Noem de naam Jim Thompson en in Thailand, Maleisië en Singapore weten de meeste volwassenen nog altijd over wie het gaat. De Amerikaan Jim Thompson hield zich bezig met diplomatie en inlichtingenzaken, maar hij was vooral de man die de moderne Thaise zijde-industrie tot bloei bracht. En hij was de man die in 1967 spoorloos verdween in de Cameron Highlands in Maleisië, met de vaak wildste speculaties en theorieën als gevolg, tot op de huidige dag.
In zijn bijzondere huis in de Thaise hoofdstad Bangkok zaten ze graag bij Jim Thompson aan tafel: beroemdheden van zeer uiteenlopende soort. Om er slechts een paar te noemen: acteurs Charlie Chaplin, Katherine Hepburn en Elizabeth Taylor, schrijvers Truman Capote en Tennessee Williams, presidentsweduwe Eleanor Roosevelt, (toen nog) vice-president Lyndon Johnson, prinses Grace (Kelly) van Monaco en koningin Sirikit van Thailand. In de jaren vijftig en zestig was Thompson in Bangkok een hele meneer. En dat terwijl hij nooit meer dan een paar woorden Thais had leren spreken.
James Harrison Wilson Thompson werd op 21 maart 1906 geboren in Greenville in de Amerikaanse staat Delaware. Zijn vader was textielfabrikant. Na zijn opleiding aan Princeton University en de University of Pennsylvania ging Jim aan de slag bij een Newyorks architectenbureau.
Eind jaren dertig gooide hij het roer in twee opzichten om. Politiek stapte hij over van de Republikeinen naar de Democraten. En zijn baan bij het architectenbureau zegde hij op om zich als militair te melden bij het Delaware National Guard Regiment. In 1941 leerde Thompson in Fort Monroe (Virginia) kapitein Edwin Black kennen. Deze bracht hem in contact met Patricia Thraves. Volgens Thompson-biograaf William Warren was zij ‘behalve blond en mooi ook kunstminnend’. Jim en Pat trouwen in 1942, om overigens in 1946 weer te scheiden: zij voelde niets voor verhuizing naar Bangkok, waartoe Jim toen had besloten.
Kapitein Black beïnvloedde nog een stap in Thompsons leven. Hij haalde hem over te gaan werken bij het Office of Strategic Services (OSS), voorloper van inlichtingendienst CIA. Het OSS was gespecialiseerd in subversieve propaganda, verzamelen van inlichtingen en clandestiene acties achter vijandelijke frontlinies. In de Tweede Wereldoorlog hield Thompson zich met dat vaak riskante werk eerst bezig in Noord-Afrika, daarna in Italië en Frankrijk.
Naar Thailand
Vervolgens meldde hij zich vrijwillig voor overplaatsing naar de Pacific, waar de geallieerden streden tegen Japan. Hij werd ingedeeld bij een OSS-eenheid die zou worden ingezet in Thailand en kreeg onder meer een jungle-training op Ceylon (nu Sri Lanka). Veel later, na zijn verdwijning in de Cameron Highlands, zou die jungle-training een rol spelen bij de speculaties over wat er met hem was gebeurd, verdwaald als hij wellicht was in de Maleisische wildernis. Ook werden Jim en zijn OSS-collega’s in contact gebracht met in het buitenland verblijvende leden van de Vrije Thai. Die organisatie vocht in Thailand tegen de Japanners.
Thompson en de zijnen zouden in augustus 1945 worden gedropt boven noordoost-Thailand, bij de grens met Cambodja. Maar toen ze onderweg waren in een Dakota-transportvliegtuig kwam het nieuws van de Japanse capitulatie. Thompsons groep werd in Rangoon (Birma, nu Yangon in Myanmar) aan de grond gezet. Een paar dagen later volgde transport naar Bangkok, dat nog vol zat met Japanse troepen, maar die hadden de capitulatie geaccepteerd.
Het was een chaotische tijd, waarin Thompson hoofd werd van het plaatselijke OSS-bureau. Ook zette hij met mede-OSS-officier Alexander MacDonald een Amerikaans consulaat op. Daarna gingen hun wegen uiteen. MacDonald stichtte in 1946 met een Thaise compagnon de (nog steeds bestaande) krant The Bangkok Post. Thompson wilde met een groepje investeerders het in de jaren 1880 begonnen, maar in het slop geraakte Oriental Hotel tot nieuwe bloei brengen. Na meningsverschillen trok Thompson zich uit het project terug.
