haar medeweten regelmatig minnaressen op na hield.
Na drie jaar van reizen door het Verenigd Koninkrijk was de kust veilig genoeg voor Pückler om terug te keren naar Muskau. De lange brieven die hij aan zijn ex-vrouw had geschreven over Engeland, bracht hij uit onder het pseudoniem Semilasso. Briefe eines Verstorbenen verscheen in twee delen in 1832. Pückler schetst op humoristische wijze de Britse sociale verhoudingen en het land zelf. Het werd onverwacht een internationale bestseller.
Als rechtgeaard romanticus ondernam Pückler in 1835 een grote reis door de Oriënt. Door Algerije, Tunesië en Griekenland reisde hij naar Egypte, waar hij bevriend raakte met kedive Mohammed Ali pasja. Op Nijlexpeditie drong hij door tot Wad Madani ten zuidoosten van Khartoem in de Soedan. Daar kocht hij een Ethiopische slavin genaamd Mahbouba. Hij raakte aan haar verknocht en nam haar tegen de heersende conventies in mee naar Muskau. Helaas overleed zij vrij snel aan de tering. In 1836 bracht Pückler zijn reisverhaal uit als Semilasso in Afrika. In 1838 maakte hij verdere reizen door het Midden-Oosten en Klein-Azië.
Prins Frederik
Hoewel Pückler de nodige inkomsten had uit zijn bezittingen en van zijn boeken, vloog het geld er net zo hard weer uit. Vooral zijn tuinprojecten drukten op de begroting. In 1845 was vluchten geen optie meer en de excentrieke vorst moest de vrije heerlijkheid Muskau verkopen. Via het Pruisische hof in Berlijn werd een koper gevonden in de persoon van prins Frederik der Nederlanden, de jongere broer van koning Willem II. Prins Frederik was een van de rijkste mannen van Europa en betaalde de voor die tijd enorme som van 1,7 miljoen thalers. Hij werd met de koop meteen de nieuwe vorst van Muskau en kwam hiermee in het bezit van Pücklers grootse landschapspark.
Ver weg van Nederland kon de schatrijke Oranje-Nassau telg hier zelf ongestoord vorstje spelen. Frederik bezat al meerdere landgoederen in Duitsland, maar door de acquisitie van Muskau werd hij de grootste particuliere grootgrondbezitter van Duitsland. Prins Frederik schakelde Pückler ook in om de tuinen van zijn Wassenaarse landgoederen onder handen te nemen, zoals De Paauw, tegenwoordig het stadhuis van Wassenaar, en het vlakbij gelegen De Raephorst, eigendom van prinses Beatrix.
IJsje
Na de verkoop van Muskau verhuisde Pückler naar zijn landgoed Branitz bij Cottbus. Daar zou hij tot zijn dood op 86-jarige leeftijd in 1871 aan het bijhorende park blijven werken. Een areaal van 600 hectare landbouwgrond werd veranderd in een prachtige, voor publiek opengestelde tuin. Na zijn dood werd volgens zijn wens zijn lichaam opgelost in zwavelzuur en kaliumhydroxide. De restanten werden bijgezet in een piramide op een eiland in de vijver van park Branitz.
De excentrieke dandy, militair, landschapsarchitect en reisschrijver leefde in Duitsland vooral voort in een naar hem vernoemd type ijs: Fürst Pückler Eis. Het ijs bestaat uit een bruine, witte of gele en roze laag, meestal chocolade, vanille of ananas en aardbei. Over wie het ijsje heeft bedacht, verschillen de bronnen van mening: een banketbakker uit Cottbus of een kok aan het Pruisische hof?
Parkomanie
De boeiende tentoonstelling Parkomanie. Die Gartenlandschaften des Fürsten Pückler is net zo veelzijdig als Pückler zelf was. Met 250 objecten van 30 musea en stichtingen, waaronder schilderijen, tekeningen, lithografieën, manuscripten, 3D-video’s en voorwerpen, wordt een goed beeld geschetst van de kleurrijke vorst met de groene vingers. Op de ruime daktuin van het museum zijn elementen uit zijn tuinen aangelegd.
Boek: Parkomanie. Die Gartenlandschaften des Fürsten Pückler
Boek: Prins Frederik der Nederlanden 1797-1881 – Gentleman naast de troon