Intussen was hij gaan fungeren als informele adviseur van de in Bangkok geopende Amerikaanse ambassade en was hij er een poosje militair attaché. Ook voor het OSS was hij nog enige tijd actief, maar niet erg lang, zo bevestigde na Thompsons verdwijning een CIA-functionaris die diens dossier had ingezien. Wel leerde hij die eerste naoorlogse jaren de weg in kringen van Vietnamezen, Laotianen en Cambodjanen die vanuit Thailand zonnen op mogelijkheden hun landen te ontworstelen aan het Franse kolonialisme. Het bracht hem ook naar de grensstreken in de Thaise regio Isan. Voor zijn toekomst zou dat belangrijk blijken.
Zijde-industrie
In de Isan groeien moerbei-bomen waarvan de bladeren de zijderups tot voedsel dienen. Thompson trof een kwijnende zijde-nijverheid aan. De stof werd alleen nog geweven voor gebruik in de eigen familie, de kleuren werden snel vaal. Tegen de concurrentie van de Europese en Japanse textielindustrie waren de Thaise wevers niet opgewassen.
Al sinds hij in Bangkok was aangekomen kocht Thompson af en toe zijde, meestal lappen van zo’n 1,40 meter lang, bedoeld om sarongs voor mannen en vrouwen van te maken. Ook in de Isan schafte hij het nodige aan. Met enkele koffers vol zijde vloog hij naar de Verenigde Staten. Daar bleek zijn ontmoeting met Edna Woolman Chase van doorslaggevend belang. Zij leidde het invloedrijke mode- en lifestyle-blad Vogue en was zeer enthousiast over wat Thompson liet zien. Voor hem stond daarmee vast dat er voor zijde een internationale markt was.
Eind 1948 sloeg hij de handen ineen met zijn Californische zakenrelatie George Barrie. Ze richtten de Thai Silk Company Ltd. op. Er werden vijfhonderd aandelen uitgegeven, waarvan 51 procent werd geplaatst bij Thaise investeerders. Barrie en Thompson zelf namen elk negentig aandelen voor hun rekening. In de loop der jaren gaf Thompson er zes weg. Hij werd managing director van het bedrijf tegen een salaris van drieduizend dollar per jaar. In 1967, het jaar van zijn verdwijning, was dat opgelopen tot 33.000 dollar – een prima inkomen, maar te weinig om miljonair mee te worden.
De kern van de onderneming waren wevers die Thompson had ontmoet in de Bangkokse wijk Bangkrua. Ook wevers in de buurt van de stad Korat, ten noordoosten van Bangkok, produceerden voor het bedrijf.
Innovaties
Thompson zelf was onder meer actief als verkoper van de zijde van de Thai Silk Company. Maar twee andere zaken waren ten minste zo belangrijk. Ten eerste liet hij de wevers niet meer werken met de traditionele plantaardige kleurstoffen die bij gebruik van de zijde vrij snel vervaagden. In plaats daarvan introduceerde hij kleurvaste chemische kleurstoffen uit Zwitserland. Bovendien ontwierp hij geregeld nieuwe patronen en kleurcombinaties die het in de markt heel goed bleken te doen.
Niet alleen de Thai Silk Company draaide goed. Ook andere ondernemers gingen hun geluk in de zijdesector beproeven, zodat Thompson na verloop van tijd tal van concurrenten had. Bij elkaar zorgden zij voor groei en bloei van de moderne Thaise zijdeproductie.
Jim Thompson House
Naast zijn werk stak Thompson ook de nodige tijd in het verzamelen van Thaise kunst en antiek. Zijn collectie werd zo groot, dat zijn woning te klein werd. Daarom liet hij elders in Bangkok een nieuw, groter wooncomplex bouwen. Hij liet zijn oog vallen op een perceel grond aan een klong (kanaaltje) vlak bij de wevers in Bangkrua die hij vrijwel dagelijks bezocht. Het nieuwe huis werd samengesteld uit de onderdelen van zes traditionele houten woningen die hij had gekocht in Bangkok en de voormalige hoofdstad Ayutthaya. Wanden met houten decoraties aan de buitenkant liet hij omdraaien, zodat de decoraties in zijn nieuwe woning aan de binnenzijde zaten. Een trappartij die bij een van de oude woningen buiten was aangebracht, liet hij eveneens inpandig aanbrengen.
Zo ontstond een prachtige woning die met de uitgestalde kunstcollectie veel weg had van een museum. Begin april 1959 was de bouw klaar. Thompsons huis werd een sociale ‘hotspot’ in Bangkok. Avond aan avond ontving hij gasten uit binnen- en buitenland, onder wie de beroemdheden die aan het begin van dit verhaal werden genoemd.
Het huis had zo’n aantrekkingskracht dat Thompson geregeld onbekenden in zijn tuin aantrof. Hij maakte van de nood een deugd en stelde zijn woning plus collectie twee dagen per week open voor bezoekers. De opbrengst van de kaartjes ging naar een blindenschool in de buurt. Tegenwoordig wordt wat nu het Jim Thompson House Museum heet beheerd door een stichting. Het is een toeristische trekpleister.
Verdwijning
Al met al groeide Thompson uit tot de beroemdste farang (buitenlander) niet alleen in Bangkok en de rest van Thailand, maar vermoedelijk in heel Zuidoost-Azië. Maar toen werd het 1967, het fatale jaar van zijn verdwijning.
Tot Thompsons vriendenkring behoorde het echtpaar Ling in Singapore. Dr. Tien Gi Ling was een in de VS opgeleide chemicus die in Singapore werkte bij een Europees bedrijf. Zijn echtgenote Helen was geboren Amerikaanse. De Lings hadden een vakantiewoning in Maleisië die, als ze er niet zelf verbleven, werd verhuurd door een in de omgeving wonende Nederlandse bemiddelaar. Deze Moonlight Cottage stond nogal geïsoleerd aan het einde van Jalan Kamunting, een weggetje bij het plaatsje Tanah Rata in de Cameron Highlands.
Dit grotendeels met jungle overdekte berggebied was in 1885 ‘ontdekt’ door de Britse landmeter William Cameron en naar hem genoemd. Britse kolonialen kwamen er graag vanwege het koele klimaat. Verder bleek het gebied geschikt voor theeplantages en de verbouw van groenten. Ook nu nog worden er naast thee onder meer aardbeien geteeld (witte waarvoor de plantjes uit Japan worden geïmporteerd, rode uit Nederland, zo vernam ik zomer 2023 ter plekke).
De Lings hadden Thompson en hun gezamenlijke vriendin Connie Mangskau, die in Bangkok een bekende antiekzaak had, uitgenodigd de paasdagen bij hen door te brengen in de Cameron Highlands. Twee dagen na zijn eenenzestigste verjaardag vlogen Thompson en Mangskau op donderdag 23 maart 1967 van Bangkok naar George Town op het Noord-Maleisische eiland Penang. Op Goede Vrijdag reisden ze per taxi verder naar Moonlight Cottage bij Tanah Rata.
Het plan was dat Thompson, Mangskau en de Lings op maandag naar Singapore zouden rijden. Thompson had daar die avond een diner-afspraak met de Amerikaanse ambassadeur en Edward Pollitz, een Amerikaanse zakenman die in Singapore een textielbedrijf wilde beginnen. Maar het liep anders.
Op zondag 26 maart, eerste paasdag, picknickte het gezelschapje in de buitenlucht, op zo’n drie kwartier rijden van Moonlight Cottage. Kort na tweeën ’s middags reden ze terug, waarna Mangskau en de Lings een dutje gingen doen. Door hun open raam hoorden de Lings dat op het terras een aluminium ligstoel werd neergezet, daarna zich verwijderende voetstappen. Jim zou wel een wandelingetje gaan maken, dachten ze.
Toen het rond zes uur snel donkerder werd en Thompson nog steeds niet terug was, werden de drie anderen ongerust. Ze belden de Nederlandse verhuuragent en de politie. De Nederlander kwam langs met een Britse majoor die bij hem op bezoek was. Zou Jim misschien een junglepad hebben genomen en zijn verdwaald? De verhuuragent en de majoor gingen zoeken, maar kwamen tegen middernacht onverrichter zake terug.
Zoekactie en speculaties
De volgende dag, maandag, zette de politie een eerste grote zoekactie op touw, waaraan zo’n honderd mensen deelnamen. Ook de volgende negen dagen werd de jungle in de omgeving doorzocht. Honderden mensen deden eraan mee, ook orang asli (oorspronkelijke bewoners van de regio die de jungle goed kenden). Zelfs enkele helikopters werden ingeschakeld. Maar Thompson bleef spoorloos. Kranten in heel de wereld hadden intussen de mysterieuze verdwijning van ‘de Thaise zijdekoning’ gemeld.
Al snel begonnen allerlei beweringen, veronderstellingen en speculaties de ronde te doen. De aard van het gebied bevorderde dat. Tijdens de Emergency (1948-1960) waren antikoloniale communistische guerrillastrijders in de Cameron Highlands actief geweest. Hadden communisten de hand in Thompsons verdwijning? En die taxirit van Thompson en Mangskau van George Town naar Tanah Rata, was ook die niet verdacht? Ze hadden twee keer van taxi moeten wisselen, wat stak daar achter?
Het aantal speculaties nam steeds verder toe. Was Thompson wellicht expres verdwenen? Was hem in de jungle iets naars overkomen, een ontmoeting met een roofdier bijvoorbeeld? Was hij in een ravijn gevallen? Was hij door criminelen ontvoerd? Was er een verband met de politiek in Thailand of Laos of Cambodja, waarvan Thompson op de hoogte was door zijn vroegere activiteiten als OSS-man?
Twee zaken joegen de speculatiegolf tot ongekende hoogten op. Ten eerste de bemoeienis van helderzienden, waarzeggers en sterrenwichelaars uit binnen- en buitenland. Een belangrijke aanjager uit die kringen was Peter Hurkos (1911-1988). Deze in Dordrecht geboren schilder was begin jaren veertig van een ladder gevallen, in coma geraakt en nadat hij daaruit was ontwaakt naar eigen zeggen begiftigd met helderziende gaven. In de VS maakte hij daarmee naam.
In 1967 kwam Hurkos naar Maleisië. Nadat hij zich onder meer in Moonlight Cottage op de hoogte had gesteld, wist hij het zeker (‘I’d give my neck on it’ – ofwel: ik durf er mijn hoofd onder te verwedden): niet ver van Moonlight Cottage was de wandelende Thompson overvallen en ontvoerd. Naar Cambodja. Door communisten. Hurkos wees op een kaart een plek aan en gaf een plaatsbeschrijving. De Cambodjaanse prins en politicus Norodom Sihanouk heeft het later laten nagaan. Het leidde tot niets.
Ook andere speculaties hadden een politieke achtergrond. Als OSS-man was Thompson op goede voet geraakt met Pridi Banomyong (1900-1983). Deze was in de Tweede Wereldoorlog leider van de Vrije Thai, daarna premier, in 1947 afgezet door het leger en twee jaar later uitgeweken naar China. Altijd onbewezen bleef het verhaal dat Pridi de hand zou hebben gehad in de gewelddadige dood van de jonge koning Ananda Mahidol (Rama VIII) in 1946. In Pridi’s Chinese ballingsoord Kanton zou Thompson bij hem onderdak hebben gevonden. Het was en bleef een wild verhaal.
Testament
Eveneens bevorderlijk voor speculaties was vijf maanden na Jims verdwijning de dood van zijn oudste zus. Katharine Thompson Wood was in haar huis in Pennsylvania doodgeslagen. Zou(den) de moordenaar(s) op zoek zijn geweest naar Jims tweede testament? In het eerste had hij een Thaise stichting tot zijn erfgenaam gemaakt. In de tweede versie was die vervangen door een Amerikaanse neef. Na zijn verdwijning was dat tweede testament al even spoorloos als Thompson zelf. Na een poos kwam het echter tevoorschijn uit een kluis bij de Thai Silk Company. Die neef en die Thaise stichting hebben de zaak harmonieus afgewikkeld; Thompsons huis en kunstcollectie bleven in Thaise handen. Die afwikkeling gebeurde nadat Thompson zeven jaar na zijn verdwijning volgens zowel de Thaise als de Amerikaanse wet officieel dood was verklaard.
Maar toen verscheen in 1996 ineens van de Singaporese auteur Edward de Roy De Souza over het verdwijningsmysterie een boekje getiteld Solved! (Opgelost!). Volgens De Souza was Thompson lang actief geweest in de drugshandel in de Gouden Driehoek (Thailand, Birma, Laos) en diende de Thai Silk Company alleen om dat te camoufleren. Thompson zou grote hoeveelheden drugs hebben laten transporteren naar de Cameron Highlands.
Volgens De Souza is hij in de Highlands uit eigen beweging ‘verdwenen’. De auteur noemt daarvoor twee mogelijke redenen: ofwel de politie zat hem op de hielen of, waarschijnlijker, hij was bang voor criminele kompanen van wie hij veel geld achterover had gedrukt. De Singaporese auteur stelt dat hij dat vernam van ‘een voormalig correspondent’. Maar die ongeïdentificeerde oud-journalist was volgens De Souza overleden. Zijn ‘verklaring’ kon dus onmogelijk worden gecheckt en klinkt ook erg onwaarschijnlijk.
Zelfs nog in 2009 diste de Amerikaanse schrijfster Francine Mathews een nieuw verhaal op. Ze had gewerkt voor de CIA en ‘geloofde’, schreef ze, dat Thompson ‘iemand’ zou ontmoeten in de Cameron Highlands. Hij zou informatie hebben die de Thaise regering geheim wilde houden, namelijk over de identiteit van de moordenaar(s) van Rama VIII. Thompson zou hebben gedreigd met openbaarmaking. Bewijzen of aanwijzingen liet Mathews achterwege.
Vermoedelijk daarom komt Mathews’ verhaal niet eens voor in de door Lew Toulmin samengestelde, in mei 2015 verschenen grondige inventarisatie en weging van wat er met Thompson kan zijn gebeurd. Toulmin werkte in zo’n dertig landen aan zeer uiteenlopende overheidsprojecten, onder meer op het gebied van rampenmanagement. Voorts was hij betrokken bij zoektochten naar vermiste mensen en kleine vliegtuigen.
The Mysterious Disappearance of Jim Thompson – Lew Toulmin
In zijn honderden pagina’s omvattende inventarisatie van verklaringen voor Thompsons verdwijning verwijst hij de meeste beargumenteerd naar het rijk der fabelen. Slechts twaalf acht hij eventueel mogelijk, maar de meeste ook daarvan toch onwaarschijnlijk tot zeer onwaarschijnlijk. Volgens Toulmin blijven als ‘gematigd waarschijnlijk’ slechts twee mogelijkheden over. Thompson kan in de jungle een zware galblaasaanval hebben gehad. Die had hij wel vaker, een operatie was nodig maar nog niet uitgevoerd. Door zo’n aanval kan hij zijn ingestort, waarop de dood in de jungle volgde. De tweede mogelijkheid is dat hem in de jungle een ongeluk is overkomen, bijvoorbeeld een gebroken voet, been of nek, waarna hij eveneens kan zijn overleden.
Dat van Thompson geen stoffelijke resten zijn aangetroffen bewijst volgens Toulmin niets. Ondanks de inspanningen was het zoekgebied na zijn vermissing relatief beperkt. Bovendien vallen menselijke resten (ook botten) in de jungle snel tot kleine, onherkenbare fragmenten uiteen. Slechts een hernieuwde zoektocht met de modernste hulpmiddelen zou volgens Toulmin iets kunnen opleveren, al acht hij ook dan de kans op succes ‘tamelijk klein’.
Documentaire
Kon daarmee achtenveertig jaar na Thompsons verdwijning het boek worden gesloten? Toch niet helemaal. Twee jaar later kwam producent Barry Broman met een journalistieke documentaire over de kwestie. Die ging in oktober 2017 in première op een filmfestival in de Amerikaanse staat Oregon. Broman liet hem met de nodige toelichting in december zien in de FCCT, de club voor buitenlandse correspondenten in Bangkok.
Kern van de documentaire: Thompson was met Pasen 1967 niet zomaar op bezoek bij vrienden, hij was op een missie. In de Cameron Highlands vroeg hij leden van de Communistische Partij van Maleisië (CPM) naar hun partijleider. Thompson wilde hem spreken. Die partijleider, Chin Peng (1924-2013), in 1961 al uitgeweken naar China, stond in Maleisië te boek als staatsvijand nummer 1. Tijdens de Emergency had hij tot de leiders behoord van de guerrillastrijd in de Cameron Highlands. Volgens de documentaire vertrouwden de benaderde communisten Thompson voor geen cent en brachten ze hem om het leven.
Als bronnen zien we in de documentaire de Singaporese zakenman Teo Pin en de Thais-Amerikaanse zakenman Willis Bird Jr. Teo Pin vertelt wat een oom, vooraanstaand CPM-lid, hem op diens sterfbed toevertrouwde. Willis Jr. laat weten wat hij vernam van zijn vader, die had gediend in het Amerikaanse leger en bij het OSS en die bovendien bevriend was met Thompson.
Is dat dan het echte verhaal? Misschien, hoewel… Documentairemaker Broman is geen kletsmajoor zoals er zovele waren. Hij werkte in de jaren zestig in Zuidoost-Azië als fotograaf voor het Amerikaanse persbureau Associated Press, daarna was hij tot zijn pensioen bijna dertig jaar diplomaat in diverse landen in Azië en Europa. Bij de FCCT in Bangkok erkende hij ruiterlijk dat hij nog steeds vragen had. Wie gaf de opdracht Thompson te vermoorden? Hoe ging dat in zijn werk? Waar is het lijk gebleven? “Ik zou graag nog een paar bronnen meer hebben’’, aldus Broman.
En zo duurt het intrigerende mysterie voort, ook ruim vijfenvijftig jaar na Jim Thompsons spoorloze verdwijning.